Tussenvragen Kostencalculatie niveau 5
H1 – Enkele kostensoorten
1. Welke kosten zijn verbonden aan het aanleggen en aanhouden van voorraden?
Deze voorraadkosten kunnen we splitsen in twee groepen:
a) kosten voor het aanleggen van voorraden:
- bestelkosten en/of productiekosten
b) kosten van het aanhouden van voorraden:
- rentekosten over het vermogen dat in de voorraad is vastgelegd
- kosten voor afschrijving en rente van het magazijn
- arbeidskosten van het magazijnpersoneel
- kosten voor verwarming en verlichting van het magazijn
- behandelings- en conserveringskosten van de voorraden
- kosten mbt risico’s voor bederf, diefstal, brand, veroudering, prijsdaling
2. Wat is het verschil tussen de technische en economische voorraad?
Technische voorraad: die daadwerkelijk in het magazijn aanwezig is.
Economische voorraad: waarover de onderneming prijsrisico loopt. (technische + voorinkopen –
voorverkopen).
3. Wat is het verschil tussen technische en economische slijtage?
Technische slijtage: treedt op door het gebruik van de machine.
Economische slijtage: ontstaat door economische veroudering (nieuwe machine op de markt die
beter is, of vraagpatroon van afnemers wijzigt)
4. Wat is het verschil tussen de technische en economische levensduur?
Technische levensduur:
a) absoluut technische levensduur: treedt op als de machine niet meer in staat is de prestaties te
leveren waarvoor ze is aangeschaft
b) relatief technische levensduur: treedt op als de machine niet meer in staat is de
kwaliteit/hoeveelheid te leveren waarvoor ze is aangeschaft
Economische levensduur: de levensduur waarbij de all-in kostprijs het laagst is
5. Wat zijn complementaire kosten?
Kosten die nodig zijn om de machine aan te praat te krijgen/houden. Bijv. energie, arbeid en
hulpstoffen (smering).
6. Wat is het verschil tussen gelijktijdige en voltijdige capaciteit?
Gelijktijdige capaciteit: het prestatievermogen van de machine per tijdseenheid
Volgtijdige capaciteit: het productievermogen gedurende de levensduur van de machine
7. Waarom is de rente een onzelfstandige kostensoort?
Ze staan niet op zichzelf, maar hangen samen met het vermogen dat voor andere kostensoorten
wordt gebruikt.
H2 – Buitengebruikstelling en afschrijvingssystemen
1. Wat verstaat men onder het indifferentiepunt?
Het indifferentiepunt is die productiehoeveelheid waarbij het, uit het oogpunt van kosten, niet
uitmaakt of er gebruik gemaakt wordt van een kapitaalintensief of een arbeidsintensief
productieproces.
2. Noem 3 afschrijvingsmethoden
Afschrijvingsmethoden zijn te onderscheiden in:
* lineaire afschrijving:
- afschrijving via een vast % van de aanschafwaarde
* degressieve afschrijving:
- afschrijving via een vast % van de boekwaarde
, - afschrijving dalend met een vast bedrag per jaar
- afschrijvingsbedragen die afhankelijk zijn van de waarde van de werkeenheden
* progressieve afschrijving:
- afschrijving via gelijkblijvende annuïteiten waarbij de jaarlijkse rentekosten afnemen en
afschrijving toe.
H3 – Aspecten van kostenberekening
1. Welke twee opbrengstwaarden kent u?
De directe opbrengstwaarde en de indirecte opbrengstwaarde
2. Noem twee kosten indelingen:
Directe en indirecte kosten & constante en variabele kosten
3. Wat zijn trapsgewijs-variabele kosten?
Bij discontinu- of trapsgewijs-variabele kosten nemen de variabele kosten sprongsgewijs toe,
afhankelijk van de productieomvang.
4. Wat is productie op regiebasis?
Bij productie op regiebasis wordt de prijs achteraf vastgesteld op basis van een nacalculatie
5. Wat is het verschil tussen directe en indirecte kosten?
Directe kosten zijn direct toewijsbaar aan het product. Indirecte kosten zijn niet direct toewijsbaar
aan het product.
6. Is de vaststelling van het standaardverbruik alleen een technisch probleem?
Nee, het is ook een economisch probleem. Als het bijv. goedkoper is om iets meer grondstoffen te
verbruiken dan strikt noodzakelijk omdat het afmeten van de juiste hoeveelheid grondstof veel
arbeidstijd vergt, kan de onderneming ervoor kiezen een ruimere hoeveelheid grondstof in de
standaardkosten op te nemen. Dit zal dan tot meer afval leiden.
7. Wat is het verschil tussen afval en uitval?
Afval ontstaat tijdens het productieproces. Het gaat dan om grondstoffen. Uitval ontstaat na het
productieproces. Het gaat hierbij om afgekeurde producten (dus grondstoffen én arbeid).
8. Welke van deze twee (afval en uitval) is voor de onderneming nadeliger en waarom?
Uitval is nadeliger dan afval. Bij uitval gaat het om producten die niet aan de gestelde
kwaliteitseisen voldoen. Hieraan zijn naast grondstoffen ook arbeidsuren en machine-uren
besteed.
9. In welk opzicht verschillen de standaardkostprijs, voorcalculatie en nacalculatie van elkaar?
De standaardkostprijs wordt bepaald aan de hand van de standaardhoeveelheid te verbruiken
productiemiddelen. Soms is het moeilijk deze hoeveelheid te bepalen. Er wordt dan een schatting
gemaakt = voorcalculatie. In de nacalculatie wordt het werkelijke verbruik van de hoeveelheid
productiemiddel bepaald.
10. Wat zijn efficiencyverschillen?
Efficiencyverschillen zijn hoeveelheidsverschillen, die ontstaan als de werkelijk verbruikte
hoeveelheid productiemiddel afwijkt van in de standaardkostprijs/voorcalculatie berekende
hoeveelheid.
11. Waarom worden prijsverschillen gerelateerd aan de werkelijk verbruikte eenheden?
Prijsverschillen ontstaan doordat de werkelijk betaalde prijs afwijkt van de standaardprijs. Omdat
de onderneming deze werkelijke prijs heeft betaald voor de werkelijke hoeveelheid, worden de
prijsverschillen berekend over de werkelijk verbruikte eenheden productiemiddel.
H4 – Capaciteitsbepaling en methoden van kostenberekening bij 1
product
1. Noem drie oorzaken van rationele overcapaciteit
Seizoensinvloed voor de afzet die doorwerkt in de productie; reservecapaciteit wegens
onderhoud; ondeelbaarheid van de machines.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller donnacooking. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.