Dit is een samenvatting voor de HOC thema 9 en 10.
Met deze samenvatting heb ik de HOC voldoende afgerond.
Dit is geen samenvatting voor de HOK.
In dit document worden vooral de richtlijnen samengevat.
Ook zijn er aantekeningen van bluejeans sessies.
Bijna aan het einde van het document ...
Schouder instabiliteit categorieën op basis van etiologie. Etiologie= oorzakenleer.
TUBS: traumatic unidirectional, bankart surgery = instabiliteit door schouderdislocatie. Schouder
naar voren uit de kom.
AIOS: aquired instability overstress syndrome = vooral bovenhandse sporters =
overbelastingsinstabiliteit. Posterior stijfheid, gird. Anterior instabiliteit?. Onbalans tussen
instabiliteit en stijfheid.
AMBRI: atraumatic multidirections, bilateral, rehabilitation, inferior. Ontwikkelt zich bij laxiteit van
de ligamenten. Hyperlaxiteit aan beide zijden. Focus bij training op deltoideus.
Conservatieve behandeling na schouderdislocatie:
1. Initiële fase: bescherming van de beschadigde structuren. Nadruk op pijn management.
Gebalanceerde spier rekrutering van de rotator cuff.
2. Geavanceerde fase: toename van belasting en focus op performance.
3. Return to play fase.
GIRD: exorotatie krachtvermindering. De arm moet afgeremd worden bij het gooien. Bij te weinig
kracht onstaan micro traumata in achterste kapsel. Waarschijnlijk meer een krachtsprobleem dan
mobiliteitsprobleem. → krachttraining in combinatie met stretchen van het kapsel: sleepers stretch.
Factoren instabiliteit:
• Hyperlaxiteit
• Rotatorcuff en deltoideus insufficiency.
• CNS= central nervous system
• Perifeer zenuwsysteem
• Scapula dyskinesie
Let op bij behandeling: wanneer is een spier een beweger en wanneer is het een stabilisator. Bij
anteflexie zijn de spieren aan de voorzijde de bewegers, aan de achterzijde de stabilisators.
Psychometrische eigenschappen:
• Validiteit: meet de test wat het moet meten.
• Reproduceerbaarheid: kan iemand anders hetzelfde resultaat halen bij herhaling van de test.
• Responsiviteit: kan test/instrument veranderingen aantonen.
• Toepasbaarheid: hoe bruikbaar is de test. is het eenvoudig uit te voeren.
• Sensitiviteit: hoe gevoelig is de test. SNout.
• Specificiteit: Hoe specifiek is de test. Spin.
• Positief/negatief voorspellende waarden: De positieve voorspellende waarde
(PVW, Engels: positive predictive value, PPV) is het deel van de onderzochte personen met
een positieve testuitslag die de eigenschappen ook daadwerkelijk heeft. De negatieve
voorspellende waarde (NVW, Engels: negative predictive value, NPV) daarentegen is het deel
van de onderzochte personen met een negatieve testuitslag die de eigenschappen inderdaad
niet heeft.
Cluster testen voor impingement Michener: zijn bovenstaande testen + exorotatie tegen weerstand.
3/5 testen positief is waarschijnlijk impingement.
Typen schouder dyskinesie: van kibler?
1. Type 1 tipping scapula.
2. Type 2 winging scapula.
3. Type 3 shrugging scapula.
,Evidence statement subarcomiale klachten:
• Meestal veroorzaakt door inklemming van de rotatorcuff spieren/pezen.
• Heffen van de schouder, vooral m.supraspinatus. (painfull arc)
• Provocerende houdingen of bewegingen vooral inklemming van de infraspinatus,
subscapularis, biceps brachii.
• Extern impingement: inklemming in de subacromiale ruimte.
• Intern impingement: inklemming tussen humeruskop en cavitas glenoidale.
