Examenkatern-Training voor het Examen met Historische Contexten-vwo vanaf 2022
Gedetailleerde samenvatting van de eerste historische context: Steden & Burgers in de Lage Landen. Stof loopt van het ontstaan van de handel tot het Rampjaar 1672.
Geschiedenis | Steden en Burgers in de Lage Landen
De opkomst van steden bracht een paar veranderingen met zich mee:
1. Bevolkingsgroei
Door de bevolkingsgroei nam de vraag naar voedsel toe; daardoor werd de positie van de
boeren groter.
2. Verbetering positie van boeren op de domeinen
De gevolgen van de pest waren voor de horigen het begin van de ondergang. De boeren
kregen een belangrijkere positie.
3. Groei van handel en nijverheid in steden
In de steden begon een lage industrialisatie.
Door de grote hoeveelheid vraag naar voedsel, nam de landbouwproductie toe. Dat was ook te
danken aan nieuwe uitvindingen die werden gedaan:
1. Ontginning van nieuwe landbouwgronden
- Opnieuw in gebruik nemen van Romeinse grond
- Veroveren van landbouwgrond op Duits grondgebied
- Droogleggen van moerassen en veengebieden
2. Uitvindingen in de landbouw
De uitvinding van de keerploeg en de halster leidden tot het begin van Middeleeuwse Stad. De
landbouwproductie nam toe en met de landbouw overschotten kon worden gehandeld. Ook de
uitvinding van de stijgbeugel (voetsteun) zorgde voor een verandering in het systeem;
gevechten met paard gingen vanaf nu te paard.
3. Invoering van het drieslagstelsel
- Door de uitvinden van de keerploeg, kon er dieper en grondiger worden geploegd; er werd
vers land naar boven gehaald. Daardoor werd de opbrengst van het land groter.
- Bij het drieslagstelsel werd een stuk land in 3 stroken verdeeld; een strook met wintergranen,
een strook met zomergranen en een strook waar geen gewassen werden verbouwd (een
braakliggend stuk). Dit “simpele” idee, zorgde voor een enorme toename van de opbrengst.
In het begin werd er met de overschotten op korte afstanden gehandeld: In de eigen stad
(lokale markten) en met omliggende steden (regionale markten). Rond het jaar 1000 begon
men met netwerken voor lange-afstandshandel.
Ook de opkomst van nijverheid maakte deel uit van de lange-afstandshandel, dit zorgde voor
de opkomst van nieuwe (handels)steden. Bij de nieuwe steden ontstonden wegen en
zeewegen. Daarbij kwam vaak een algemeen bestuur met een vast leger, dit was voor de Adel
(die op dat moment aan de macht was) een enorme klap. Zij stonden opeens niet meer aan het
hoofd.
,De belangrijkste opkomende handelsnetwerken waren rond de 12/13e eeuw Noord-Italië
(Genua, Pisa en Venetië) <—> Midden-Oosten (Zijde) en de lakenindustrie in Vlaanderen. Voor
de twee grootste handelsnetwerken ontstond een ontmoetingspunt, de jaarmarkten van
Champagne. Er ontstond een onderlinge samenwerking, die uitgroeide tot het economische
hart van de Hoge Middeleeuwen.
Op dat moment kwam ook een Duits-Scandinavisch handelsnetwerk op. Het Scandinavische
hout en het Duitse graan, zorgde voor het begin van een samenwerkingsverband in Noord-
Europa: De Hanze.
Toen de lange afstandshandel begon te lopen, steeg ook de vraag naar een
“gemeenschappelijk” ruilmiddel. De zilveren munten die op de lokale markt prima werkten,
werden vervangen voor gouden munten. Dit betekende het begin van de geldeconomie. Door
de snelle evolutie van de handel ging men opzoek naar een veiliger en beter betalingsmiddel
(munten hadden namelijk een reële kans om gestolen te worden).
In de 13e eeuw werd daarvoor de wisselbrief bedacht. De wisselbrief zorgde voor het ontstaan
van banken. Een bepaald bedrag werd door de handelaar naar een bank in de buurt gebracht,
door de bank werd dan een wisselbrief uitgegeven, dit was een schriftelijke betalingsopdracht
(met naam en datum), die kon worden geruild voor het ingeleverde bedrag bij een bank in een
andere stad. Hierdoor hoefde de koopman niet op reis met het geld.
De opkomst van de handel zorgde ook voor een belangrijkere positie van handelaren. Steden
gingen samenwerken en kwamen steeds meer in handen te liggen van de handelaren, ten
nadele van de heersende Adel. De steden vielen nog wel onder de vorst, maar de handelaren
hadden een behoorlijk aandeel in het bestuur. In de ruil voor geld, in vorm van belastingen,
bood de vorst zijn poorters (burgers van de stad) bescherming en stadsrechten.
