Geschiedenis Van De Moderne Wereld Sinds 1750 (73210021FY_NL)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Uitgebreide aantekeningen van de hoorcolleges van Geschiedenis van de Moderne Wereld sinds 1750 (HisMoW) voor de bachelor Politicologie. 62 pagina's met uitleg en input van de docent van het vak (Kruse).
consolidatie van de nederlandse parlementaire democratie
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Politicologie
Geschiedenis Van De Moderne Wereld Sinds 1750 (73210021FY_NL)
All documents for this subject (15)
1
review
By: hannahvogelenzang • 3 year ago
Seller
Follow
thijmen1
Reviews received
Content preview
Geschiedenis van de moderne wereld
aantekeningen
Hoorcollege 1:
Geschiedenis & Politicologie:
Geschiedenis als “de voortzetting v.d. politiek met andere middelen”
De geschiedenis is betekenisvol om het politieke gedrag van allemaal actoren in het
heden te begrijpen.
“Het mondiale uit zich lokaal” in de hoorcolleges wordt gewisseld tussen
verschillende schaalniveaus
2. Verlichting als historisch concept (Basisprincipes)
• De wereld is kenbaar en wordt gestuurd door natuurlijke krachten: alles wat op de
wereld bestaat is kenbaar en de verklaring van alles op de wereld ligt in de natuur
zelf.
• De rationele, experimentele, empirische wetenschappelijke methode zal
uiteindelijk alle vragen over de natuur en samenleving kunnen beantwoorden.
• De natuur en samenleving zijn te sturen en beheersbaar door toepassing van
universele kennis.
• De mensheid kan perfectie bereiken door middel van scholing en komt hier stap
voor stap dichter bij.
3. Verlichting als intellectueel en sociaal fenomeen
Tijdens verlichting veel bewondering voor de oudheid —> vb: nemen gifbeker
Socrates staat voor afwijzen van onwetendheid
Descartes:
• Systematische twijfel over de waarneming en ideeën van de mens —> Taal die
altijd duidelijk is was nodig: wiskunde als logisch redeneren
• Deductie werd bereikt via logisch redeneren: wiskunde
• Alles wat uit het menselijk denken voorkomt is een schim: cartesiaans dualisme
1
,Francis Bacon:
• De vraag van de wetenschap is om de natuur te begrijpen en die uiteindelijk ook
te beheersen.
• Observeren, experimenten en redeneren als methode en door middel van inductie
tot een conclusie komen.
Encyclopédie (Diderot):
Bundel van allemaal wetenschappelijke ideeën
Deïsme:
• Klein aantal mensen dat een rationeel wereldbeeld (modernistisch rationalisme)
krijgt (nog niet atheïstisch).
• Tolerantie —> god schepper, maar geen invloed meer in de natuurwetten
• Individuele beleving
God in de verlichting: Niet een man met baard maar een entiteit die alles heeft
geschapen en daar niks meer aan veranderd. (lopende klok)
Verlichting als maatschappelijk fenomeen:
• Saloncultuur, genootschappen: intellectuelen komen samen om het te hebben
over de samenleving
• Onderwijs (bij rijke mensen) wordt privé en kinderen krijgen verlichte ideeën mee
• Gastvrouwen (vaak weggelaten uit geschiedenis) zorgden ervoor dat de juiste
intellectuele mensen binnen kwamen
• Censuur (door kerk en monarchie) maakte verspreiding van informatie moeilijk en
zorgde voor omwegen boekdrukkunst (via Amsterdam)
4. Politiek denken
Thomas Hobbes:
• Hij kijkt van uit een gedachte experiment: de natuurtoestand en daarin de
schaarste van middelen, wat leidt tot oorlog van allen tegen allen. Dit is
onwenselijk voor de samenleving.
• Geweldsmonopolie is nodig om de orde te bewaren —> absoluut gezag is nodig!
(zonder god erbij te halen)
2
,John Locke:
• Mensen moeten vrij zijn om arbeid te verrichten en contracten aan te gaan. De
overheid moet deze contracten beschermen.
• Individueel eigendom is belangrijk
• Grondlegger van het liberalisme
Jean-jacques Rousseau:
• Economische ongelijkheid is het fundament van algemene ongelijkheid. Dit komt
doordat individueel eigendom is ontstaan.
