Aantekeningen bij de twee werkgroepen van het mastervak Internationaal Privaatrecht (IPR) aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Het vak is te volgen binnen de master Burgerlijk Recht of als vrij keuzevak bij een master Nederlands Recht. De aantekeningen bevatten hetgeen is besproken in de twee o...
In het Bandidos-arrest ging het onder andere over het door het OM gedane verzoek om voor recht
te verklaren dat de werkzaamheden van de buitenlandse corporatie Bandidos Motorcycle Club
(“BMC”) in strijd zijn met de openbare orde zoals bedoeld in art. 10:122 BW. U weet als het goed is
dat de Hoge Raad het oordeel van het hof dat BMC níet als een corporatie in de zin van art. 10:117
sub a kan worden aangemerkt, in stand heeft gelaten.
Een vraag die na lezing van het arrest rijst, is of het OM er niet beter aan had gedaan om de
vordering in te stellen jegens BMC Europe (gevestigd in Denemarken). Stel dat het OM dit zou
hebben gedaan en de Rechtbank Midden-Nederland zich internationaal bevoegd zou hebben
geacht. Zou het toewijzen van een verzoek op grond van art. 10:122 BW jegens Bandidos Europe
dan een ongeoorloofde beperking vormen van de Europese vrijheid van vestiging? Waarom wel of
niet?
Over welke artikelen hebben we het bij de vrijheid van vestiging?
Art. 49 en 54 VWEU. Zou de toewijzing van het verzoek een beperking vormen op deze vrijheid van
vestiging? Je kan zeggen dat het minder aantrekkelijk is te vestigen of dat het wordt belemmerd. R.o.
133 Inspired Art wordt dit genoemd. Dus er is een beperking.
Rechtvaardiging 51 en 52 VWEU?
- 51: openbare orde
We weten dat er een beperking is en we weten dat er een rechtvaardiging is met als grond openbare
orde. Zijn we daarmee klaar? Mag zomaar iedere maatregel worden toegepast als het valt onder een
rechtvaardigingsgrond? Nee.
• Proportionaliteit moet ook aan zijn voldaan: Kijk of het verder gaat dan strikt noodzakelijk
om het nagestreefde doel na te streven en te verwezenlijken.
Hier zou het wel proportioneel zijn. Je kunt niet half verbieden.
Arresten Centros en Inspire Art: Hierin zijn de stappen ook gezet en ook gekeken naar de
proportionaliteit van de maatregelen die zijn genomen. Aan de hand hiervan kun je je antwoord op
zulke vragen onderbouwen.
Je moet je bij IPR altijd inbeelden dat je er pas mee in aanraking komt als er een
grensoverschrijdende element is. Iedere rechtsorde verbindt een andere kwalificatie aan bepaalde
1
,rechtsverhoudingen. Bijv. Engelse trust heeft in Engeland bepaalde rechtsgevolgen, in NL kan dat ook
op basis van Haags Trustverdrag. Je krijgt een lappendeken aan instrumenten en altijd heeft de
overheid er op enige manier mee ingestemd. Hoe kan NL IPR het hier verboden verklaren? De
gevolgen zijn voor NL rechtsorde. De motorclub wordt verboden verklaard, maar alleen werking
binnen de NL rechtsorde. Alle effecten vinden plaats binnen een staat waarin iets wordt beslist of
waar iets is gevestigd. Dat kan verschillen maar uiteindelijk is het binnen een bepaalde rechtsorde.
Het blijft een beetje vaag. Je moet anders kijken dan bij andere vakken. Er is geen logische structuur.
Het is een cumulatie van historische regelingen op bepaalde gebieden en op die manier groeit het
door. Dat hoef je allemaal niet te kennen voor dit vak. Maar gewoon telkens kijken wat nu van
toepassing is.
Voor tentamen moet je ook vereisten van 49, 51, 52 VWEU kunnen toepassen. Het Europees recht
vormt vaak een bepaald kader dat nauwer verweven is met IPR dan je denkt. Zoals of je je
onderneming de grens over kunt verplaatsen. Dan kun je beter de regels van de vrijheid van vestiging
hebben dan een hele set conflictenregels die in elk landen zouden gelden.
Bij toepassing van conflicentenregels werk je anders uit dan bij Europees rechtelijke regels. Bij
conflictenregels werk je gestructureerder. Eerst kijken waar je mee te maken hebt: verbintenis uit
overeenkomst, OD, een onderneming? Kijken of het past onder de toepassing. Dat is ook een
wezenlijk onderdeel van hoe je met zulke stof omgaat. Voordat je een verdrag gaat toepassen, is het
van belang dat je kijkt of het verdrag wel daadwerkelijk van toepassing is. Dus eerste stap is altijd
structureren. Toepassingsvereisten vinden. Daarna logisch toepassen. En kijk naar jurisprudentie HvJ.
Het kan voorkomen dat HvJ dingen iets anders ziet dan de nationale hoogste rechter, dat zag je bijv.
bij het arrest ICF/Balkenende.
Digitaal deel
Introductie
Eerste stap: Naar welk hoofdonderdeel van het IPR wordt gevraagd?
Van belang om te beginnen om goed voor ogen te hebben waar precies naar wordt gevraagd. Dit
gaat nog te vaak mis op tentamen.
