Werkgroep 1 Het verdachtenverhoor
Het verdachtenverhoor is een onderwerp waar door de loop van de jaren heen –
en nog steeds – verschillend over wordt gedacht. Er is dan ook regelmatig kritiek
op geuit, waarover zo meer. Het gedachtenverhoor is juist om die reden een
goed onderwerp van discussie.
Artikel 29 Sv.
Het verdachtenverhoor naar geldend recht.
Het verhoor van de verdachte – met name het politieverhoor – vormt een
belangrijk onderdeel van de waarheidsvinding. Daarnaast zal het verhoor er in
de meeste gevallen op zijn gericht een bekentenis van de verdachte te
verkrijgen. De verdachte mag echter conform artikel 29 Sv zwijgen (zwijgrecht).
Hier moet de verdachte tevens op gewezen worden voor de aanvang van het
verhoor (cautie). Als de verdachte toch besluit om te spreken, dan mag hij zelf
de inhoud van zijn antwoord bepalen (verklaringsvrijheid).
De verdachte heeft recht op consultatie- en verhoorbijstand op grond van art.
28c en 28d Sv. Op grond van art. 27c Sv dient de verdachte voorafgaand aan
zijn eerste verhoor hierop te zijn gewezen.
Consultatiebijstand is het recht om een raadsman te raadplegen voorafgaand
aan het eerste politieverhoor. Consultatiebijstand vloeit voort uit het
Salduzarrest. Verhoorbijstand gaat verder: de verdachte heeft recht op bijstand
door een raadsman tijdens het (politie)verhoor en het verstrekken van een
verklaring.
Daarnaast zegt art. 28b Sv e.e.a. over de bijstand van de raadsman, namelijk in
welke gevallen hij naar het politiebureau komt. Uitgangspunt is dat de
aangehouden verdachte recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand als hij dat
wenst, mits het gaat om een feit waarop voorlopige hechtenis is gesteld
(minimaal 4 jaar GVS). De hulpofficier deelt dat mede aan de Raad voor
Rechtsbijstand. Als het gaat om een feit van 12 jaar of meer, of als het een
kwetsbare verdachte betreft, dan wordt te allen tijde een raadsman
aangewezen.
Dan heb je ook nog het geval waar het gaat om een voorkeursadvocaat. Bij een
zelfgekozen raadsman blijft de kennisgeving van de hulpofficier achterwege en
wordt de advocaat gebeld. Als het een aanhouding betreft voor een minder
zwaar feit of als een verdachte nog niet is aangehouden maar wel wordt
uitgenodigd voor verhoor, dan dient hij zelf contact te zoeken met een advocaat
als hij dat wenst.
Het doel van art. 29 Sv lag volgens de wetgever in de normering van het verhoor
opdat excessen werden voorkomen en verdachten geen verklaringen aflegden
die met de werkelijkheid in strijd waren. Tegenwoordig is een algemeen
gedeelde opvatting dat de procesautonomie geldt als de ratio van art. 29 Sv. Zo
stelt Knigge dat de ratio van het zwijgrecht en het nemo-teneturbeginsel ligt in
het fundamentele recht van de verdachte om in vrijheid zijn proceshouding te
bepalen.
1
,De uitleg van het begrip ‘verhoor’ in art. 29 Sv en de waardering van
verhoorsituaties door de HR tonen aan dat in de opsporingsfase het recht om de
eigen proceshouding te kiezen een beperkte betekenis heeft. Onder verhoor
wordt namelijk verstaan: ‘alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als
verdachte aangemerkt persoon betreffende diens betrokkenheid bij een
gepleegd feit’. Het vragen naar personalia wordt binnen deze uitleg in beginsel
niet gekwalificeerd als verhoor en in dit geval dient de verdachte de vragen dan
ook te beantwoorden. Ook het verklaren en zwijgen van de verdachte in een
later stadium van het onderzoek is niet geheel vrijblijvend. De vrijheid van de
verdachte zijn proceshouding te bepalen moet in de beslissingsfase worden
bekeken binnen de context van het aanwezige belastende bewijsmateriaal. Een
grote hoeveelheid belastend bewijs kan namelijk ‘om uitleg schreeuwen’. Aan
het niet meewerken in de zin van liegen of zwijgen kunnen in dergelijke gevallen
bepaalde, voor de verdachte negatieve consequenties worden verbonden.
Ondanks het nu aan artikel 29 Sv toegedichte fundamentele belang, is de
bepaling nooit een rustig bezit geweest. Vanaf de late middeleeuwen was het
strafproces gericht op het zo snel en efficiënt mogelijk afhandelen van de
strafzaak. De bekentenis van de verdachte vormde daarbij een wezenlijk
onderdeel. De verdachten hadden niet het recht om te zwijgen, maar een plicht
om te spreken. Deze plicht kon worden afgedwongen met behulp van de
pijnbank.
