- Macroscopie- wat je zo kunt zien met het oog. De volgende 4 behoren tot
macroscopie:
1. Systematische anatomie – beschrijvende anatomie (bewegingsstelsel,
circulatiestelsel)
2. Topografische anatomie – Hoe liggen de verschillende onderdelen t.o.v. elkaar?
3. Functionele anatomie – anatomie waarbij functie en anatomische structuren
worden geïntegreerd, bewegingswetenschappen.
4. Klinische anatomie: wat kan een praktiserend arts ermee?
- Microscopie- met een microscoop
- Embryologie
- Anatomie waarbij je aan de buitenkant kunt bestuderen door gespierd, slank
lichaam:
- Afwijkende anatomie: vooral ter illustratie, je hoeft aan het einde van het blok niet
alle ziektebeelden te kennen
- Normale anatomie natuurlijk wel kennen
- De anatomie wordt integraal bestudeerd, functie en ziekte
- Denk altijd na over bouw én functie
- Leer nooit een term geïsoleerd, maar altijd in een groter kader
- Bereid voor en herhaal
- Hoe leren?
1. Lezen opdracht + (deel)leerdoelen
2. Bestuderen literatuur: samenvatting + tekst
3. Maken opdracht
4. Hoorcollege
5. Kijk nogmaals naar de opdracht
6. Responsiecollege
7. Trefwoorden-/begrippenlijst
HC 2 Bouwplan: geschiedenis van de anatomie 1
- Behalve medische kennis, was filisofische kennis in de 17e eeuw ook erg belangrijk,
dat de mens anders was dan dieren.
- Andreas Vesalius is een van de belangrijkste figuren in de 16e eeuw. Hij controleerde
de kennis die toen beschikbaar was (van de grieken en romeinen) of dat deze wel
klopte. Hij gebruikte ook zijn handen (wat niet gebruikelijk was voor een academicus,
omdat die eigenlijk geen handenarbeid uitvoerde). Hij haalde zijn lichamen van de
mensen die aan de galg waren opgehangen. Vond de mens sierlijk en gespierd mooi.
Maakte zijn eigen anatomische atlas.
- Petrus Paaw was een Leidse volgeling van Vesalius.
- Er kwam een anatomisch theater in Leiden vanaf 1594, vanuit de universiteit Leiden
om meer studenten te trekken.
,Tweede helft van de 17e eeuw: Anatomia nova.
Microscopen, preparaten, experimenten.
Jan Swammerdam
Reinier de Graaf
Govard Bidloo
- Rene Descartes: filosoof. Het mechanisch wereldbeeld: hoe dingen werken heeft niks
te maken met magische krachten of iets, maar het is 1 grote machine. Kleine deeltjes
werken op elkaar in. Met de microscoop konden ze er toen achter komen hoe kleine
deeltjes met elkaar te maken hebben.
- Swammerdam deed veel experimenten met honden en met vrouwelijke
voorplantingsorganen.
- Reinier de graaf: kende Swammerdam. Deed ook onderzoek naar vrouwelijke
voortplantingsorganen.
- Govard Bidloo: maakte anatomische atlas. Liet vooral de crue en gruwelijke
werkelijkheid zien van de ontleedtafel.
- Ruysch: liet dode lichaamsdelen als bijna levend eruitzien door kleurstoffen in te
spuiten.
- Herman Boerhaave, leermeester van heel Europa. Geen anatoom. Heeft de kennis uit
de 17e eeuw heel kritisch bekeken en beslist of het klopte of niet.
Overgangsperiode 18e-19e eeuw
- In de 18e eeuw zo mooi mogelijk de preparaten maken, soort kunst. Met kleurstoffen
ingespoten en met was
- Eind 18e eeuw-begin 19e eeuw was dit verdwenen, zonder kleurtjes. Niet meer met
was maar met alcohol. Zo objectief mogelijk maken.
20e eeuw, nieuwe technieken
- De hersenen waren nog niet heel erg onderzocht. Jelgersma ging dit doen door
middel van heel veel hersenpreparaten. Hier maakte hij een hersen anatomische
atlas van.
HC 3 Bouwplan: algemeen
- Waarom is kennis van de anatomie belangrijk?
1. Lichamelijk onderzoek: projectie organen
2. Interpretatie beeldvorming (MRI etc)
3. (Algemene) bouw van organen in relatie tot hun functie
4. Samenhang van organen en orgaansystemen.
- Vanuit de persoon in kwestie is het links en rechts. Niet hoe een arts er tegenaan
kijkt.
- Anatomische vlakken:
1. Frontaal of coronaal (van je neus naar achteren vlakken snijden)
2. Transversaal (in dwarse plakken)
3. Sagittaal (van links naar rechts vlakken snijden), mediaal = precies in het midden
- Frontaal = met betrekking tot het voorhoofd, frons = voorhoofd
- Transversaal: dwarslopend
,- Sagittaal: pijlvormig, in de richting van een pijl. (de pijlnaad in de schedel)
- Coronaal (de kroonnaad in de schedel)
- Als je zulke woorden tegenkomt, zoek ze even op zodat je ze beter onthoudt.
