Een samenvatting voor de eerste deeltoets van het vak sociale en emotionele ontwikkeling aan de UU. Deze samenvatting bevat de hoofdstukken 1,2,3,4,5,7 en 9 uit het boek 'social development' van Clarke-Stewart & Parke. De deeltoets vindt plaats op 8 december 2020. De samenvatting is redelijk uitgeb...
Test Item File- Practice Test - Social Development,Clarke-Stewart,2e
Ace Your Exams with the [Social Development,Clarke-Stewart,2e] 2023-2024 Test Bank
Social Development, Clarke-Stewart - Exam Preparation Test Bank (Downloadable Doc)
All for this textbook (7)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Sociale En Emotionele Ontwikkeling (200300062)
All documents for this subject (19)
2
reviews
By: kimherkelman • 3 year ago
By: annemaaikeverhoef • 4 year ago
Seller
Follow
psy99
Reviews received
Content preview
1
Samenvatting sociale en emotionele ontwikkeling
H1 Introduction: Theories of Social Development
Als we sociale ontwikkeling benaderen vanuit het nature perspectief dan spreken we vaak van
maturatie. Dit betekent dat het ontwikkelen en volwassen worden vanzelf gaat en grotendeels
bepaald wordt door onze genen. Hier tegenover stond Watson met zijn conditionering en het idee
dat de omgeving de ontwikkeling van kinderen bepaald en dat alles aangeleerd kan worden.
Tegenwoordig is duidelijk dat zowel nature als nurture invloed heeft op de sociale ontwikkeling
van kinderen.
Kinderen spelen zelf ook een rol in hun eigen ontwikkeling. Kinderen hebben een actieve invloed
op hun ontwikkeling en zij kunnen hun ontwikkeling vormen, controleren en sturen. Er is dus
sprake van een transactioneel proces: de omgeving beïnvloedt kinderen en kinderen
beïnvloeden zelf ook hun omgeving. De bewustwording van dit proces heeft er voor gezorgd dat
de focus meer ligt op de social dyad. Dit betekent dat onderzoekers onderzoek doen naar sociale
interactiefs tussen kinderen, tussen kinderen en ouders en tussen andere individuen.
Sociale ontwikkeling kan benaderd worden als zowel een continu als discontinu proces. Volgens
de continue benadering blijft de ontwikkeling groeien met leeftijd en volgens de discontinue
benadering zijn er bepaalde stappen die doorlopen moeten worden en dit gaat niet altijd
geleidelijk.
Er is geen duidelijke route die kinderen moeten doorlopen voor een succesvolle ontwikkeling. Er
zijn verschillende paden en kinderen die hetzelfde beginnen kunnen heel anders eindigen in hun
leven. We noemen hetzelfde beginnen maar anders eindigen multifunctionaliteit. Als kinderen
totaal anders beginnen met hun ontwikkeling en hetzelfde eindigen spreken we van equifiniteit.
Onze sociale oordelen over kinderen zijn negatiever als deze kinderen agressief zijn,
onaantrekkelijk, jongens zijn, moeilijk zijn of als ze een lage SES hebben. Ook oordelen we sneller
depressief als we zelf depressief of agressief zijn en als we in een bepaalde context verkeren
waarin streng zijn gewenst is.
Het psychodynamische perspectief van Freud stelt dat de psychologische ontwikkeling en groei
bepaald wordt door onbewuste biologische processen zoals instincten, agressie en honger en dat
ze vervolgens gevormd worden door onze omgeving. De ontwikkelende persoonlijkheid bestaat
uit drie delen:
- Id: zoekt naar onmiddellijke bevrediging en plezier. Is vooral een instinct.
- Ego: denkt na en probeert logische, verstandige keuzes te maken. Moet hierbij de juiste balans
vinden tussen het Id en superego.
- Superego: de geïnternaliseerde gedachtes en waardes van het kind, lokwel het bewustzijn.
Volgens Freud was de ontwikkeling discontinu en bestond het uit een aantal stadia:
- Orale stadia: kinderen zijn bezig met eten, zuigen en bijten.
- Anale stadia: kinderen worden zindelijk.
- Phallic stadia: kinderen krijgen seksuele interesse en houden zich bezig met het lichaam. In
deze periode krijgen jongens het Oedipus complex: ze voelen zich aangetrokken tot hun
moeder, zijn jaloers op hun vader en willen hun vader daarom straffen. Meisjes zouden mogelijk
het Electra complex krijgen: ze nemen het hun moeder kwalijk dat ze geen penis hebben en
voelen zich daarom aangetrokken tot hun vader.
