Samenvatting boek Gedragswetenschappen (Approaches to Psychology)
Samenvatting Approaches to Psychology, ISBN: 9780077140069 Introductie Gedragswetenschappen (200300480)
Samenvatting Approaches to psychology
All for this textbook (5)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen
Introductie Gedragswetenschappen (200300480)
All documents for this subject (46)
1
review
By: twenting • 2 year ago
Translated by Google
Chille, comprehensive recap!
Seller
Follow
teun1105
Reviews received
Content preview
IGW Lange samenvatting
Chapter 1: Behaviour and Psychology
Introductie
Psychologen verkennen de acties en interacties van levende wezens, in tegenstelling tot
chemici en biologen. Dit levert 4 uitdagingen op voor psychologen:
1. Complexiteit = Psychologen moeten een systeem onderzoeken wat bestaat uit
extreem grote aantallen van interacterende eenheden. Er zijn talloze gedragingen en
verschillende talen.
2. Zelfbewustzijn = Het bewustzijn van individuen om hun eigen gedrag te observeren.
Dit kan resulteren tot misinterpretaties.
3. Reactiviteit = De neiging van mensen om hun gedrag aan te passen als ze weten
dat ze geobserveerd worden.
4. Causaliteit = Veel verschillende factoren kunnen invloed hebben op een uitkomst
van een studie.
Waarom verschillende benaderingen?
Perceptie = Een actief proces van selectie, organisatie en interpretatie bij het waarnemen
van de wereld.
- Perceptie = selectie = beperkte capaciteit van ons brein selectieve aandacht =
kiezen van stimuli bottum-up (externe impulsen) processing of top-down (interne
impulsen) processing
- Ambigious figure = Een afbeelding of een andere visuele stimulus wat op
verschillende perspectieven kan worden bekeken.
Gestalt Theory = Een theorie over gedrag die de actieve en creatieve natuur van
waarnemen en leren benadrukt. Ervaring & context beïnvloeden allebei de manier van
waarnemen/interpreteren. Door eerdere ervaringen en verwachtingen zoekt de persoon naar
bekende patronen en probeert die incomplete informatie zelf op te vullen. Deze theorie houdt
in dat perceptie niet random is en dat we natuurlijk geneigd zijn om manieren te zoeken om
zintuigelijke gegevens te organiseren:
- Similarity = Het principe van perceptuele organisatie gebaseerd op het bij elkaar
groeperen van gelijksoortige elementen.
- Proximity = Het principe van perceptuele organisatie gebaseerd op het groeperen
welke elementen dicht bij elkaar staan.
- Closure = Het principe van perceptuele organisatie gebaseerd op de neiging om de
niet-complete elementen in te vullen om het een geheel te maken.
Schemata = Een mentale framework wat kennis, overtuigingen en verwachtingen
organiseert en wordt gebruikt om het gedrag te sturen. Het beïnvloedt hoe we de wereld
zien. Beperkingen schemata:
- Stereotype = En over-gegeneraliseerd en vaak onjuiste perceptie gebaseerd op het
generaliseren van een individu naar een groep.
- Confirmation bias = Mensen focussen op informatie die onze assumpties bevestigt
en negeren de tegenstellende informatie. Dit vermindert de kans dat we
misvormingen in schemata zien.
,Onderzoeksproces: Een theorie/onderzoeksproces bevat dezelfde soort selectie die
waarneming in het algemeen bevat. Alles bestuderen is onmogelijk. Een
theorie/onderzoeksproces reflecteert de interesses, assumpties of schemata van de
onderzoeker. Het accepteren van een theorie/onderzoeksproces ligt ook aan de sociale
locatie.
Complementarity = Verschillende benaderingen kunnen naast elkaar bestaan en goed zijn,
maar toch niet tot 1 model te maken zijn. Elk model helpt een bepaald deel te begrijpen,
maar omvat niet alles.
De oorsprong van psychologie
Psychologie komt voort uit twee tradities: filosofie en natuurwetenschappen.
1. Wilhelm Wundt (1832-1920). Zijn benadering was experimentele psychologie –
fysiologisch georiënteerd, met nadruk op zintuigelijke basisprocessen. Wundt is
de grondlegger van moderne psychologie.
2. William James (1842-1910). James begon als Wundt als een medicijnstudent.
James bracht een psychologieboek uit, wat hij zelf niet goed vond. Met zijn
analyses over basisproblemen heeft hij een basis opgesteld voor verder
onderzoek.
Het verschil tussen Wundt en James ligt bij het soort benadering naar de studie naar gedrag
en geest:
1. James' benadering is bekend geworden onder de naam functionalisme = dit is een
benadering van gedragswetenschappen die gebruik maakt van analyses van
processen in het brein.
2. Wundts benadering werd structuralisme genoemd. Structuralisme is een benadering
die probeert de inhoud van de geest te analyseren, met behulp van introspectie.