• De algemene wil
Baron de Montesquieu:
• De staat moet in 3en gedeeld worden zodat er niet 1 deel meer macht kan krijgen
dan de andere delen (scheiding der machten)
5. Verlicht Despotisme
• Werkte niet want de absolute heersers misten steun van de adel en de kerk bij hun
hervormingen en centralisatie
6. De Romantiek
• Reactie op en voortzetting v.d. verlichting
• Tegen eenzijdige rationalisering
• De mens kan zich alleen bevrijden door ook het hart te gebruiken
• De natuur is niet een beheersbare machine maar een levend wezen
• Kennis is particularistisch en niet universalistisch
3
,Hoorcollege 2:
The Dual Revolution:
Verlichtingsdenken —> we kunnen verbeteren als samenleving (kritiek op
samenleving)
Op grond van deze ideeën gaan er nieuwe handelingen ontstaan
Institutioneel arrangement: bepaalde manier van handelen wordt herhaald en
georganiseerd op grote schaal
We kunnen niets zonder institutie en structuur
TDR geeft aan dat die nieuwe ideeën invloed gaan krijgen op de landen waarin dat
loskomt.
Voor TDR vroegmoderne tijd daarna moderne tijd.
Allebei de revoluties hebben veel processen die op elkaar lijken.
1. Industriële revolutie op conceptueel niveau (onderscheidende factoren die
elkaar beïnvloeden en versterken):
• Schaalvergroting van productie in textielnijverheid en landbouwnijverheid door
innovatie (voortvloeiend uit de wetenschappelijke revolutie) gestuurd door het
samenwerken van ondernemers, technici en wetenschappers.
• James Hargreaves spinmachine (1764), James Watts verbeterde stoommachine
(1777) —> deze innovaties komen op het goede moment om sociale/politiek-
economische veranderingen te weeg te brengen.
Technologie leidt tot schaalvergroting vd productie:
Verandering van eigenaren van al het land in Engeland —> wordt particulier dit was
mogelijk door stijging landbouwprijzen (economisch rendabel)
Enclosures (bakenen grondbezit af, hekken/heggen) —> enclosure movement
(politieke voorwaarden nodig omdat het land in Engeland grotendeels
gemeenschappelijk was)
—> grotere duidelijkheid in grootgrondbezit —> daarbij waren er nieuwe
landbouwtechnieken —> hogere productiviteit en versterking winstmotief
(kapitalistisch vliegwiel)
4
,Jethro Tull (vb):
uitvinder, grootgrondbezitter en politiek actief bundelt die 3 dingen samen om het
vorige punt mogelijk te maken.
Aardappel meer calorieën (productie en nu ook voedsel efficiënter) —> minder
gewicht zorgt voor meer voedsel.
In de 18e eeuw meer hygiëne bij het kraambed (door nieuwe inzichten in de
medische kennis).
—> leidt tot bevolkingsgroei (geboortecijfer hoog en snelle daling van het
sterftecijfer) —> demografische transitie (door betere productie en betere hygiëne)
Meer mensen terwijl arbeid extensiever wordt (minder mensen voor nodig
voornamelijk op het land) —> urbanisatie (mensen op zoek naar werk) nieuwe laag
mensen geboren (arbeiders)
Leidt ook tot kritiek op het platteland tegen de nieuwe landbouwtechnieken (hun
banen zijn opeens weg) vb: ontstaan Luddites o.l.v. Ned Ludd 1811-1812
Wordt snel neergeslagen door Brits parlement (overcommitment)
Laissez-faire kapitalisme, fabrieksarbeid en armoede:
• Urbanisatie
• Sociale misère onder fabrieksarbeiders
• Schommelingen werkloosheid door schommeling vraag en aanbod (geen
overheidsingrijpen = laissez-faire)
2. Franse Revolutie:
Ook verlichtende ideeën die allerlei processen in gang zet.
Inspiratie, reactie op de rationalistische ideeën van de verlichting:
• Montesquieu’s trias politica: individuele vrijheid en geluk worden gegarandeerd
door scheiding der machten —> absoluut gezag is niet rationeel maar tiranniek
Inspiratie: de Amerikaanse grondwet:
• Poging om ideeën van bvb montesquieu en Locke in het echt toe te passen.
