Ethologie van de huisdieren
Hoorcollege 1 – 10-10-2019
Hoofdstuk 1
Zelfstudie: ethiek = aanvullende verplichte stof voor examen. Website: ae.imcode.com doelen:
ethische visies omschrijven en onderscheiden en ethisch handelen in praktijk situaties.
Examenstof: colleges + boek + zelfstudies. Toets: 60 vragen, 38 goed beantwoorden voor 10/10.
Paard: hengst, 7 jaar, eerste dag bij de nieuwe eigenaren. Wisten dat het paard al 3 jaar lang zodra hij
de kans krijgt rare bewegingen gaat maken met zijn kop richting het achterwerk. Komt uit spanje, van
een kleine stal op stro, met veel andere paarden die hij niet mocht dekken. Krijgt ook teveel voer.
Gedrag: auto mutilatie (zelfverminking). Heeft zichzelf inmiddels een grote wond bezorgd in het
gebied van de knie. LOOPT daardoor ook erg kreupel. Dat doen paarden als ze gefrustreerd zijn, en
niet zichzelf kunnen zijn. Zit soms ook pijnklacht onder. Je moet onderzoeken wat er nog meer aan
de hand is. Nog een probleem voor het paard: heeft een penisring gehad, is te zien aan de littekens
op de penis. Auto mutilatie is een van de meest heftige gedragsvormen die optreden als een
paard/dier niet op de goede manier wordt verzorgd/vastgehouden. Het is een vorm van abnormaal
gedrag.
Gedrag is het enige communicatiemiddel met de patiënt, en dat maakt de kennis erover zo
belangrijk. Het is dus ook erg belangrijk om te weten hoe bepaald gedrag tot stand komt.
Redenen voor agressief gedrag hond:
- Pijn/chronische ziekte
- Verkeerd of niet gesocialiseerd
- Stress
- ‘isolation induced fear’ (niet goed gesocialiseerd)
- Aangeleerd gedrag
- Verkeerde huisvesting
- Territorialiteit
- Dominantie probleem
Ethologie
Ethos = gewoonte, aard, norm
Logos = de leer
Biologische studie van gedrag:
- Wetenschappelijk verantwoorde methodologie
- Vergelijkende studies
- Evolutieleer
Het onderzoeken van gedrag is erg ingewikkeld, omdat er zoveel verschillende vormen van gedrag
zijn, tussen verschillende soorten maar ook in verschillende situaties (wild of laboratorium).
In 1973 is de nobelprijs uitgereikt aan drie gedragsdeskundigen: Lorenz, Von Frisch, Tinbergen.
Lorenz: heeft zich bezig gehouden met dingen als aangeboren of aangeleerd gedrag, verschillende
fases in het leven van een dier. Vooral het theoretische kader van de ethologie dus. Heeft veel
gewerkt met ganzen, omdat die makkelijk te manipuleren zijn en al snel voor zichzelf zorgen na
geboorte. Werkte met inprenting vs instinct.
1
Ethologie HC 1
,Tinbergen: heeft veel onderzoek gedaan in een wild situatie met stekelbaarzen, meeuwen en
bijenwolven(insect). Heeft verschillende oriëntatie studies gedaan. Heeft de vier basisvragen voor de
ethologie geformuleerd. Hoe kunnen we nou onderzoek bedenken, uitvoeren en meten in de natuur
om tot goede conclusies te komen?
Heeft bijvoorbeeld een maquette van karton gemaakt, in de vorm van een roofvogel. En had een
groep kuikens in een ren. Hij vroeg zich af wat er zou gebeuren als hij dit figuur over een ren zou
gaan schuiven, en of er verschil zit in het gedrag van naïeve kuikens, die zonder moeder opgroeien,
en het gedrag van kuikens die wel bij de moeder opgroeien. Wat blijkt: het gedrag hangt af van de
kant waar de vogel naartoe vliegt. Als de vogel naar rechts vliegt, vluchten de kuikens. Het is namelijk
een silhouette van een roofvogel naar rechts. Daarvoor vluchten ze. Het naar links vliegende dier lijkt
op een zwaan of iets dergelijks. Daar zijn ze niet bang voor. Dit soort gedrag komt tot stand vanuit
het instinct.