Methodes voor het bestuderen van gedrag
Empirische theorie = Empirische theorie is gebaseerd op het maken van observaties.
Inductie = Proces van redenering gebaseerd op het vormen van een theorie aan de hand
van observatie.
Deductie = Proces van trekken van specifieke conclusies uit een theorie aan de hand van
observaties.
Introspectie = Een methode van dataverzameling waarbij de onderzoeker probeert om de
inhoud van zijn eigen geest te analyseren. Het is dus gerelateerd aan structuralisme
(Wundt). Deze methode heeft geen duidelijke antwoorden door het gebrek aan perceptie en
het verschil in interpretatie.
Drie kenmerken aan onderzoek:
1. Methode dataverzameling
a) Zelfrapportage = Een methode van dataverzameling waarbij individu gevraagd
wordt naar gedrag of mentale staat, denk aan een interview of een survey. Een
nadeel hiervan is dat de nauwkeurigheid niet altijd goed is. Ook kunnen ze liegen
tegen de onderzoekers.
, b) Think-aloud protocols = Transcript gebaseerd op het hardop denken bij een
probleem oplossen’.
c) Directe observatie = Observatietechniek waarbij gedrag direct gemeten wordt
door de onderzoeker. Het is objectiever dan zelfrapportage en makkelijker
verifieerbaar door andere onderzoekers.
- Participant observatie = Volledige meedoen in de groep, non-experimenteel.
Interactie met de groep kan de objectiviteit van de onderzoeker verminderen.
- Indirecte observatie (unobstrusive measure) = Deze observatie is bedoeld
om reactiviteit te verminderen (denk aan cijfers over bibliotheekbezoeken).
Belangrijk is dat wat je observeert een maatstaf is van gedrag.
2. Onderzoeksmethode (zie tabel)
3. Onderzoeksetting
a) Laboratoriumsetting
b) Veldsetting (field research)
Bystander apathy = Het bystander apathy (effect) is de situatie waarbij een aantal mensen
toekijken bij een noodsituatie of misdrijf maar niet in actie komen. Het heeft twee
verklaringen:
1. Diffusion of responsibility = Er treedt een verdeling van verantwoordelijkheid op. In
een situatie met veel omstanders is er minder druk om zelf te helpen. De
verantwoordelijkheid ligt niet alleen meer op jezelf.
2. Social influence = Sociale invloed geeft weer hoe anderen ons gedrag beïnvloeden -
zoals de neiging om naar anderen te kijken voor begeleiding bij een onbekende
situatie. Het heeft betrekking tot sociale druk en sociale normen en waarden.
Experience sampling methods (ESM) = Het onderzoeken van gedachten en gevoelens
door het gebruiken van communicatietechnologie.
Casestudie = Gedetailleerde interpretatie van een individu. Het doel hiervan is om het
gedrag van het individu te begrijpen Nadelen hiervan is de beperking van de externe
validiteit, het niet kunnen vaststellen van temporal presedence en het uitsluiten van
alternatieve verklaringen.
Illusoire correlatie = Het zien van patronen die eigenlijk niet bestaan door het natuurlijke
menselijke instinct om patronen te zoeken.
Obedience to authority = De neiging om te gehoorzamen van een sociale autoriteit, ook als
dit alleen subjectief is.
Debriefing = Het vertellen van het doel van het onderzoek aan de participanten om de
ethiek te behouden.
- Een probleem met psychologisch onderzoek is de ethiek. Dit houdt in de mogelijkheid
van schade aan de participanten, de rol van deceptie versus informed consent.
, Methode Beschrijving Voor- en nadelen
Correlationeel Observeren zonder V: Nuttig als er praktische of
- Survey (self-report) manipuleren ethische gebreken zijn die
- Natuurlijke ervoor zorgen dat een
observatie experiment onmogelijk is.
- Indirecte observatie
N: Geen causaliteit en er is
reactiviteit
Experiment Het manipuleren van V: Enige methode die
- Laboratoriumsetting onafhankelijke variabelen causaliteit kan aantonen
- Fieldsetting
N: Kan praktisch of ethisch
niet haalbaar zijn
Quasi-experiment Het onder controle houden V: Nodig voor het
- Laboratoriumsetting van een situatie door het onderzoeken van variabelen
- Fieldsetting selecteren van participanten die niet gemanipuleerd
op basis van specifieke kunnen worden
kenmerken. Quasi-
experimentele methoden N: Kan alleen beperkte
worden gebruikt als oorzakelijke informatie
variabelen niet direct onder geven
controle kunnen worden
gehouden, zoals leeftijd
maar ook het gebruik van
drugs. Dit soort
onderzoeken geven meer
inzicht in oorzakelijkheid dan
non-experimentele
onderzoeken maar zijn
vatbaarder dan echte
experimentele onderzoeken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller teun1105. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.35. You're not tied to anything after your purchase.