100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Rechtspsychologie. Samenvatting Routes van het Recht week 4 $3.78   Add to cart

Summary

Rechtspsychologie. Samenvatting Routes van het Recht week 4

5 reviews
 40 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

R_R.psy. Rechtspsychologie. Uitgebreide uitwerking literatuur week 4: hoofdstuk 14,25,26,27 en 28 van het boek Routes van het Recht. Het is niet meer nodig om het boek te kopen als je deze samenvatting hebt!

Last document update: 3 year ago

Preview 3 out of 28  pages

  • No
  • Hoofdstuk 14,25,26,27 en 28
  • November 25, 2020
  • December 16, 2020
  • 28
  • 2020/2021
  • Summary

5  reviews

review-writer-avatar

By: dodohhrt • 3 year ago

review-writer-avatar

By: yonathangoldbarsht • 2 year ago

review-writer-avatar

By: lj98 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: drkuijpers • 3 year ago

review-writer-avatar

By: ambermoedikdo • 3 year ago

avatar-seller
Literatuur week 4
P.J. Van Koppen, J.W. De Keijser, R. Horselenberg & M. Jelicic (Eds.) (2017) Routes van het
recht: Over de rechtspsychologie. Den Haag: Boom Juridisch.

Hoofdstuk 13. Alibi’s
Het Latijnse woord alibi betekent elders of ergens anders. In de juridische context betekent
het dat iemand met een alibi het misdrijf niet kan hebben gepleegd, omdat hij op het tijdstip
van het misdrijf fysiek op een andere plaats was dan waar het misdrijf plaatsvond. Een alibi
kan de onschuld van een verdachte aantonen, mits het wordt ondersteund door overtuigend
bewijs. Het onderzoek naar alibi’s is schaars, en pas sinds het afgelopen decennium worden
aspecten over de constructie en beoordeling van alibi’s onderzocht. Als iemand verdacht
wordt van een misdrijf moet hij uit zijn geheugen vertellen waar hij op dat moment was en
waarom (reconstructiefase), daarna wordt gezocht naar bewijs voor of tegen het alibi
(validatiefase) en daarna wordt de geloofwaardigheid van een alibi bepaald
(beoordelingsfase).

De reconstructiefase: een test van het geheugen
Als naar een alibi wordt gevraagd voor een bepaald tijdstip wordt het autobiografische
geheugen getest. Over het algemeen zijn we slecht in het herinneren van wat we een tijd
geleden hebben gedaan omdat het menselijk geheugen niet is ingericht om alles te
onthouden. Als de tijd tussen de gebeurtenis en het terughalen groter wordt, neemt de
kwaliteit van de herinnering drastisch af, is het moeilijker om fysiek bewijs voor een alibi te
vinden, en is de kans groter dat het alibi of het bewijs niet klopt.
Mensen hebben vaak geen gedetailleerde herinneringen aan alledaagse gebeurtenissen
doordat we in schema’s denken. Dit is een steun voor het geheugen: omdat veel gedrag
voorspelbaar is en volgens een vast patroon verloopt, hoeven we niet alle details te
onthouden omdat je de gebeurtenissen kan invullen. Als een gebeurtenis niet volgens het
schema verloopt, moet de schema-inconsistentie apart in het geheugen worden opgeslagen.
Het is gemakkelijker en accurater als de periode waarvoor een alibi wordt gevraagd schema-
consistent verliep.
Het ophalen van een herinnering aan het tijdstip waarvoor een alibi wordt gevraagd, kan
worden gedaan aan de hand van cues. Dat zijn aanknopingspunten voor het wanneer en het
waar. Locatie-cues (was je op locatie X?) leiden tot de meest accurate herinnering over het
alibi, tijd-cues (waar was je op tijdstip Y?) of gecombineerde locatie/tijd-cues (was je op
locatie X op tijdstip Y?) zijn minder effectief. Personen hebben meer moeite zich te
herinneren wanneer ze iets deden dan wat ze deden (wat-cue). De combinatie-cue leidt niet
tot het meest accurate alibi omdat de combinatie van de informatie specifieker is. De cue is
daarmee nauwer, waardoor de zoektocht in het geheugen lastiger wordt.

