100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide samenvatting Wetenschapsfilosofie (HC 1 t/m 8) $4.34   Add to cart

Summary

Uitgebreide samenvatting Wetenschapsfilosofie (HC 1 t/m 8)

1 review
 45 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Hier bied ik een zeer uitgebreide samenvatting aan van het vak Wetenschapsfilosofie. Deze samenvatting bestaat uit de PowerPoint slides en de daarbij behorende uitleg van de docent. Ik heb letterlijk overgetypt wat de docent heeft verteld waardoor de informatie zeer volledig is.

Last document update: 3 year ago

Preview 6 out of 78  pages

  • December 1, 2020
  • December 5, 2020
  • 78
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: maykel98 • 3 year ago

avatar-seller
Samenvatting Wetenschapsfilosofie

Hoorcollege 1 Inleiding en antieke filosofen

Wat is wetenschapsfilosofie?

Wetenschapsfilosofie
Filosofie is een kritische reflectie/ kritisch nadenken over een onderwerp, in dit geval dus over
wetenschap. Wetenschapsfilosofie is dus de kritische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan
kennis genereert. De wetenschap heeft een monopolie op het verwerpen van kennis, is dat terecht? Is
het terecht dat wetenschap de enige methoden is die ons echt kennis oplevert, dat we andere
onderwerpen uit moeten sluiten? We gaan hier kritisch over nadenken. We proberen ook wetenschap
te onderscheiden met pseudowetenschap. Normaal gesproken hebben we daar een beeld van, wat
wetenschap is. Het moet niet zo zijn dat volledig niet in overeenstemming is met onze ideen die we
erover hebben, maar we krijgen er misschien wel betere ideeën over, door te luisteren naar andere
ideeën van andere mensen die argumenten hebben voor hun antwoord op de vraag wat wetenschap
is.
 Bv: waarom vallen Stephen Hawkings (=natuurkundige) beweringen over zwarte gaten binnen
het domein van de wetenschap en Joke Dammans beweringen over witte geesten niet? 
zwarte gaten kan je niet zien, toch zeggen we dat Stephan een echte wetenschapper is. Joke
heeft het ook over dingen die je niet kunt zien, maar hem geloven we niet
(=pseudowetenschap). Waarom is dit zo?

Wat is wetenschap?
We gebruiken het woord ‘wetenschap’ heel vaak & gebruiken dat ook goed. Het verschil tussen
wetenschap en niet wetenschap accepteren we wel en hebben ook een idee over wat wetenschap zou
moeten doen. Die levert ons kennis op bijvoorbeeld. Maar wat zijn nu de eigenschappen van
wetenschap, wat maakt iets nu wetenschap? Dit is moeilijker, iedereen geeft verschillende
antwoorden. Afwas is geen wetenschap.
We gebruiken het woord wetenschap dus wel goed, maar we weten niet goed wat wetenschap nu
precies is. We hebben wel een idee van wat wetenschap is, maar geen helder antwoord, d.w.z. we
gebruiken het woord wel goed en kunnen mensen wijzen op foutief gebruik, maar wat is wetenschap
nu precies?

Waarom wetenschapsfilosofie voor psychologen?
Psychologie is een wetenschap (heeft de status van een wetenschap)  kennis, kunde, karakter.

Kennis, kunde, karakter
Je hoort natuurlijk als academicus uit te leggen waarom dat psychologie gezien wordt als een
wetenschap. Dit kun je hopelijk na deze cursus.
 Daar het je als allereerst kennis voor nodig: je moet weten wat de verschillende antwoorden
zijn die in de geschiedenis van het denken over wat wetenschap geven zijn op de vraag: wat
is wetenschap? Als wetenschap de enigste methoden is die ons kennis oplevert en als dit zo
is dan moeten we kijken of psychologie daaronder valt. We moeten weten wat de antwoorden
op die vragen zijn.
 Daarnaast moet je de vaardigheid hebben – de kunde – om kritisch te reflecteren op de
antwoorden van de vragen als: is psychologie een wetenschap?/heeft psychologie wel terecht
de status van wetenschap? Is het terecht dat wetenschap het monopolie heeft op
kennisverwerving?
o Waarom vind jij dat psychologie een wetenschap is? Is het misschien een
pseudowetenschap?
o Er is een bijv. replicatiecrisis in de psychologie: is psychologie wel een wetenschap?
o In de wetenschap publiceert men meestal alleen positieve resultaten: wanneer is iets
wetenschap?  niemand wil een hypothese die niet correct blijkt te zijn publiceren. Je
wilt ook origineel zijn dus wijst die replicatiecrisis dan niet dat er iets
pseudowetenschappelijks blijkt te zijn.
o Filosofie is dus (o.a.) een kritische reflectie & daar heb je kennis en kunde voor
nodig.