Zo kwam Tinbergen tot een aantal ontdekkingen, over het instinct, de sleutelprikkels en een
supranormale stimulus. Een supranormale stimulus is een prikkel dat dieren aanzet tot een nog veel
grotere reactie dan ze normaal op een zelfde soort stimulus zouden geven. Alle vragen van tinbergen
beginnen met ‘waarom’. Deze kunnen op 4 manieren beantwoord worden.
2 proximate vragen: waardoor
- Causaliteit/veroorzaking: welke oorzaak doet het beschreven gedrag optreden? -> bijv.
sleutel stimuli
Stimulus: gedrag opwekken, gedrag sturen, algemene waakzaamheid verhogen. We vinden
twee soorten stimuli:
o Priming stimulus: houdt in dat wanneer een dier de stimulus eerder al heeft
waargenomen, hij het sneller herkent en er op reageert.
o Releasing stimulus: wordt instinctief op gereageerd.
- Ontogenie/ontwikkeling: hoe ontwikkelt gedrag zich in de loop van het leven van het
individu? Hier komt epigenetica om de hoek kijken, alle cellen hebben hetzelfde DNA maar
niet iedere cel ontwikkelt zich op dezelfde manier. Hoe werkt dit? Wat beïnvloedt dit?
Het maakt uit voor een vrouwtje in de baarmoeder of zij met andere mannetjes of andere vrouwtjes
zit. Dit heeft invloed op de secundaire gedragskenmerken na de geboorte. Bijvoorbeeld zijn
vrouwelijke muizen agressiever als zij twee mannetjes naast zich hadden in de baarmoeder dan
wanneer zij twee vrouwtjes naast zich hadden.
2 ultimate vragen: waartoe
- Adaptatie/Evolutie: hoe is het gedrag ontstaan doorheen de evolutie en hoe heeft dit zich
genetisch vastgelegd?
- Fylogenie/Functie: wat is de functie van het gedrag? (Bijv. reproductief succes (fitness),
consequenties, veiligheid? Soortgenoten aantrekken? Groeien?)
Voorbeeld: waarom zingt een spreeuw?
- Causaliteit: bijv. er zijn vrouwtjes in de buurt / hormonen spelen op
- Ontogenie: jongen leren het in het nest, passen het een jaar later zelf toe. Latent leren
2
Ethologie HC 1
, - Adaptatie: voortplanting
- Fylogenie: mannetjes die goed kunnen zingen, planten sneller voort, krijgen meer
nakomelingen.
Latent leren: jongen leren iets, slaan het op, en passen het pas een langere tijd (jaar) later toe.
Adaptatie = ecologische aanpassing door erfelijke veranderingen bij de organismen om beter te
kunnen overleven of beter voor het nageslacht te kunnen zorgen.
fylogenie = een studie over de afstammingsgeschiedenis van een groep organismen
Toegepaste ethologie
Welzijn
Kan ethologische kennis iets zeggen over welzijn?
o Optimaliseren productie; controle over gedrag (HA interacties) verklaren afwijkend gedrag
o Gebruiken ethologische kennis voor natuurbescherming
o Wat is het effect van leerprocessen op het gedrag? (aan / af leren)
o Zijn er modellen mogelijk die gedrag kunnen verklaren en concepten integreren?
Dit zijn allemaal vormen van toegepaste ethologie. Als dierenarts is het belangrijk om te weten hoe je
met dieren omgaat en hoe je stress voorkomt.
Kippen bijvoorbeeld: wij denken dat we beter de kippen vrij kunnen laten in de hokken dan in de
legbatterijhokken. Maar is dit voor een hiërarchische kip ook het geval?
We moeten huisvesting vergelijken/verbeteren: optimaliseren van de productie is belangrijk
Vergelijken/verbeteren huisvesting
Als we kennis hebben van gedrag van dieren, kunnen we dit gedrag in verschillende situaties van
huisvesting waarnemen en onderling vergelijken. Als we de oorzaak van bepaald gedrag kunnen
achterhalen met onze kennis van ethologie, kunnen we ook de huisvesting aanpassen door deze
oorzaak weg te laten in de huisvesting waar mogelijk. (andere voeding, lichtverandering, meer vrije
beweging etc.)