Mede vanuit de Verlichting en vanuit op het Engelse (accusatoire) strafproces
geïnspireerde ideeën, waarin de verdachte een zelfstandiger positie innam,
ontstond steeds meer verzet tegen excessen van het toenmalige strafproces.
Men kwam tot het inzicht dat de pijnbank niet altijd tot betrouwbare
bekentenissen leidde en daarom ook onschuldigen werden veroordeeld.
Uiteindelijk werden de pijnbank en de antwoordplicht afgeschaft. Vanaf eind 19 e
eeuw werd van verschillende kanten aangedrongen op het vaststellen van een
geheel nieuw wetboek.
Uiteindelijk werd het strafproces hernieuwd. Vanaf de jaren ’50 staat het
strafproces steeds meer in het teken van de vrijheid van het individu en ligt
steeds minder nadruk op de criminaliteitsbestrijding. Ook het recht op een eerlijk
proces op grond van art. 6 EVRM wint aan terrein. Het ‘partijenperspectief’ van
de verdachte wordt de overheersende interpretatie ten aanzien van art. 29 Sv.
Hiermee wordt gedoeld op de vrijheid die de verdachte binnen het systeem krijgt
toebedeeld, op zijn procesautonome positie. Die positie vloeit voort uit het feit
dat de verdachte geen publieke functie in het geding vervult en daarom niet aan
zijn veroordeling hoeft mee te werken. De verklaringsvrijheid en het zwijgrecht
omvatten de mogelijkheid tot niet meewerken en specificeren zo de
bewegingsvrijheid van de verdachte binnen het systeem.
Het principiële belang van het zwijgrecht voor de (procesautonome) positie van
de verdachte wordt onverminderd benadrukt. In dat verband is het zwijgrecht
verbonden met de notie van het niet meewerken aan de veroordeling (nemo-
teneturbeginsel) (Bloedproef I en Mollenvangersarrest). Eveneens blijven steeds
de geluiden hoorbaar die aandacht vragen voor de moeilijk (of zelfs onmogelijke)
hanteerbaarheid van het zwijgrecht in de werkelijkheid van
criminaliteitsbestrijding en het belang van waarheidsvinding. Deze botsing van
belangen en interpretaties worden verder op scherp gezet door de vraag of de
verdachte voor en tijdens het verhoor het recht zou moeten hebben om te
worden bijgestaan door een raadsman.
2
,Dat brengt ons tot het volgende uitdrukkelijk onderbouwde standpunt/stelling:
Het recht op bijstand van de verdachte tijdens het politieverhoor dient
te prevaleren boven het belang van waarheidsvinding en
criminaliteitsbestrijding.
Wij stellen dat het recht op bijstand dient te prevaleren om de volgende
redenen:
1. Het zwijgen van de verdachte is een fundamenteel recht, evenals het
recht om zichzelf niet te belasten. Dit is van belang voor een eerlijk
proces.
- (Alleen) de raadsman kan de verdachte helpen bij het maken van de
keuze al dan niet te verklaren en om de eenmaal gekozen proceshouding
tijdens het verhoor vast te houden. / ‘Voorstanders menen juist dat
bijstand bij de politieverhoren noodzakelijk is om de verdachte een eerlijke
kans in zijn proces te geven en om een zinvolle inhoud te geven aan het
zwijgrecht. De advocaat licht de verdachte in over zijn procespositie,
waarna deze met volledige kennis van zaken de keuze kan maken al dan
niet een (bekennende) verklaring af te leggen. Op die manier wordt
optimaal gebruik gemaakt van de vrijheid zijn proceshouding te bepalen.’
Uit het empirisch onderzoek blijkt dat als advocaten meeschrijven tijdens
het verhoor, dat ervoor leek te zorgen dat verhoorders meer aandacht
besteedden aan het opstellen van het proces-verbaal.
Onderzoek naar de ‘Miranda warning’ in Amerika heeft laten zien dat
jeugdige verdachten en verdachten met verstandelijke beperkingen een
slecht begrip hebben van de rechten en de consequenties van hun keuze
niet goed kunnen overzien Zij hebben daarom extra bijstand nodig van
een advocaat.
De raadsman vormt een waarborg tegen het uitoefenen van ongeoorloofde druk.
(Verhoorstijl erbij betrekken?? beschuldigende verhoorstijlen)
Ongeoorloofde druk vergroot het risico op een valse verklaring.
Bijstand van de raadsman bij het politieverhoor hindert de waarheidsvinding.
