Voorhoeve, J., Rademaker, S., Keizer, R.A. (2019). Wereld in beweging.
Internationale betrekkingen in het mondiale tijdperk. Tweede druk. Den Haag: Boom
bestuurskunde.
Hoofdstuk 2,3,4,9
Mondialisering: staat voor de toegenomen verbondenheid van mensen en landen
door ontwikkeling op het gebied van beleid, en technologie (moderne
communicatietechnologieën). Verschillende optiek: mondialisering kan vanuit
verschillende optiek worden benaderd:
• Economische mondialisering: heeft te maken met de toename in
buitenlandse investeringen door bedrijven en overheden en internationale
handel.
o Veel bedrijven zijn constant op zoek naar nieuwe markten en
mogelijkheden goedkoop te produceren in landen met lage lonen en
milde ecologische richtlijnen.
o WHO heeft wereldwijd geleid tot het afschaffen van handelsbarrières.
Steeds meer vrijmarkteconomie.
• Politieke mondialisering: betreft de onderlinge afhankelijkheid van landen in
de huidige wereldpolitieke verhoudingen. Belangrijke beleidskwesties worden
besproken binnen verdragsorganisaties, zoals Europese Unie of Verenigde
Naties. Ook zijn er steeds meer nietgouvernementele organisaties (ngo’s),
zoals Greenpeace en Amnesty International.
• Culturele mondialisering: betreft de toenemende overheersing van de
westerse cultuur en de verdwijning van culturele diversiteit. Denk aan
‘amerikanisering’ met merken zoals CocaCola en McDonalds of de BigMac-
index, waarmee wisselkoersen en het prijspeil van landen kunnen worden
vergeleken.
Positieve impact mondialisering: Positief kan zijn de verhoging van de
productiviteit en levenstandaard betere arbeidsverdeling en betere arbeidscondities
en door schaalvoordelen voor bedrijven. Ook kan kapitaal verplaatst worden naar elk
land met de meest productieve investeringsmogelijkheden, met economische groei
als gevolg.
Negatieve impact mondialisering: Een negatief effect kan zijn de toenemende
competitie met en tussen lageloonlanden leidt tot banenverlies in rijkere landen. Een
prijzenoorlog kan ontstaan, waarin landen lonen, belastingen, sociale uitkeringen en
milieucontroles zullen verlagen, om hun concurrentiepositie te versterken. De druk
om te concurreren zal het vermogen van overheden hun eigen beleid te vormen
overschaduwen, wat zal leiden tot deregulering en een afname van hun vermogen de
belangen van hun burgers te beschermen.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
Delokalisering: veel activiteiten, die voorheen lokaal plaatsvonden, worden nu op
grote afstanden uitgevoerd. Delokalisering vindt vooral plaats in sociale en
,economische uitwisselingen. Door nieuwe technologieën hebben mensen steeds
minder lichamelijk contact. Lokale overheden worden gedwongen zich aan te passen
aan transnationale marktinvloeden.
Multinationale ondernemingen: zijn sterk in opkomst gekomen door het
mondialiseringsproces. Vaak vestigen zij zich in landen/regio’s waar goedkope
arbeid en middelen aanwezig zijn. Soms leidt dit tot verhoging van de welvaart, maar
het kan ook ongelijkheid met zich mee brengen. Zij hebben ook veel invloed op
nationale overheden en internationale organisaties.
Alternatief globalisme (kritiek): Bij velen groeide de overtuiging dat de voordelen
van het mondialiseringsproces, vooral het westen ten goede komen en nauwelijks of
niet opwegen tegen de economische verliezen en sociale ontwrichting in veel niet-
westerse/ontwikkelingslanden. Andersglobalisten: menen dat een “andere wereld
mogelijk is” en streven naar de constructie van een nieuwe wereldorde. Het gaat
deze organisatie (NGO’s) daarbij om de bescherming van het milieu, eerlijke handel,
eerlijke internationale arbeidsverhoudingen, mensenrechten en vrouwenkwesties.
realisme: gebaseerd op de visie dat het in internationale betrekkingen gaat om strijd
om macht. Is ontstaan in 1930 door Hans Morgenthau. Staten handelen rationeel in
hun eigen belang en gericht op economische en militaire expansie. Realisten stellen
dat het machtsstreven nu eenmaal de boventoon voert en de hoofdtaak is om
verstoring van vrede door aanvalsoorlogen te voorkomen. Als staten eigen belang en
veiligheid nastreven, is er weinig ruimte voor IO’s. Die spelen in de theorie van het
realisme een ondergeschikte rol. Een staat zorgt voor zijn eigen veiligheid. Na een
aanval, slaat een staat zelf terug of doet dat samen met een bondgenoot.