Optimaliseren productie
Verder kan de productie geoptimaliseerd worden als we kennis hebben van het dier en bijv. de eet
behoeften. Als wij weten wat het optimale voedingsritme van varken is kunnen we ons daar op
aanpassen en op deze manier ervoor zorgen dat de dieren meer gaan eten (en dus vetter worden).
Verder kunnen door diervriendelijke applicaties veranderingen aangebracht worden waardoor dieren
zich meer op hun gemak voelen en dus ook bijv. meer gaan eten ofwel meer melk gaan afgeven.
Er is onderzoek gedaan: als men dieren een naam geeft, en ze vriendelijk benaderd, zien we dat terug
in productiecijfers. Koeien met vriendelijke boeren groeien harder per dag, hebben minder cortisol,
komen sneller naar vreemden toe, hebben een duidelijk groter succes bij de eerste inseminatie, en
produceren een groter aantal liters per dag. Let wel op: het geven van een naam is niet de key, maar
de individuele kennis en het aanpassen op de individuele behoeften. Verder kunnen we dan
abnormaal gedrag beter herkennen. Interactie tussen mens en dier is dus erg belangrijk.
- Ongewenst gedrag, abnormaal gedrag, stress fysiologie
, - Stress fysiologie
Fysiologie = biologische wetenschap die de levensverrichtingen (stofwisseling) van organismen
bestudeert.
Het vinden van antwoorden op dit soort ethologische vragen doen we door middel van onderzoek:
- Uitgebreide anamnese
- Klinisch onderzoek
- Observatie
Observatie door de dierenarts is ook belangrijk; soms zijn er vragen die niet direct of niet geheel met
een direct klinisch onderzoek beantwoord kunnen worden. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
- Onverklaarbare verwondingen bij één of meer dieren (bijv. iets in de stal wat ervoor zorgt)
- Agressie
- Stereotypieën
- Verdenking van narcolepsie (slaap-waak stoornis), hyperesteria (abnormale gevoeligheid
voor prikkels), andere problemen
- Slechte body condition score bij dieren
- Veel onverklaarbare condities
Om deze vragen op te lossen moet je dieren/groepen observeren, maar er zijn nogal wat valkuilen.
Selective attention: wanneer je je aandacht op iets focust, zijn er altijd andere dingen die
onopgemerkt blijven. Als jij gefocust bent ergens op, dan schakelt je brein zich voor een deel uit,
waardoor andere dingen onopgemerkt blijven. Bijv. in het filmpje waar mensen de bal overgooien en
de gorilla voorbij komt: je focust je op de bal en ziet de gorilla niet. Ofwel je focust op de gorilla en
ziet het veranderende gordijn niet.
Het kan dus voorkomen dat als je samen met een collega kijkt naar een dier verschillende dingen
ziet, die beide waar zijn. Hiervoor moet je goed overleggen, en niet elkaar afvallen om hen
observaties.
Let op als je een dier observeert dat je heel objectief observeert. Dus dat je bijvoorbeeld niet dingen
opschrijft als ‘toont onderdanig gedrag’ maar dingen als ‘gaat op de rug liggen’.
Antropomorfisme = het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens.
Als je een situatie observeert tussen twee dieren, bijvoorbeeld een hond en een konijn, zal je snel de
gedragingen van een hond opschrijven. Echter is het konijn minstens zo belangrijk, ofwel
belangrijker, maar deze valt weg omdat het minder opvalt. Dit basisprincipe moet je goed in je
achterhoofd houden. Zo kan bijvoorbeeld in een stal ook een koe bepaald gedrag vertonen dat
veroorzaakt wordt door een andere koe. Dit ontdek je niet als je alleen naar deze ene koe kijkt.
Structureel observeren: dezelfde informatie op een andere manier bekijken.
Context
De context waarin je dieren bekijkt is erg belangrijk. Dit kan ‘gevaarlijk’ zijn, omdat je sneller gaat
observeren wat je verwacht dat je gaat observeren.
- Geloof beïnvloed observaties
- Observaties beïnvloeden acties -> gedrag van degene die observeert
- Kunnen daardoor een barrière zijn voor verder begrip
4
Ethologie HC 1
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelhogervorst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.15. You're not tied to anything after your purchase.