100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Straf(proces)recht 1 werkcolleges uitwerkingen week 1 tot en met 11 $3.19
Add to cart

Other

Straf(proces)recht 1 werkcolleges uitwerkingen week 1 tot en met 11

 128 views  7 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Straf(proces)recht 1 alle werkcolleges uitwerkingen (week 1 tot en met 11). Rechtsgeleerdheid bachelor jaar 2 semester 1 Radboud Universiteit Nijmegen 2020/2021.

Preview 3 out of 33  pages

  • November 11, 2020
  • 33
  • 2020/2021
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Opdrachten Straf(proces)recht 1 B2
Week 2
1) Wat wordt in het Wetboek van Strafvordering verstaan onder opsporing en wat is de
relevantie van het opsporingsbegrip? Noem ten minste twee gevolgen van de kwalificatie van
bepaald handelen als "opsporing".
Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder leiding
van de OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijk beslissingen. Vanzelfsprekend is dit
van belang omdat tijdens de opsporing bepaalde rechten ontstaan, zoals kunnen inzetten van
dwangmiddelen of het verkrijgen van bepaalde (klassieke) opsporingsbevoegdheden. Aan de
andere kant ontstaan echter ook plichten, zoals de verbaliseerplicht.
2) Welke vormen van opsporing kunnen worden onderscheiden? Geef van elke vorm een
voorbeeld.
Allereerst kent men de klassieke opsporing, waarbij een feit is gepleegd en justitie vervolgens
opzoek gaat naar de schuldige. Daarnaast kent ment ook vroegsporing, waarbij vermoeden
aanwezig is van het beramen (ook in verband met criminele organisaties) van strafbare feiten.
Als laatste ook nog de repressieve controle. Dit is niet helemaal opsporen, maar het kan
volgens arrest Soest er wel invloed op hebben.
3) Wat is het kenmerkende verschil tussen controle en opsporing? Geef een voorbeeld van
een controlebevoegdheid en van een opsporingsbevoegdheid.
Zoals hierboven beschreven hoeft bij een controle nog geen strafbaar feit te zijn begaan of een
verdenking daarvan. Het is op basis van willekeur mensen controleren of deze een strafbaar
feit begaan en natuurlijk ook om het begaan van dat feit te ontmoedigen. Bij een opsporing
moet al een strafbaar feit zijn begaan of moet een vermoeden bestaan dat dat heeft
plaatsgevonden. Een opsporingsbevoegdheid kan zijn: observatie, afluisteren, achtervolgen,
betreden van plaatsen en ga zo maar door. Een controlebevoegdheid kan de vorm aannemen
van alcoholcontroles bij autobestuurders of controles bij fietsers voor fietsverlichting.
4) Leg uit wat de begrippen sfeercumulatie, sfeerovergang en voortgezette toepassing
inhouden. Wat is het kenmerkende verschil tussen sfeerovergang en sfeercumulatie? Waar
moet voortgezette toepassing worden geplaatst, gelet op dit onderscheid?
Bij sfeerovergang gaat men van de ene sfeer naar de andere. Bijvoorbeeld van het
bestuursrecht naar het strafrecht, maar dit blijft wel binnen dezelfde wet. Zo kan een
politieagent een alcoholcontrole uitvoeren op basis van het bestuursrecht en vervolgens
worden overgegaan op het strafrecht wanneer is geconstateerd dat er een teveel aan alcohol is
gedronken. Dit blijft echter wel binnen dezelfde wet. Dit staat dan ook bekend als een zuivere
sfeerovergang en is vaak niet problematisch.
Een voortgezette toepassing is ongeveer hetzelfde, maar nu wordt gebruik gemaakt van een
andere wel. Een politieagent kan een alcoholcontrole uitvoeren, maar kan daarbij ook op
verboden wapens stuiten waardoor het strafrechtelijke handeling moet verrichten, maar dan
wel op basis van de Wet Wapens en Munitie. Dit is toegestaan, mits de ambtenaar beide
bevoegdheden mag uitoefen en hij hier geen misbruik van bevoegdheden of willekeur
plaatsvindt. Dit is beschreven in het Geweer arrest

,Sfeercumulatie is het inzetten van controlebevoegdheden met het oog een persoon op te
sporen. Dit is toegestaan, mits de opsporingsambtenaar zowel controle – als
opsporingsbevoegdheden mag uitvoeren, de controle niet LOUTER is gebruikt voor de
opsporing en de verdachte niet is geschaad in zijn rechten. Dit staat beschreven in het arrest
Opsporing Vs Controle. Het alleen vragen van bijv. een rijbewijs of identiteitskaart is volgens
het arrest Dynamische verkeerscontrole eigenlijk al voldoende om te laten zien dat ook de
controlebevoegdheid is uitgeoefend.
5) Bespreek de voorwaarden waaronder bovengenoemde modaliteiten zijn toegestaan. Betrek
daarbij de relevante jurisprudentie.
VERWERKT IN DE VRAAG HIERBOVEN.

Casus Sjaak Vos
In casu is sprake van sfeercumulatie, aangezien de agenten in een dienstvoertuig rijden en
over Sjaak al een melding is binnengekomen. De agenten houden Sjaak dan ook staande en
vorderen zijn rijbewijs, hetgeen een controle bevoegdheid is. Hierbij stuiten ze vervolgens
ook op een dik pak cashgeld, waarbij de agenten ambtshalve weten dat dit kan gaan om
witwassen. Op basis van deze verdenking worden strafrechtelijke en opsporingsbevoegdheden
uitgeoefend, zijnde het aanhouden van Sjaak Vos en het innemen van het geld.
Het is duidelijk dat hier sprake is van sfeercumulatie. Het gaat hier verder om 2 agenten in
een opvallend dienstvoertuig en er kan dus van uit worden gegaan dat deze agenten zowel
controle – als opsporingsbevoegdheden mogen uitvoeren. Daarnaast wordt om het rijbewijs
gevraagd, hetgeen volgens Dynamische verkeerscontrole afdoende is voor ook het gebruik
van de controlebevoegdheid. Na het in beslagnemen van het geld is aan Sjaak Vos ook de
cautie gegeven en is medegedeeld waarvan het verdacht werd. Kortom, aan de vereisten van
Opsporing vs Controle lijkt dus te zijn voldaan en de politie agenten hebben daarmee dan ook
rechtmatig opgetreden.