Als een nieuwe vorst aan de macht kwam (of werd opgevolgd), werd er een Blijde Inkomst
georganiseerd. Dat begon met een grote optocht bij aankomst van de vorst, en werd beëindigd
met het ondertekenen van de voorwaardes. De burgers hadden een lijst opgesteld met de
voorwaardes waar de vorst zich aan diende te houden. Hoe “zwakker” de vorst, hoe zwaarder de
voorwaardes en de eisen natuurlijk waren.
In de steden ontstonden gildes. Dat waren groepen mensen met hetzelfde beroep die
samenwerkten binnen een stad. De gilde had vaak het alleenrecht om hun vak uit te oefenen
(monopolie). Die samenwerking bestond uit 4 onderdelen:
1. Prijsafspraken
2. Productie-afspraken
3. Kwaliteit-afspraken
4. Sociaal vangnet
Door de opkomst van de ‘stad’, kregen ook de dekens van de gilde een plek in het stadsbestuur.
Zij waren namelijk een bron van inkomsten voor de vorst. De gildes waren niet extreem rijk,
maar hadden wel een goed leven. Een nieuw soort “klasse” ontstond dus: de middenklasse.
Een gilde werd eigenlijk een soort mini-stad van een bepaald beroep (bakker, slager, etc.): Je
ging samen naar de kerk (elke gilde had een eigen beschermheilige) en als je overleed werd er
bijvoorbeeld een mis georganiseerd en voor je kinderen gezorgd.
, De gilde diende dus als sociaal vangnet. Zelfs als je door toeval in de armoede terecht kwam,
zorgde de gilde voor kleding en eten.
Om bij een gilde te komen, kon je weinig doen. Je werd geboren als een kind van een gilde-lid,
een meester, en het doel was het werk van je vader over te nemen. Als je dus niet in een gilde-
familie geboren was, was het onmogelijk om een gilde binnen te komen.
Vanaf jongs af aan werd de zoon voorbereid als lid van de gilde. Rond vijf/zesjarige leeftijd
werden de leerjongens naar een andere gilde-familie gestuurd, om daar het vak te leren. De
familie bij wie je in de leer ging werd vaak door de gilde uitgekozen. De leerjongens deden
vaak kleine klusjes in de bakkerij of bakkerij. Pas op latere leeftijd kregen deze leerjongens les
op maat; gezellen.
Als je volgens de meester klaar was om zelf meester te worden, werd je geacht de meesterproef
(in het geval van een bakkersgilde, bijvoorbeeld het bakken van een brood) te voltooien.
Voor meesterproef kreeg je vaak maar één kans, als je deze faalde, werd je uit de gilde gezet.
Als je deze test haalde, werd bleef je vaak gezel, tót de de meester overleed. De gezel nam dan
de plek van de meester over
Het ontstaan van gildes zorgde voor een proces: de Stedelijke Dynamiek. Het was een proces
dat zorgde voor een groei van de steden. Het zorgde voor een enorme ontwikkeling en rijkdom
van de steden. Een grote handelsstad in de tijd was Atrecht. De stad lag in de buurt van
Champagne (van de jaarmarkt), wat ervoor zorgde dat er connecties konden ontstaan met
andere handelssteden.
In de 14e eeuw werd Atrecht ingehaald door Brugge. Brugge lag aan het water, waardoor er
veel makkelijker grondstoffen uit het buitenland kond worden gehaald. Later werd deze sterke
positie van Brugge overgenomen door Antwerpen, een stad aan de rivier de Schelde.
De Stedelijke Dynamiek zorgde ook voor spanningen, want wie had de macht in de stad?
Daarover stonden twee groepen regelrecht tegenover elkaar: de ambachts- en kooplieden.
Er brak een machtsstrijd uit tussen de lagen van de bevolking (het merendeel van de bevolking,
de dagloners, deden hier overigens niet aan mee).
De ambachtslieden, de dagloners, het gemeen, steunden de Graaf van Vlaanderen. De rijke
kooplieden, de patriciërs, steunden het Franse koningshuis. Het enorme geld dat Vlaanderen
verdiende, door bijvoorbeeld de lakenhandel, zorgde ervoor dat ze minder afhankelijk werden
van Frankrijk (Vlaanderen was vooral afhankelijk van de Engelse wolproductie). Langzamerhand
weekte Vlaanderen los van Frankrijk en het Feodale Systeem, iets wat de Franse koning niet
apprecieerde. Deze vond op zijn beurt dat hij recht had op het rijke gebied.
Er ontstond een groot con ict: de Vlaamse ambachtslieden vermoordden de Franse bezetters
tijdens een verrassingsaanval. De Franse koning, Filips IV van Frankrijk, meende dat de Vlaamse
steden ontspoort waren en stuurde een groot Frans ridderleger naar het gebied om het weer
onder Frans bestuur te krijgen. Op 11 juli 1302 stonden het Vlaamse boerenleger (+- 10.000
man) geleid door de Graaf van Vlaanderen, Gwijde van Namen en het complete Franse
ridderleger (+- 2000 man) geleid door Robert II van Artesië tegenover elkaar.
fl
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MasOlinga. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.