De validatiefase: bewijs voor het alibi
In de validatiefase wordt gezocht naar bewijs dat het alibi moet ondersteunen. Olson en
Wells onderscheiden twee vormen van bewijs:
1. Getuigenbewijs  Getuigen kunnen het alibi bevestigen. Ze moeten zich dan herinneren
wat ze deden ten tijde van het misdrijf en of de verdachte daarbij aanwezig was.
2. Fysiek bewijs  Dit bewijs kan bevestigen dat de verdachte elders was ten tijde van het
misdrijf (e.g. video-opnames, kassabonnetjes).

,3. Een derde vorm is kennisbewijs  als een verdachte over kennis bezit die hij alleen kan
hebben als zijn alibi waar is, ondersteunt het zijn alibi.
Het vergaren van bewijsmiddelen is niet gemakkelijk, en er kunnen fouten gemaakt worden.
De afwezigheid van een alibi of een alibi dat niet volledig op waarheid berust, wijst daarom
nooit met zekerheid op de schuld van de verdachte. Als er sterk bewijs is voor het alibi
neemt de waarschijnlijkheid af dat de verdachte de dader is. Het alibi is het meest
geloofwaardig als er sterk bewijs voor is.

De beoordelingsfase: de geloofwaardigheid van een alibi
In de beoordelingsfase wordt het alibi aan de hand van de beschikbare bewijsmiddelen
beoordeeld op geloofwaardigheid. Olson en Wells beschrijven hoe de sterkte van het bewijs
kan worden bepaald. Een alibi is geloofwaardiger als het bewijs sterker is, en het bewijs is
sterker als het minder makkelijk kan worden vervalst.
- Getuigenbewijs  als een getuige het alibi van de verdachte kan bevestigen.
 Aard van de relatie tussen verdachte en alibigetuige  Alibi’s bevestigd door een
biologisch familielid worden minder geloofwaardig gevonden dan alibi’s bevestigd
door ander familieleden. Hoe hechter de biologische of sociale relatie tussen de
verdachte en de alibigetuige, hoe minder geloofwaardig de verklaring van de
alibigetuige wordt geacht. Een vreemde zou dus de geloofwaardigste verklaring
geven als alibigetuige. Dit zou komen doordat personen die dichtbij de verdachte
staan, bereid zijn ten gunste van de verdachte te liegen. Dit werd in experimenteel
onderzoek niet bevestigd: personen die elkaar aardig vinden liegen even vaak voor
elkaar dan personen die elkaar niet aardig vinden, en vreemden kunnen ook liegen
voor een verdachte vanuit een afkeer tegen de politie en het strafrechtelijk systeem,
uit angst voor de verdachte, of uit medelijden met de verdachte.
 Kenmerken van de alibigetuige  Zekere alibigetuigen worden sneller geloofd dan
minder zekere alibigetuigen. Een jong kind wordt eerder geloofd dan een
volwassene. Volwassen alibigetuigen bezorgen de verdachte eerder schade dan dat
zij de verdachte kunnen helpen. Kinderen worden eerlijker en minder in staat om te
liegen geacht, waardoor ze een grotere geloofwaardigheid hebben als alibigetuige.
- Fysiek bewijs  Fysiek bewijs wordt zwakker gevonden naarmate het bewijs makkelijker
kan worden vervalst of van iemand anders kan worden verkregen. Sterk fysiek bewijs
moet voldoen aan 3 voorwaarden: het bewijs moet 1) direct aan de verdachte kunnen
worden gekoppeld, en 2) plaats- en 3) tijdinformatie bevatten. Als het bewijs plaats- en
tijdinformatie bevat maar niet direct aan de verdachte kan worden gekoppeld, is het
bewijs van gemiddelde sterkte. De classificatie van fysieke bewijsmiddelen is lastiger dan
gedacht.
- Kennisbewijs  Het is nog niet helemaal duidelijk waar kennisbewijs aan moet voldoen
om geloofwaardig te zijn. Kennisbewijs is geloofwaardiger naarmate het minder
gemakkelijk kan worden vervalst. Dus: hoe lastiger het is om de kennis van iemand
anders te verkrijgen en hoe minder waarschijnlijk het is dat kennis al eerder is opgedaan,
hoe geloofwaardiger het alibi. Dit is nog niet empirisch getoetst.