Tweede stap: Wat voor soort internationale rechtsverhouding/rechtsfeit gaat het? Tot welke
verwijzingscategorie moet deze worden gerekend? →Kwalificatie.
- Overeenkomst
- OD
- Kwestie van goederenrecht
De combinatie van stap 1 en 2 leid je naar het IPR-instrument dat van belang zou kunnen zijn. Om dat
zeker te weten moet, vooral als het gaat om verdrag of verordening, moet je kijken naar
toepassingsbereik van dat verdrag of die verordening. Daarbij gaat het om 3 aspecten:
i) Materiële toepassingsgebied/reikwijdte: De onderwerpen waar het op ziet. Dit vind je
vaak helemaal vooraan in de regeling. Bijv. art. 1 lid 1 Rome I: Van toepassing op
verbintenissen op ovk in burgerlijke en handelszaken. In lid 2 uitgezonderd vraagstukken
in de precontractuele fase. Of bijv. Weens Koopverdrag (nr. 233 Strikwerda): bevat geen
2
, verwijzingsregels, maar materieel recht. Je kunt zien dat de materiële reikwijdte is
beperkt tot koopovereenkomsten betreffende roerende zaken. Beperkingen weer in lid
2. Onder A: koop van roerende zaken voor persoonlijk gebruik of gebruik in gezin of
huishouden (kort gezegd consumentenkoop). Dan valt het buiten de materiële reikwijdte
van het Weens Koopverdrag.
ii) Formele toepassingsgebied/Reikwijdte: Ruimtelijk geografische toepassingsgebied. Kan
afhankelijk zijn van personele of territoriale criteria. Maar het kan ook onbegrensd zijn
en dan noemen we het ‘universeel’. Universeel formeel toepassingsgebied geldt voor
Rome I, zie art. 2. Evenmin relevant of de partijen hun gewone verblijfplaats in de
lidstaat hebben of niet. NL rechter moet dus altijd deze verwijzingsregels raadplegen, net
als elke rechter in de EU. Dit moet je op tentamen ook kort noemen. Beperkt formeel
toepassingsgebied is weer Weens Koopverdrag: Alleen als partijen zijn gevestigd in
verschillende staten, ofwel verdragssluitende staten, ofwel volgens de regels van IPR het
recht van een verdragssluitende staat van toepassing is. Dit zou je moeten vaststellen
met behulp van Rome I.
iii) Temporele toepassingsgebied: De toepassing in de tijd. Rome I gelet op art. 28 van
toepassing op overeenkomsten die na 2009 zijn gesloten. Hier hoef je alleen aandacht
aan te besteden indien dit uitdrukkelijk wordt gevraagd.
Het kan zo zijn dat op basis van het voorgaande meer dan één regeling van toepassing is. Denk aan
koopovereenkomst roerende zaak gesloten door Nederlandse kopen en Duitse verkoper en ze
hebben allebei in professionele hoedanigheid gehandeld. De koopovereenkomst valt dan zowel
binnen de materiële en formele reikwijdte van Rome I als het Weens Koopverdrag. Wat dan? Hier
stuit je op het probleem van samenloop. Oplossing in art. 25 Rome I: Aangezien Weens Koopverdrag
een verdrag is waarbij niet alleen lidstaten partij zijn maar ook derde landen, heeft het op grond van
lid 1 art. 25 voorrang. De regels uit het Weens Koopverdrag vormen dan het toepasselijke recht. Dat
geldt uiteraard niet indien partijen de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag hebben
uitgesloten. Art. 6 Weens Koopverdrag: Partijen hebben die mogelijkheid en in de praktijk wordt
hiervan heel regelmatig gebruik gemaakt.
Als je nu bij de juiste IPR-regeling bent uitgekomen, dan is de laatste stap: De regels uit het
toepasselijke IPR toepassen. Kunnen verwijzingsregels zijn bij vaststellen toepasselijke recht of
rechtsmachtgronden bij de vraag welke rechter rechtsmacht heeft.
Laatste punt kan de volgende vraag gesteld worden. Hoe zit het met de internationaliteit? Is dat niet
ook een vereist? Je zou dat als ingangsvoorwaarde kunnen zien. IPR houdt zich bezig met
grensoverschrijdende gevallen. Maar je moet dit vereiste wel vrij snel als vervuld achten. Art. 1 lid 1
Rome I: Hier staat dat deze verordening van toepassing is in gevallen uit het recht van verschillende
landen moet worden gekozen. Zelfs al is het enige internationale element de rechtskeuze voor het
recht van een ander land dan waar alle andere aanknopingspunten naar verwezen, dan is er al sprake
van de situatie dat uit het recht van verschillende landen moet worden gekozen. In zo’n situatie is er
dan ook geen enkele reden om Rome I niet toe te passen. In art. 3 lid 3 Rome I zie je dat met die
specifieke situatie ook rekening is gehouden. Het gekozen recht is dan van toepassing, maar niet in
de plaats van de dwingende regels die zonder de rechtskeuze van toepassing zouden zijn.
Casus 1
De Nederlandse vennootschap Seventy BV bezit twee kledingwinkels die zijn gespecialiseerd in
kleding uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. Eén van de winkels is gevestigd in Heerlen; de andere
net over de grens in Aken (Duitsland). In die plaats bevindt zich ook het kantoor van Seventy BV.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller puckkomrij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.