Samenvatting: Kijken naar mensen
De bio-ecologische systeemtheorie
De bio-ecologische systeemtheorie (van Bronfenbrenner) een hulpmiddel om invloeden op een
individu vanuit verschillende “systemen” te benaderen
In de dagelijkse praktijk wordt geneigd één factor aan te wijzen om iets te verklaren. Er wordt dan
uitgegaan van één invalshoek, zoals de biologische, de psychologische of de sociale.
Met de komst van het biopsychosociale model wordt gekeken naar de wisselwerking tussen deze
drie aspecten van het gedrag (biologisch, psychologisch, sociaal).
Een hieraan verwante theorie is dus het bio-ecologische systeemmodel. Deze wordt gebruikt in de
ontwikkelingspyscho(patho)logie gebruikt. “Ecologisch” verwijst hierin naar het idee dat je een kind
alleen in zijn natuurlijke omgeving goed kunt bestuderen, en niet in een kunstmatige psychologische
testsituatie die daar helemaal niet op lijkt.
Het bio-ecologische systeemmodel wordt onderscheden in systeemlagen (contexten waarin het
gedrag zich ontwikkelt). De persoon zelf met zijn eigen persoonlijke kenmerken staat in het centrum:
1. Intrapersoonlijke factoren van het kind (centrum) persoonlijke eigenschappen, zoals
temperament. Deze factoren veranderen onder invloed van de andere systemen en door de
tijd heen.
2. Microsysteem de relaties die iemand heeft met zijn directe omgeving (familie, vrienden,
leerkracht, etc.). Microsystemen zijn als het ware de motoren van de ontwikkeling van een
, kind. Een microsysteem dat op latere leeftijd ontstaat en veel invloed kan uitoefenen, is de
relatie met een geliefde.
3. Mesosysteem de relaties tussen de verschillende microsystemen waarvan het kind deel
uitmaakt.
Bijvoorbeeld: ouders hebben een gesprek met leerkracht. Twee microsystemen van het kind
komen in contact/relatie met elkaar mesosysteem. Opvoeders beïnvloeden een kind
direct, maar ook indirect door het beïnvloeden van andere microsystemen.
4. Exosystemen maatschappelijke systemen die indirect de ontwikkeling van iemand
beïnvloeden, via micro- en mesosystemen.
Bijvoorbeeld: de vriendenkring van de ouders of de docentenvergaderingen op school.
5. Macrosysteem gaat om wetten, instituties en daarbij horende waarden en normen.
Bijvoorbeeld: leerplicht; culturele, politieke en religieuze normen; maatschappelijke trends
(sociale media, mode); vrijetijdsbesteding; jeugdcultuur; en het welvaartsniveau in een land.
6. Chronosysteem de lichamelijke, psychische en sociale ontwikkeling die mensen door de
tijd heen doormaken. Daarbij veranderen ze onder invloed van hun omgeving, maar blijven
ook een aantal aspecten hetzelfde.
Het chronosysteem slaat ook op de tijdsperiode waarin iemand opgroeit, die ook weer
invloed heeft op zijn persoonlijkheidsvorming. (Zo heb je bijvoorbeeld: Generatie Einstein,
geboren 1980-1995).
Uitgangspunten bio-ecologische systeemmodel:
1. Oorzaak en gevolg zijn circulair: een omgeving beïnvloedt een individu en een individu
beïnvloedt de omgeving – het is geen eenrichtingsverkeer.
2. Ontwikkeling vindt plaats op alle niveaus: niet alleen het individu in het centrum ontwikkelt
zich – alle systemen eromheen ontwikkelen zich ook.
3. Interpretatie verschilt per individu: individuen leven in sociale contexten waarvan de
kenmerken kunnen verschillen (bv.: gescheiden ouders of nog bij elkaar). Wat de uitwerking
is van die kenmerken op het individu hangt weer af van hun eigen interpretaties.
4. Kinderen geven actief vorm aan hun ontwikkeling: hoe ouder kinderen worden, hoe meer ze
zelf hun leven kunnen beïnvloeden (ze kunnen hun eigen hobby’s en vrienden etc. kiezen).
Dit heet locus of control. Kinderen met een hoge interne locus of control handelen vanuit het
idee dat ze zelf veel invloed op hun leven hebben; ze voelen zich competent (bevoegd).
Kinderen met een lage locus of control denken dat vooral factoren buiten henzelf bepalen
hoe het met hen gaat; ze voelen zich product van de omstandigheden.
5. Ouders fungeren als “bemiddelaars”: voor jonge kinderen geldt dat de invloeden van het
exosysteem en macrosysteem via de ouders bij hen terechtkomen.
6. Kinderen internaliseren normen en waarden: oudere kinderen kunnen ook onder invloed
staan van ouders/opvoeders als deze niet aanwezig zijn, omdat ze zich hún normen en
waarden eigen hebben gemaakt (geïnternaliseerd).
7. Verschillende factoren versterken elkaar: factoren in de ontwikkeling van een kind kunnen
elkaar afzwakken of versterken.
Bijvoorbeeld: stel je hebt een erfelijke aanleg voor een psychische stoornis én een van je
ouders heeft een psychische stoornis, heb je veel meer kans om zelf psychische problemen te
gaan ervaren.
, Individualisering & digitalisering
Individualisering het proces waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in de
samenleving komen te staan.
Digitalisering het digitaal maken van analoge en handmatige processen. Steeds meer wordt
gedaan via de technologie en het internet.
Vanwege complicaties door digitalisering zijn vier uitgangspunten geformuleerd (door de Nationale
ombudsman) die van belang zijn voor de overheid die digitaliseert:
1. Neem verantwoordelijkheid
2. Wees toegankelijk
3. Wees oplossingsgericht
4. Wees gebruiksvriendelijk
Week 2 – week van de gezondheid
Gezondheid is volgens de WHO: optimaal lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn.
Begrip is te breed, dus nieuwe definitie:
Gezondheid een situatie van evenwicht, bepaald door de omstandigheden waarin mensen
verkeren en het vermogen dat zij bezitten om zich te weren tegen verstoringen.
Indelingen ziekte:
1. Illness: zich ziek voelen
2. Sickness: zich ziek gedragen
3. Disease: objectiveerbare ziekte (te diagnosticeren)
In de westerse samenleving is disease nodig om sickness te rechtvaardigen; de diagnose van een arts
is nodig om de ziekenrol te mogen spelen.
Ziekte/stoornis = proces (kan verergeren/verminderen of zelfs overgaan)
Beperking/handicap = toestand (continu, is voor altijd)
Drie visies (benaderingen) op gezondheid:
1. Individuele benadering: evenwicht tussen wat je wil en wat je kan
2. Professionele benadering: gezondheid is afwezigheid van ziekte (biochemische vaststelling)
3. Gemeenschapsgerichte benadering: gezondheid is deelname aan de samenleving
(figuur 20.1 uit gezondheidszorg en GVO)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mirsw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.21. You're not tied to anything after your purchase.