5
,• Directe democratie werkt niet —> er moest een andere manier komen om de
opvattingen van het volk in de besluitvormingen te krijgen —> verkiezingen
(vertegenwoordiging van het volk)
• Madison (verschil) vs. Hamilton (gelijkheid) —> (inrichting Amerikaanse constitutie,
hoe representeer je het volk)
Rousseau: de algemene wil (meerderheid) staat boven individuele ambities
Alexis de Tocqueville over de FR: ‘revolutie van stijgende verwachtingen’ —>
revolutie ontstaat niet omdat er objectief gezien ongelijkheid is, maar omdat het
niveau van ellende ten opzichte van de verwachte ellende te groot is. —> het ging
sociaal-economisch niet slechter in Frankrijk dan daarvoor, maar het ging slechter
dan verwacht.
1789: Frankrijk kent een jaar met slechte oogst
Aanloop: de eerste vergadering van de Etats Généraux in versailles
De koning heeft hulp nodig van de adel, maar moet eigenlijk hun belasting verhogen
De derde stand wilde pas in gesprek gaan als de standenhierarchie aangepast zou
worden —> derde stand naar de kaatsbaan (grondwet schrijven)
Assemble national gemaakt door de derde stand
De bestorming van de Bastille als symbool van arbitraire koninklijke macht (14 juli
1789) —> eigenlijk niet echt een grote overwinning, maar verspreidde als groot
nieuws door Frankrijk —> boeren bang voor hun huidige leven (struikrovers
aangestuurd door aristocratie)
Fase 1: overwinning voor de bourgeoisie: de nationale vergadering verkondigt de
burgerlijke gelijkheid op 4 augustus 1789:
• Feodalisme afgeschaft.
• Giften aan katholieke kerk afgeschaft en nieuw financieel systeem voor
armenzorg, scholen en ziekenhuizen.
• Ieder persoon (maakt niet uit welke afkomst of stand) kan een ambt in de regering
of kerk bekleden.
De verklaring van de rechten van de mens en burger (26 augustus 1789) —> gelijke
rechten —> kritiek: Olympes de Gouges strijd voor vrouwelijke vertegenwoordiging
in de nationale vergadering
6
,Nieuwe grondwet 1791: Frankrijk als constitutionele monarchie:
• Wetgevende macht komt in de handen van een gekozen parlement.
• Kiesrecht voor mannen die minimaal 10 dagen salaris in belasting betaalden
(censuskiesrecht)
• Afschaffing van de gildenstructuur (monopolie op opleiding van een vakgebied).
—> laissez-faire en verbieden van stakingen
• Nieuwe bestuurseenheden (franse departementen)
Nationalisering van de katholieke kerk: de geestelijkheid als overheidsambtenaren:
• De paus veroordeelde de FR en het innemen van de goederen en het landbezit vd
kerk
• Protestanten en joden kregen gelijke rechten —> de geestelijkheid en de adel
werden contra-revolutionairen
Kritiek: de jacobin club in Parijs: een progressieve groep vertegenwoordigers in de
nationale vergadering —> Wordt opgesplitst in radicalere en minder radicale
groepen
Sans culottes —> verantwoordelijk voor radicalisering, ze wilden snellere
hervormingen (extremer)
Fase 2: de terreur van de ‘totalitaire’ republiek, 1792-1794:
• Koning Louis XVI gevangen (probeerde te ontsnappen van de snel radicaliserende
groep) —> verklaring van Pilnitz (steun aan de koning van Frankrijk bij bedreiging
als andere landen ook zouden helpen) en geweld tegen en van
contrarevolutionaire edelliederen en geestelijkheid
• Oorlog met Oostenrijk en Pruisen (aanval beste verdediging) om de revolutie te
verdedigen door de meest radicalen (angst voor oorlog door verklaring v Pilnitz)
• Comité du Salut Public en het leiderschap van de Jacobijn Maximilien
Robespierre.
Robespierre: Absolute gelijkheid tussen alle burgers
Dieptepunt van de FR: Comité du Salut Public:
• Dood van Louis XVI en zijn vrouw Marie Antoinette
• 35.000 ‘contrarevolutionairen’ gedood
• Nieuwe revolutionaire godsdienst en jaarkalender
7
,Fase 3: het einde van de terreur en het zakken van de revolutionaire koorts:
• Coup d’état van gematigden: Robespierre gedood en het ontstaan vh directoire
als nieuwe regering van een constitutionele republiek
• Honger, koude, economische chaos en gewapend conflict tussen pro en
antirevolutionairen
Conclusie: the dual revolution:
• FR (processen die zorgen voor diep ingrijpende veranderingen richting de
moderniteit) en IR (processen die mengen en elkaar versterken en nieuwe sociale
verhoudingen te weeg brengen, verbreken van ancien regime en de
standenmaatschappij) als kantelpunt. Allebei de revoluties belangrijk voor de
modernisering.