- Latency stadia: weinig seksuele verlangens in deze periode die loopt vanaf het zesde levensjaar
tot de puberteit. Kinderen hebben geen zin in relaties met het andere geslacht
- Genitale periode: seksuele verlangens komen terug.
Volgens de psychosociale theorie van Erikson is de ontwikkeling ook discontinu en heeft het
meerdere stadia. In elk stadia moeten bepaalde kwaliteiten behaald worden om een goede
ontwikkeling mogelijk te maken. Het eerste stadia gaat over het krijgen van vertrouwen. Het
tweede stadia draait om het leren van zelfcontrole en het krijgen van autonomiteit. Het derde
, 2
stadia, de play age tussen 3 en 6 jaar, draait om het leren omgaan met de omgeving. Tijdens het
vierde stadia is vooral school belangrijk. Het vijfde stadia gaat over het stabiliseren van het
zelfbeeld en de zelf-identiteit. Cruciaal is dat iemand rond het 50e levensjaar iets gecreëerd moet
hebben (kinderen, ideeën of producten), wat generativiteit wordt genoemd.
Volgens de drive-reduction theorie vindt klassieke en operante conditionering alleen plaats als
het samengaat met drive reduction. Primaire drives zoals honger en dorst kunnen motiverend
werken. Ze creëren spanning die iemand met zijn daden wil verminderen.
De klassieke conditionering theorie heeft een belangrijke interventie vorm mogelijk gemaakt,
namelijk desensitisatie. Hierbij kunnen kinderen leren hun angsten te overwinnen door steeds
blootgesteld te worden aan het enge object terwijl je gestimuleerd wordt om te ontspannen. Ook
operante conditionering heeft mogelijkheden tot interventie geboden. Zo helpt positieve
reinforcement om het gedrag van kinderen te sturen.
Volgens de cognitieve sociale-leer theorie leren kinderen sociaal gedrag aan door andere
mensen te observeren en te imiteren. Kinderen hoeven niet altijd een beloning te krijgen om
gedag aan te leren, ze gaan vanzelf gedrag vertonen wat ze een ander zien vertonen. Vier
aspecten zijn belangrijk bij het aanleren van gedrag op deze manier:
- Aandacht: aandacht hebben voor het gedrag. Ze besteden meer aandacht als ze eerder
beloond zijn door de persoon of als ze een goede relatie hebben met de persoon.
- Retentie: om gedrag na te kunnen doen moet je het ook kunnen herinneren en organiseren.
- Reproductie: je moet het kunnen reproduceren om het na te kunnen doen.
- Motivatie: je moet extrinsieke of intrinsieke motivatie hebben om het gedrag na te doen.
Bij deze theorie is self-efficacy belangrijk. Kinderen die van zichzelf denken dat ze veel kunnen
en dat ze de mogelijkheid hebben om problemen op te lossen en dit willen proberen hebben een
hoge self-efficacy. Deze kinderen hebben een grotere kans om door observatie en imitatie gedrag
aan te leren. Self-efficacy leert een kind door eerdere succesvolle pogingen, door het
aanschouwen van succesvolle pogingen van anderen en door gemotiveerd te worden door
anderen dat hij of zij goed genoeg is. Tot slot
zijn er ook biologische en affectieve oorzaken
voor self-efficacy en kan de sociale omgeving
(bijvoorbeeld een groep) ook invloed hebben
door middel van de collectieve efficacy van
een groep.
Volgens de sociale informatie-
verwerkingstheorie (zie hiernaast) lopen
kinderen in sociale situaties een aantal
cognitieve stappen door om de intentie van
een ander te achterhalen en om zo te
beslissen, reageren en evalueren.
Volgens de cognitieve ontwikkelingstheorie
van Piaget spelen assimilatie en
accommodatie een belangrijke rol. Kinderen
gaan de huidige kennis van nieuwe
gebeurtenissen absorberen (assimilatie).
Vervolgens gaan ze hun bestaande informatie
aanpassen aan de nieuwe informatie (accommodatie). Dit den ze met alle informatie en
gebeurtenissen die ze tegenkomen. Kinderen zijn dus niet passief, maar ze zoeken actief naar
ervaringen om hun kennis te verbreden. Jonge kinderen zijn minder flexibel in hun denken en
redeneren dan volwassenen. Daarnaast zijn ze meer egocentrisch: ze kijken naar hun eigen
perspectief en kunnen moeilijk het perspectief van andere begrijpen. Piaget is ook belangrijk
geweest met zijn concept van object permanentie: kinderen realiseren zich dat objecten en
mensen nog steeds bestaan als ze niet meer zichtbaar zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psy99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.