Geloofwaardigheid van verschillende vormen van alibibewijs
De soorten bewijs verschillen onderling ook in hun bijdrage aan de geloofwaardigheid van
een alibi. Hoewel de taxonomie helpt bij de beoordeling van alibibewijs, voorziet het niet in
de beoordeling van alibi’s die worden ondersteund door meerdere bewijsmiddelen.

, Over het algemeen wordt fysiek bewijs als lastiger te vervalsen en dus geloofwaardiger
beschouwd dan getuigenbewijs en kennisbewijs. Fysiek bewijs kan echter ook misleidend
zijn.

Tijdstip, consistentie en geloofwaardigheid
Buiten het bewijs, hebben ook andere kenmerken van het alibi invloed op de
geloofwaardigheid. Je kan niet voor alle momenten een alibi leveren. Of er alibibewijs
voorhanden is, is afhankelijk van allerlei factoren (e.g. waar de verdachte zegt te zijn
geweest; wanneer het misdrijf werd gepleegd; of de verdachte werd gevraagd naar een alibi
in de ochtend, middag, avond of nacht). Sommige personen kunnen makkelijker bewijs
geven voor een alibi omdat er meer alibigetuigen zijn: werkenden (collega’s), getrouwden
(partner), ouders (kinderen).
Voor de geloofwaardigheid van een alibi is het belangrijk dat de verklaring van de verdachte
gedurende de tijd consistent blijft. Een verandering van het alibi zorgt voor een daling in de
geloofwaardigheid. Inconsistenties in alibi’s komen echter vaak voor, wat betekent dat ze
niet per se een valse alibi zijn.
Het blijkt lastig voor onschuldigen om een bewezen alibi zonder inconsistenties te geven
voor een relatief recent tijdstip (3 dagen-14 weken). Meestal wordt herinnerd waar ze waren
en wat ze deden zonder hulpmiddelen, maar ongeveer 10% van de alibi’s blijken onjuist, en
voor 25% blijkt het bewijs niet te bestaan of niet beschikbaar te zijn. Als onschuldigen na een
week weer worden gevraagd het alibi te vertellen, is 60% inconsistent over wat hij deed, en
50% inconsistent over waar ze waren en met wie. De herinneringen blijken beter als men
zekerder was over hun alibi, als de herinneringen meer levendig waren, als de gebeurtenis
meer herbeleefd werd in het geheugen, en als ze zich de gebeurtenis vanuit hun eigen
perspectief herinnerden.

Waar het mis kan gaan bij het reconstrueren, valideren en beoordelen van een alibi
Reconstructiefase: geen of foute herinneringen
- Geen herinneringen  Tijdens de reconstructiefase kan een verdachte geen
herinneringen meer hebben aan het moment waarvoor een alibi moet worden gegeven.
Als een verdachte schuldig is zal hij minder moeite hebben bij het terughalen van zijn
herinneringen, omdat herinneringen van het misdrijf prominenter worden opgeslagen bij
de dader dan dat moment zonder speciale betekenis bij een willekeurig persoon. Als een
onschuldige verdachte aan de politie moet uitleggen waar hij op een bepaald moment
was, heeft dat specifieke moment voor hem geen speciale betekenis en is het dus
lastiger dit terug te halen. Het feit dat het specifieke moment achteraf wel belangrijk
blijkt, en dat de motivatie om herinneringen terug te halen groot is, heeft geen invloed
op het terughalen van de herinnering.
- Foute herinneringen  Tijdens de reconstructiefase kan het ook misgaan omdat de
verdachte fouten maakt in zijn alibiverklaring. Een verhoor is vaak stressvol, wat het
ophalen van informatie bemoeilijkt. Samen met de matige herinneringen die een
onschuldige verdachte zal hebben aan het moment waarvoor een alibi wordt gevraagd,
maakt dit de kans op fouten in het alibi groter. Als er gaten zijn in de herinnering, is men
geneigd om deze in te vullen met details uit het schema wat er al is (de normale routine).
Afwijkingen van dit schema op dat specifieke tijdstip kunnen makkelijk tot fouten leiden
in het alibi.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dominiquekl. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

60281 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.78  1x  sold
  • (5)
  Add to cart