Internationale betrekkingen zijn in deze theorie een zero sum game: de winst van de
een is het verlies van de ander. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bewijst
dat de theorie van het Realisme voor de negentiende en begin twintigste eeuw toch
niet altijd klopte.
Neorealisten: erkennen dat de wereld ingewikkelder in elkaar zit dan het klassieke
realistische model veronderstelt, maar beschouwen machtsstrijd nog steeds als de
essentie van internationale politiek.
Economisch liberalisme : Vrije handel heeft economische voordelen, het biedt
landen de mogelijkheid om zich te specialiseren in de productie van goederen en
diensten die het beste bij het land passen. Vrije handel creeert ook een interstatelijke
economische afhankelijkheid waardoor oorlogvoering vanwege hoge kosten
onverstandig zou worden en een verlies van noodzakelijke goederen kan betekenen.
Door mensen en hun staten met elkaar te verbinden ontstaat er onderling begrip dat
kan weer effect hebben op samenwerking op andere gebieden.
Liberalisme en de democratic peace theory:
Stellen dat de politieke en grondwettelijke opbouw van een staat een belangrijke
invloed heeft op het gedrag van die staat jegens andere staten. Democratische
, rechtsordes lossen onderlinge verschillen op via overleg en onderhandelingen, zo
ontstaat er ook verdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden.
Liberaal institutionalisme: Benadrukt het belang van sterke intergouvernementele
instituties en het stellen en handhaven van regels.
Liberalisme vs realisme:
Overeenkomsten: zien de staat als belangrijkste actor in de internationale politiek,
staten streven eigenbelang na, theorieën kunnen vergeleken worden met de echte
wereld, delen dezelfde zorgen zoals balans tussen conflict en samenwerking in
betrekkingen tussen staten.
Verschillen: Liberalen hebben een optimistischer beeld van de wereldpolitiek dan
realisten. Liberalen erkennen de menselijke goedheid en menen dat het principe
van balans in alle vormen van samenwerking een rol heeft. Realisten onderstrepen
hierin meer het egoïsme van staten en de hang naar macht.
Constructivisme: richt de aandacht op begrippen, normen en ideeën. Het volgt wel
het positivistische wereldbeeld: onderzoekers van internationale politiek op
verschillende manieren in staat zijn verklaringen en feiten te ontdekken, lessen te
trekken en een bepaalde gedeelde waarheid te schrijven. In het constructivisme
ligt de nadruk op de rol van normen en ideeën bij het verklaren van het gedrag
van staten, in tegenstelling tot de (neo)realistische en (neo) liberalistische theorieën
die aannemen dat het gedrag van staten voorkomt uit eigenbelang en de nadruk
leggen op materiele factoren. Constructivisme is vooral na de koude oorlog in belang
toegenomen. Het kernprincipe van de constructivistische theorie is dat het gedrag
van subjecten (mensen / staten) gericht op objecten (andere mensen / staten,
voorwerpen, gedrag) gebaseerd is op de betekenis die deze objecten voor heb
hebben. De constructivistische theorie concentreert zich dus op de denkbeelden en
overtuigingen die staten en andere actoren in de internationale arena vormen en op
de onderlinge gedeelde betekenissen. Er bestaan bijvoorbeeld verschillende
interpretaties van het ‘nationaal belang’.
Normen zijn fundamenteel voor de constructivisten; een maatstaaf voor passend
gedrag, voor actoren met een bepaalde identiteit.
- Regulatieve normen: ordenen en beperken gedrag
- Constituerende normen : creeren nieuwe acotren, instellingen, belangen of
vormen van gedrag.
- Prescriptieve of evaluatieve normen hebben een karakteristieke oughness
(het zou moeten – het hoort zo)
Volgens het Wereldburgerschap maken alle mensen deel uit van een
wereldgemeenschap.
Er zijn veel verschillende visies op wereldburgerschap. Sommige auteurs
benadrukken de bijhorende politieke instituties, andere richten zich op de morele
normen of verbintenissen tussen mensen, of juist op gedeelde economische markten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller reanlandman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.