Uitgebreide samenvatting van het vak recht van periode 1.2. Alle 14 weken bevatten informatie vanuit het boek, maar ook de werk- en hoorcolleges zijn erin verwerkt. Verpleegkunde Windesheim Zwolle.
Week 1 Gezondheidsrecht:
Inleiding recht
Leerdoelen:
● Kan de verschillende indelingen van het recht benoemen en kan deze hanteren
● Kan de verschillende rechtsbronnen benoemen
● Kan beschrijven hoe de wetgeving in Nederland tot stand komt
● Kan uitleggen wat grondrechten zijn
● Heeft kennis van de organisatie van de rechtspleging in Nederland
1. Indelingen van het recht
Voor een benadering van het rechtsbegrip is het goed een onderscheid te maken tussen subjectief
recht en objectief recht:
● Subjectief recht: een bevoegdheid of aanspraak die iemand in een gegeven situatie in
redelijkheid heeft ten opzichte van een ander. Tegenover een subjectief recht van de een
staat steeds een verplichting van een ander. Voorbeelden: recht op levering van een product
na aanschaf; recht op bewegingsvrijheid; recht op inzage van eigen medische dossier
● Objectief recht: het complex van regels en voorschriften – rechtsregels inclusief die over
procedures – dat vanuit een gemeenschap met dwingend karakter aan burgers is opgelegd.
- Positief recht: het objectieve recht dat op een bepaald tijd in een bepaalde
gemeenschap geldt. Voorbeeld: het Nederlandse positieve recht.
Functie van het recht:
● De maatschappij ordenen en regels opstellen voor het geval er conflicten/misverstanden
ontstaan tussen mensen of rechtspersonen
● Het beschermen van de zwakkeren in de samenleving tegen de overheid en tegen anderen.
● Voorwaarden scheppen voor het ontplooien van de mens en het concretiseren van
rechtvaardigheid
Het Nederlandse objectieve recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld:
● Publiek- en privaatrecht
- Het publiekrecht regelt de verhoudingen tussen de overheid en de burgers en tussen
de overheidsorganen onderling en kan onderverdeeld worden in:
o Staatsrecht: regelt de inrichtingen en de bevoegdheden van de staat en zijn
onderdelen. Het stelt beperkingen aan de bevoegdheden van de overheid
(denk aan de Grondwet).
o Bestuursrecht: omvat de regels die de overheid in het verkeer met de
burgers (en soms met andere overheden) in acht moet nemen.
o Strafrecht: beschrijft welke gedragingen in welke omstandigheden en onder
welke voorwaarden strafbaar zijn en welke sancties dan mogen worden
opgelegd. Het voorziet in regels voor de handhaving en sanctionering van
gedragsnormen.
o Internationaal recht: het recht van de EU heeft tot doel om vrede, welvaart
en welzijn te bevorderen door samenwerking met de lidstaten op
verschillende gebieden. Dit recht is in verschillende verdragen bepaald.
- Het privaatrecht (ook wel burgerlijk of civiel recht) regelt de verhoudingen tussen
burgers onderling. Het individueel belang van de burgers staat centraal. Het
privaatrecht is voor het grootste gedeelte vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek wat
verdeeld is in de volgende 10 delen:
1
, 1) Personen- en familierecht
2) Rechtspersonen
3) Vermogensrecht in het algemeen
4) Erfrecht
5) Zakelijke rechten
6) Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
7) Bijzondere overeenkomsten
8) Bijzondere overeenkomsten, vervolg
9) Verkeersmiddelen en vervoer
10) Internationaal privaatrecht
● Materieel en formeel recht
- In het materieel recht zijn de bevoegdheden en verplichtingen van deelnemers aan
het rechtsverkeer vastgelegd. Bedoeld om de verhoudingen in een gemeenschap te
ordenen en zodoende conflicten te vermijden.
- In het formeel recht zijn de regels vastgelegd die bij het gerechtelijk procederen in
acht moeten worden genomen
● Dwingend en regelend recht
- Dwingend recht bevat regels waarvan niet mag worden afgeweken. De regels stellen
bepaalde belangen of waarden boven de vrijheid van een persoon om hierover zelf
te beslissen of andere afspraken te maken.
- Regelend recht bevat regels waarvan kan worden afgeweken of die door partijen
buiten toepassing kunnen worden gelaten door zelf een andere regeling te treffen.
Nietig: Wordt er toch van een regel van het dwingend recht afgeweken, bijvoorbeeld in een afspraak
of een contract, dan is die bepaling in de afspraak of het contract nietig. Dit wil zeggen dat men
ageert alsof de bepaling nooit heeft bestaan.
2. Verschillende rechtsbronnen
Er is sprake van drie verschillende bronnen van het Nederlandse recht:
● Wetgeving: omvat het geheel van algemeen verbindende voorschriften. Landelijk zijn deze in
eerste instantie afkomstig van de regering en Staten-Generaal gezamenlijk.
- Een wet is een regeling die wordt vastgesteld door de hoogste wetgever, dat is de
regering en de Staten-Generaal samen.
- Een algemene maatregel van bestuur bevat algemeen verbindende voorschriften
van de regering. Deze wordt vastgesteld door de regering.
- Een ministeriële verordening/regeling bevat ook algemeen verbindende
voorschriften. Zij wordt gemaakt door een minister die daartoe voor detaillering van
bepaalde onderwerpen door een wet of een AMvB is aangewezen.
- Een provincie of gemeente kan algemeen verbindende voorschriften uitvaardigen en
wel door respectievelijk Provinciale Staten of de gemeenteraad. Dit noemt men
verordeningen.