• The dual revolution als ondermijning vd oude standenstaat
• Begin van de moderniteit door versterking van processen:
- Rationaliteit —> bewust ingrijpen in maatschappelijke processen
- Secularisering —> religie gaat naar private sfeer in plaats van publieke sfeer
- Vooruitgangsdenken —> menselijke interventie nodig om betere
omstandigheden te creëren
- Democratisering —> inspraak van grotere delen van het land
- Individualisering
- Opkomst vd industriële samenleving
- Beheersing van de natuur en samenleving
- Belangrijke rol voor de wetenschap en technologie
Hoorcollege 3:
De napoleontische oorlogen en de opkomst van ‘moderne’ politieke
ideologieën:
I. Napoleon aan de macht:
Franse revolutie leidt tot pijn en ellende (geen stabiel Frankrijk) —> 8/9 november
1799, Napoleon pleegt staatsgreep (leger achter zich).
1801: Vrede met coalitiemogendheden —> creëert binnenlandse orde (aanpakken
politieke vijanden in eigen land) —> elke fransman krijgt verplichtingen in het leger
8
,—> concordaat met de paus (Frankrijk gaat terug naar het katholicisme, kreeg het
volk meer achter zich hierdoor en de kerk staat achter Napoleon)
1802: ‘consul voor het leven’
1804: Keizer Napoleon —> beroept op het verleden om het ‘heden’ te
verantwoorden. Zo kan je subjectief beweren dat iets objectief altijd zo geweest is.
De ‘Code Napoleon’ (heeft verlichte kenmerken):
• Lagere ambtenaren meritocratisch (door verdiensten/geen vriendjespolitiek)
benoemd
• Hogere ambtenaren benoemd via nepotisme (vriendjespolitiek)
• Rechtstaat in handen van Napoleon (hoge rechters achter Napoleon)
• Code Napoleon (5 wetboeken, gelden overal in Frankrijk ook in de veroverde
gebieden):
- Afschaffing lijfeigenschappen en gilden
- Eenheid maten en gewichten
- Gelijkstelling kerkgenootschappen (verlicht idee)
- Zwaar strafrecht
- Vooral in satellietstaten relevant
Veroveringen:
9
, Impact: na Jena (1806):
• Duitse vernedering (studenten leggen het loodje) —> Opkomend gevoel van
Duits-zijn.
• Herder, Fichte en Vater Jahn en de Turnvereine (voorbereiding op nieuw gevecht
met de Fransen)
Het einde van Napoleon:
Rusland (1812) —> Leipzig (1813) —> Waterloo (1815)
II. Het congres van Wenen (1814-1815):
• Compensatiebeginsel = Herverdelen vd grenzen in EU met territoriale
compensatie voor grootmachten. (kleine landen weinig te zeggen)
• Legitimiteitsbeginsel = Restauratie monarchie in EU (overal absolute macht),
oprichting ‘heilige alliantie’, erkennen soevereiniteit van staat (minder de persoon
die het hele land in eigendom had, maar elke staat moest wel een koning hebben).
• Omringingspolitiek = Frankrijk moest worden omringd door bufferstaten (sterke
landen).
• Machtsevenwicht = Oprichting ‘grote alliantie’ (zodat er geen nieuwe grote
Europese oorlog zou komen).
Machtspolitiek en nieuwe orde:
• Architect Metternich
• Engeland zeer tevreden met de uitkomst van het congres v Wenen —> geen
oorlog
• Belangrijke ‘nieuwe’ staten: Koninkrijk Sardinië, Pruisen, Duitse bond, Koninkrijk
der Nederlanden
III. Gevolgen van de Franse Revolutie en Napoleon (catalisator):
• Politiek en bestuur:
- Adel blijft sterk, maar vertegenwoordiging niet op erfelijkheid maar
welstand.
- Kerk verliest macht. —> minder grond/bezit en gelijkstelling
kerkgenootschappen.
- Centralisering enorm toegenomen, einde van particularisme in bestuur
(verschillende regels in verschillende regio’s).
- Legitimering meer nationaal door gedeelde ervaring op ‘centraal niveau’.
Gewenning aan nationaal karakter door centrale instituties.
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thijmen1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.