• Primair impingement: structurele vernauwing van sub acromiale ruimte. Bv door zwelling
pezen / bursa, osteofyt vorming of andere vorm van het acromion.
• Secundair impingement: inklemming tijdens bepaalde bewegingen bijvoorbeeld door
glenohumerale instabiliteit, hypomobiliteit, scapulothoracale disfuncties, bicepspathologie,
GIRD.
30% hersteld na 6 weken. 50% na 6 maanden, 60% na 12 maanden.
Prognostische factoren bij schouderklachten
• Langdurg bestaande klachten bij eerste consult. –
• Ernstige pijn. –
• Geleidelijk ontstaan. –
• Nekpijn. –
• Cto stoornissen. –
• Werkgerelateerd en psychosociale factoren. –
• Instabiliteit en dysfuncties kunnen klachten doen ontstaan en in stand houden.
Echte rode vlaggen zijn niet opgesteld voor de schouder?
• Beide zijden aangedaan.
• Koorts, malaise, gewichtsverlies
• Heftige uitstralende pijn, tintelingen, samenhangend met nekbewegingen
• Dyspneu, angina pectoris, coronair syndroom
• RA, synovitis
• Klachten die niet passen bij de leeftijd
, Aanbevolen testen (uit evidence statement):
• Painfull arc test
• Neer test
• Hawkins kennedy test
• Drop arm test
• Jobe / empty can test
Aanbevelingen tests (noot 8 en 9) De meetinstrumenten die van toepassing kunnen zijn bij
patiënten met subacromiale klachten zijn op systematische wijze gekoppeld aan de
gezondheidsdomeinen van de ICF. In figuur 1 staat een overzicht van de aanbevolen
meetinstrumenten. Deze instrumenten kunnen worden toegepast wanneer daar in de praktijk
aanleiding toe is. De optionele meetinstrumenten staan in de Noten. Al deze meetinstrumenten
zijn beschikbaar via www.meetinstrumentenzorg.nl.
• Voor het vaststellen van subacromiale klachten kunnen de Hawkins-Kennedy test en het teken van
Neer worden gebruikt. De diagnostische waarde van de tests afzonderlijk blijkt beperkt te zijn. Bij
een positieve score op beide tests is de diagnose betrouwbaarder gesteld dan wanneer slechts één
test of geen van beide tests positief scoort. Indien de uitslag van een of beide tests negatief is, is de
diagnose minder waarschijnlijk.
• Voor het aantonen van een verandering in de structuur van de musculus (m.) supraspinatuspees
kunnen de Jobe-test en de Drop-arm test worden gebruikt. De Jobe-test blijkt vooral geschikt voor
het aantonen van volledige peesrupturen van de m. supraspinatus, bij zwakte (de patiënt kan de arm
niet omhoog houden) als criterium voor een positieve testuitslag.
• Bij vermoeden van een full-thickness, ofwel een complete rotatorcuffruptuur, wordt aanbevolen de
patiënt (terug) te verwijzen naar de huisarts/specialist.
• Specifieke tests voor het aantonen van rupturen van de m. subscapularis- of m. infraspinatuspees
zijn in dit statement buiten beschouwing gelaten, omdat deze aandoeningen in de praktijk
sporadisch voorkomen.
3 diagnostische groepen zoals gehanteerd in de NHG-standaard Schouderklachten, die ook
bruikbaar is voor fysiotherapeuten:
Diagnosegroep 1: schouderklachten mét passieve bewegingsbeperking, voornamelijk in exorotatie-
en/of abductierichting; (Frozen shoulder, artrose)
Diagnosegroep 2: schouderklachten zónder passieve bewegingsbeperking en mét een pijnlijk traject
in de abductie; (impingement)
Diagnosegroep 3: overige schouderklachten zónder passieve bewegingsbeperking en zónder pijn in
het abductietraject. (GH instabiliteit, stoornis AC of scapulothoracaal)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller batman123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.89. You're not tied to anything after your purchase.