- Hiërarchie: De wetgeving kent een hiërarchie. De gemeentelijke verordeningen
mogen niet strijdig zijn met die van de provincie, en deze niet met de landelijke
wetgeving. Je moet overal dezelfde wetgevingen behouden.
● Verdragen: een publiekrechtelijke overeenkomst die Nederland met een andere
mogendheid/staat of met een verdragsorganisatie aangaat. Ze scheppen niet alleen
bevoegdheden en verplichtingen onderling, maar werken – als ze zich daartoe lenen – ook
2
, door in de nationale rechtsorde. Deze worden dan een ieder verbindende bepalingen
genoemd. Voorbeelden: Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden/Verdrag van Rome (EVRM); Verdrag betreffende de werking van
Europese Unie/Werkingsverdrag (VwEU)
● Jurisprudentie (ook wel rechtersrecht): de min of meer stabiele rechterlijke oordelen over de
uitleg of toepasselijkheid van wettelijke of verdragsregels die naar aanleiding van concrete
beslissingen geformuleerd en doorgaans door de hoogste rechter op een bepaald
rechtsgebied getoetst zijn. Rechtspraak is van belang bij het interpreteren van wetten.
3. Kan beschrijven hoe de wetgeving in Nederland tot stand komt
De wetgeving komt als volgt tot stand:
1) Ontvangen stukken worden naar een vaste Kamercommissie/speciale voor dit voorstel
ingestelde commissie gestuurd. Commentaar, suggesties en vragen worden vastgelegd in een
voorlopig verslag. De minister reageert in een memorie van antwoord. Met een nota van
wijzigingen kan de minister zo nodig wijzigingen doorvoeren. De leden van de Tweede
Kamer kunnen amendementen indienen. De Kamer stemt over de amendementen en het
totale wetsvoorstel.
2) De Eerste Kamer neemt het wetsvoorstel in behandeling. Leden hebben geen recht van
amendement. Het wetsvoorstel kan alleen in zijn geheel aanvaard of verworpen worden.
Door de minister te vragen een novelle in te dienen, kan de Senaat wijzigingen bevorderen.
3) Het wetsvoorstel wordt wet wanneer het is ondertekend door de koning(in) en de betrokken
minister(s) en treedt pas in werking als deze bekend is gemaakt.
4. Grondrechten
Grondrechten zijn fundamentele mensenrechten en de belangrijkste bouwstenen van het recht. Ze
vormen een belangrijke leidraad in het staatsbestel en zijn in verdragen waar Nederland bij is
aangesloten (bijvoorbeeld EVRM en IVBPR/BuPo) en de Grondwet vastgelegd:
1) Klassieke grondrechten: de rechten van individuen waarop staatsorganen – in beginsel –
geen inbreuk mogen maken. Voorbeelden: onaantastbaarheid van het lichaam; vrijheid van
openbare meningsuiting; vrijheid van onderwijs; persvrijheid.
2) Sociale grondrechten: ontstaan in de 20e eeuw. Om te bevorderen dat de mens zich in en
dankzij de samenleving zo veel mogelijk kan ontplooien. De overheid heeft de taak zo goed
mogelijk voor het welzijn van haar onderdanen te zorgen. Voorbeelden: bevordering van
voldoende woon- en werkgelegenheid; bestaanszekerheid van de bevolking en de spreiding
van de welvaart; de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het
leefmilieu; het onderwijs.
5. De rechtspleging
Onder rechtspleging wordt verstaan het geheel van regels met betrekking tot de organisatie van de
rechtspraak en de wijze waarop een proces verloopt. Rechtspraak in civiele en strafrechtzaken heeft
plaats op drie lagen:
1) Rechtbanken (11 in Nederland; werkgebied = arrondissement): elke rechtbank bestaat uit
vier sectoren:
- Kanton
- Civiel
- Strafrecht
- Bestuursrecht
2) Gerechtshoven (4 in Nederland; werkgebied = ressort)
3) Hoge Raad
Procesrecht (= formeel recht): de regels die bepalen hoe een proces dient te verlopen
3
, ● Burgerlijk procesrecht: de regels die bepalen op welke wijze een civiele procedure moet
verlopen. Daarbij gelden een aantal algemene regels en beginselen:
- Procedures moeten in het openbaar gevoerd worden.
- Partijen moeten de kosten zelf dragen.
- Iemand kan alleen procederen met advocaat.
- Beginselen van hoor en wederhoor.
Onderscheidt twee procedures: een dagvaardingsprocedure en een
verzoekschriftprocedure.
● Strafprocesrecht: omvat de regels die in acht genomen moeten worden vanaf het
constateren van een strafbaar feit t/m de berechting daarvan.
● Bestuursprocesrecht: omvat de regels die bepalen op welke wijze door een burger
opgekomen kan worden tegen een besluit van een bestuursorgaan. Er wordt onderscheidt
gemaakt tussen:
a) Bezwaar: het bestuursorgaan dat een besluit heeft genomen, wordt gevraagd het
besluit te heroverwegen. De bezwaarprocedure wordt gevoerd voordat een
beroepsprocedure bij een bestuursrechter kan worden gestart.
b) Administratief beroep: het bestuursorgaan zelf neemt geen besluit, maar dit wordt
gedaan door een ander (vaak hoger) bestuursorgaan.
c) Beroep: kan worden ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan en tegen
handelingen die gelijkgesteld zijn aan besluiten van een bestuursorgaan.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller christyesmee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.