Het belang van waarheidsvinding wordt geholpen door een verklarende
verdachte. Door de aanwezigheid van de raadsman zal de verdachte zich
steeds vaker beroepen op het zwijgrecht.
Weerleggen: wat blijkt uit empirisch onderzoek?
Het politieverhoor is vaak het punt waarop de verdachte zelf ‘actief’ bij het
geding betrokken wordt. Het politieverhoor vormt tevens een wezenlijk
onderdeel van de strafrechtelijke procedure. Het is daar dat het meeste
bewijs wordt verzameld dat later ter zitting wordt aangewend.
Het niet, gedeeltelijk of onjuist antwoorden op vragen door de verdachte
kan nadelig voor hem uitpakken wanneer het niet meewerken wordt
geplaatst in het licht van het aanwezige belastende bewijsmateriaal. Zo
kan een verklaring van de verdachte door de rechter als 'leugenachtig'
worden aangemerkt. De leugenachtigheid wordt afgeleid uit de andere
bewijsmiddelen en kan als zodanig meewerken aan het bewijs.
Advocaten die ingrijpen tijdens het verhoor verstoren het verhoorproces,
wat door betrokken verhoorders werd ervaren als het hinderen van de
waarheidsvinding, aldus onderzoek.
3
, Bijstand van de raadsman bij het politieverhoor hindert de
criminaliteitsbestrijding.
De nadrukkelijke aanwezigheid van de raadsman bij het politieverhoor zou
betekenen dat de verdachte niet meer wil praten. Het verhoor zou
daarmee zijn waarde verliezen als opsporingsmiddel, en bij gebrek aan
bekennende verklaringen zouden minder strafbare feiten kunnen worden
opgelost
Weerleggen: wat blijkt uit empirisch onderzoek?
Het in acht nemen van het pressieverbod (29 Sv) biedt al een voldoende
waarborg voor een eerlijke procesvoering.
Weerleggen: Wel vaker wordt het pressieverbod overschreden.
jurisprudentie erbij halen, bijv. Zaanse Verhoormethoden en in de
Arnhemse Villamoord
Alternatief.
Verhoren kunnen desnoods worden opgenomen weerleggen: het
politieverhoor op video opnemen is onvoldoende waarborg tegen misbruik en
ongeoorloofde dwang, en ook voor de betrouwbaarheid van de verklaringen.
Daarbij komt dat het beeld achteraf door advocaten zou worden bekeken en het
kwaad dan al is geschied.
Het verhoor/onderzoek duurt langer indien de verdachte gebruik zou maken van
de rechtsbijstandsverlening van een advocaat. O.m. door drukke agenda’s. Maar
weegt dat op tegen de rechten van de verdachte?
Met alle rechten van de verdachte wordt onvoldoende rekening gehouden met
de positie van het slachtoffer.
Neveneffecten rechtsbijstand
Het is bekend dat nieuwe regelgeving of aanpassing van bestaande regelgeving
kan resulteren in neveneffecten (Swanborn, 2007). Het empirisch onderzoek
heeft inzicht gegeven in ongewenste neveneffecten van de
rechtsbijstandsverlening. Uit observaties en interviews met
opsporingsambtenaren kwam naar voren dat jeugdige verdachten door de
rechtsbijstandsverlening voor een relatief licht vergrijp (zoals een winkeldiefstal)
langer en soms ook ’s nachts op het politiebureau dreigden te moeten verblijven.
Dit is, gezien de impact die de aanhouding en insluiting op een jeugdige
verdachte kan hebben, een niet wenselijk neveneffect.
Daarnaast liet dossieronderzoek zien dat het aantal Halt-verwijzingen na
invoering van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor lager lag dan voor de
invoering. De precieze oorzaak hiervoor was niet eenduidig vast te stellen, maar
de daling zou op twee manieren aan de invoering van het recht op rechtsbijstand
bij het verhoor gerelateerd kunnen zijn. Mogelijk leggen minder jeugdige
verdachten door de rechtsbijstandsverlening een (bekennende) verklaring af.
Zeker wanneer niet in het jeugdstrafrecht gespecialiseerde advocaten de
jeugdige verdachten in zaken met weinig bewijs het advies geven om te zwijgen,
een bevinding die uit observaties en interviews met advocaten naar voren kwam.
Een tweede oorzaak kan worden afgeleid uit interviews met
opsporingsambtenaren. Daaruit kwamen indicaties naar voren dat jeugdige
verdachten, in het geval van lichte vergrijpen, vaker met een reprimande naar
huis werden gestuurd om zodoende de rechtsbijstandsverlening, en de daarmee
gepaard gaande wachttijden, te omzeilen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikkialberts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.