Casusvraag I
Jack en Hans houden zich bezig met afpersing van vastgoedhandelaren en bankiers. Jack en
Hans ruziën al enige tijd over het leiderschap van de criminele bende. Op een dag zit het
Jack zo hoog dat hij besluit zijn wapen uit de auto te pakken en Hans neer te schieten. Meteen
slaat hij op de vlucht in zijn grijze Tesla. Na een paar minuten komt Jack in een
alcoholverkeerscontrole terecht. Op het moment dat hij moet blazen, ziet de verbalisant een
vuurwapen op de achterbank liggen. De verbalisant houdt Jack op heterdaad aan voor
verboden wapenbezit (art. 26 WWM).
a. Zet gemotiveerd uiteen of de handelwijze van de verbalisant rechtmatig is.
Hier is sprake van sfeerovergang en meer specifiek voortgezette toepassing. De agent voert
een controlebevoegdheid uit, zijnde een alcoholcontrole, maar ziet daarbij per toeval ook een
wapens liggen, zonder hiernaar opzoek te zijn. De agent gaat dan ook over tot
opsporingsbevoegdheden op basis van een andere wet. Wanneer er vanuit wordt gegaan dat
de agent tot beide bevoegd is en het lijkt er ook op dat de agent geen misbruik maakt van de
bevoegdheden of willekeurig handelt, is voldaan aan de criteria van het geweerarrest en is dus
rechtmatig gehandeld.

, Stel dat, anders dan hierboven, de verbalisanten op de hoogte zijn van het gepleegde
strafbare feit op het signalement van de dader en de beschrijving van de vluchtauto (een
grijze Tesla). De verbalisant laat Jack stoppen onder het mom van een verkeerscontrole.
Zodra Jack stopt en de ramen opendoet, vraagt de verbalisant: ‘Wat is uw rol geweest bij de
moord op Hans?’ Op het moment dat Jack wil antwoorden, ziet de verbalisant een vuurwapen
op de achterbank liggen. De verbalisant houdt Jack aan voor doodslag (artikel 287 Sr).
b. Zet gemotiveerd uiteen of de handelwijze van de verbalisant rechtmatig is.
Dit zou een voorbeeld zijn van sfeercumulatie, aangezien de controlebevoegdheid wordt
ingezet ten behoeve van de opsporing. Dit is volgens het arrest controle Vs opsporing
mogelijk, maar dan moet wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. We gaan er vanuit
dat de agent bevoegdheid is tot het uitoefen van beide bevoegdheden. Deze agent is echter
alleen bezig met de opsporing en voert geen enkele controlebevoegdheid, zoals het vragen
naar een rijbewijs, uit. Daarnaast wordt ook niet de cautie medegedeeld en is dus niet voldaan
aan die twee criteria beschrijven is het controle vs opsporing arrest en het Soest arrest.
Hiermee is dan ook niet rechtmatig gehandeld.

Week 3
1) Wat houdt het nemo tenetur-beginsel in?
Dit houdt in dat een persoon, of verdachte, niet hoeft mee te werken aan zijn eigen
veroordeling of het vinden van bewijsmateriaal tegen hem. Hierbij komen vanzelfsprekend
ook het recht om te zwijgen, het pressieverbod en de cautieplicht om de hoek kijken.
2) Zet uiteen welk toetsingskader het EHRM in zijn jurisprudentie heeft geformuleerd met
betrekking tot het nemo tenetur-beginsel.
De verdachte is niet verplicht mee te werken aan zijn eigen veroordeling, maar tot welke mate
mag dwang worden gehanteerd ter bevordering van het opsporingsonderzoek? Allereerst moet
gekeken worden naar het feit of het gaat om wilsafhankelijk bewijsmateriaal, zoals
verklaringen, of wilsonafhankelijk bewijsmateriaal, zoals DNA of andere sporen. Bij
wilsafhankelijk materiaal mag weinig dwang worden uitgeoefend omdat anders het nemo
tenetur beginsel overtreden wordt. Bij wilsonafhankelijke materiaal mag in beginsel wel enige
dwang worden gebruikt, maar ook niet exorbitant veel. Ten tweede dient hierbij ook gekeken
te worden naar de omstandigheden en de ernst van het stafbare feit dat is gepleegd. Ten derde
moet worden gekeken of een relevante safe guards aanwezig zijn. Is de dwang bijv.
uitgevoerd door een RC, op bevel van een OvJ, door artsen of heeft dit alles plaatsgevonden
in een veilige ruimte. Als laatste dient gekeken te worden naar in hoeverre het mogelijk
onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal van belang is voor de veroordeling en ook of
steunbewijs beschikbaar is.
3) Wanneer is sprake van een verhoor? Geef aan wat de relevantie is van het aanduiden van
een gesprek als verhoor.
Van verhoor is sprake wanneer een verdachte aanwezig is en de vragen tot hem zijn gericht.
Ten tweede moet dit betrekking hebben op de mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij
het strafbare feit en moeten deze vragen in een directe confrontatie tussen
opsporingsambtenaar een verdachte gesteld worden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thomas_zz. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51683 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.19  7x  sold
  • (0)
Add to cart
Added