- Anterior-posterior (anticus= wat voor ligt, posticus = datgene wat achter ligt)
- Superior-inferior (superior= wat hoger ligt, inferior= wat lager ligt)
- Lateraal- mediaal
- Ventraal- dorsaal (ventriculus = maag/holte, buikzijde) (dorsum=rug, rugzijde). Het
verschil met anterior en posterior is dat bij dieren de buikzijde niet hetzelfde is als
anterior, bij mensen wel. Dus bij mensen kun je gewoon anterior gebruiken, bij
vergelijken moet je wel ventraal gebruiken)
- Craniaal- caudaal (cranium = schedel, cauda= staart)
- Proximaal-distaal, gebruiken we in de ledenmaten (proximal=dichtbij, distal = ver
weg)
- Dorsaal- palmair/plantair (palmair = zijde van de palm, dorsaal = zijde van de rug van
de hand)
- Aorta ascendens = het stijgende deel van de aorta (in het begin)
- Arcus aortae (aortoboog)
- Aorta descendens thoracalis (dalende aorta in de thorax, borst)
- Aorta descendens abdominalis (dalende aorta in de buik)
- Arteria iliaca communis dextra en sinistra (de aorta die zich afsplitst in de benen,
arteria = slagader, iliaca =behorende bij dat bot, communis= gemeenschappelijk,
dextra= rechts, sinistra = links)
- Arteria femoralis (=bovenbeen) communis dextra en sinistra
- Het lichaam wordt verdeeld:
1. Hoofd
2. Nek (zoogdieren wel, veel andere dieren niet)
3. Thorax (borst)
4. Abdomen
5. Pelvis (bekken)
6. Been (onderste extremiteit) en arm (bovenste extremiteit)
- Je bekijkt de plakjes altijd van onderen af. Altijd van caudaal.
- Rompwand vs. Extremiteiten (extremiteiten zijn armen en benen).
- Welke spieren behoren tot de rompwand? Om dit te beantwoorden moet je weten
wat de spier doet. Spieren op de romp die werken voor de schouder/arm, horen bij
de extremiteiten.
- Romp: thorax vs. Abdomen: diaphragma is de scheiding. Onder het diaphragma is
abdomen en erboven is thorax. Het diaphragma heeft de vorm van een parachute.
- Mes vanuit de buitenkant door de ribben: huid, vet, spier, tussen de ribben, door de
long, door het diaphragma, in de buikholte
, HC 4 Bouwplan: rompwand
- Segmentatie is het verdelen in kleinere, evenredige segmenten. De bouwelementen
van een lichaam bevatten dezelfde onderdelen
- Wervelkolom: de bouwelementen van het skelet zijn op elk segmentaal niveau
identiek.
- Vijf regio’s = 5 soorten wervels
1. 7 cervicale wervels (hals)
2. 12 thoracale wervels (borst, zitten de ribben aan)
3. 5 lumbale wervels
4. Het heilig been = het os sacrum, zijn 5 sacrale wervels die aan elkaar zijn
gegroeid.
5. 3-4 coccyx wervels
- Verbonden met:
1. Synoviale gewrichten
2. Tussenwervelschijven
3. Ligamenten
- Spieren:
1. Intrinsiek
2. Extrinsiek
- Lordose = fysiologische voorwaartse kromming
- Kyfose = fysiologische achterwaartse kromming
- Afwijkend: hyperlordose (versterkte voorwaartse kromming)
Hyperkyfose (versterkte achterwaartse kromming)
Scoliose = zijwaartse kromming
- De standaard wervel:
1. Heeft een lichaam/corpus/body
2. Een arch, waarin het ruggenmerg zit
3. Verschillende processen (spinous= naar voren, transverse= opzij, articular=
gewricht met onder en boven wervel)
- Het ‘gat’ wordt steeds kleiner hoe verder je naar beneden gaat. Dit komt omdat er
steeds minder zenuwen zijn hoe verder je naar beneden gaat. (armen etc gaan ervan
af)
- Op embryomaal niveau krijgen alle wervels ribben aan de zijkant. Sommige blijven
echter klein (cervicaal, lumbaal) anderen worden iets groter in de lengte en vormen
dan een heiligbeen (sacraal) anderen worden nog groter (thoracaal).
- Een cervicale rib/halsrib, de cervicale wervel is gethoracaliseerd. Heeft kenmerken
van de throraxwervel gekregen, heeft namelijk een rib gekregen.
- Bewegingen in de romp:
1. Flexie/extensie (voorover buigen/achterover buigen)
2. Lateroflexie (lateral bending)
3. Rotatie
- Discus intervertebralis (schijf tussen de wervels)
Is als een soort kussentje, die wervel kan alle kanten op bewegen. Hoe kan het dan
dat je niet alle bewegingen kan doen? Komt door de gewrichtvlakjes aan de
achterkant tussen de wervels. Deze bepalen wat je kunt doen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annikad0108. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.