Pagina 1 van 78

,  Kennis en kunde dienen een ander doel: karakter. Dat alles dient een doel. Je wilt iets
bereiken. Je wilt goede wetenschappers afleveren.

Betere psychologen, betere wetenschappers, betere burgers
Door kennis en kunde toe te passen: Door kritisch na te denken over wat een wetenschap is, en of
psychologie een wetenschap is, hopen we dat je beter inzicht krijgt in psychologie als wetenschap,
waardoor we betere wetenschappers worden. De universiteit wil natuurlijk niet de volgende Diederik
Stapel afleveren; de volgende oplichter. We zullen zien dat kritisch nadenken over je eigen
wetenschap en je eigen denken nog niet zo eenvoudig is. Niet alleen begrijpen/geld verdienen, maar
ook de samenleving verbeteren. We willen wetenschappers die weten waarom op een bepaalde
manier verder te gaan. Je moet kritisch na durven denken over je eigen wetenschap en je eigen
denken als wetenschapper. Je leert in deze cursus dat dat nog niet zo makkelijk is. We willen de
samenleving vooruit brengen en daarvoor moet je de samenleving begrijpen. Dat je durft te zeggen
dat een punt van de psychologie misschien pseudowetenschap is, hebben we er meer aan in onze
samenleving. Niet alleen in het begrip, maar ook om mensen te helpen.

Epistemologie: rationalisme vs. empirisme (Oude Grieken)

Epistemologie = kennisleer
De wetenschap begon met epistemologie (= kennisleer). Vroeger dachten ze wel al na over wat
kennis is en waar het vandaan komt, maar nog niet over wat wetenschap is. Epistemologie stelt drie
vragen:
1. Wat is (zekere) kennis? (kennis is eigenlijk altijd zeker)
2. Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen? (dat kennis echte kennis is)
3. Wat is de bron van kennis?  waar komt het vandaan.

M.b.t deze kwesties zijn traditioneel gezien twee posities ingenomen:
1. Het rationalisme: echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede, het verstand.
2. Het empirisme: echte kennis is afkomstig van de zintuigelijke ervaring. Zit in het goed
gebruiken van je zintuigen, niet het goed gebruiken van je verstand.

Het rationalisme en het empirisme beantwoorden allebei de vraag: Kunnen we echte kennis hebben?
 Ja dat is mogelijk. Daar staan ze tegenover het scepticisme die de vraag beantwoorden: Wat weet
je zeker?  We weten helemaal niks zeker. De rationalisten en empiristen beargumenteren dus
beiden op hun eigen manier tegen het scepticisme (er is geen kennis mogelijk). Hier is in de
geschiedenis heel wat verzet tegen geweest.

Scepticisme
Er is geen kennis mogelijk (staat dus tegenover het rationalisme en het empirisme, die beweren dat er
wel kennis mogelijk is). Als hun gelijk hebben dan kun je meteen ophouden met kennis verwerven en
aan wetenschap doen, want de kennis kun je toch niet verwerven.
 Socrates staat op het markplein en stelt vraagtekens bij de gevestigde (vaak mythologische)
opvattingen. Hij vraagt: Wat weet je zeker? Bv iemand zegt: ik weet zeker dat de maan rond is
of dat 2 + 2 = 4. Socrates vraagt door: Hoe weet je het zeker? Hij vraagt net zo lang door tot
iemand het niet meer weet. Dan zegt hij: Als je dat niet zeker weet dan kun je dus ook niet
zeker weten dat de maan rond is.
Scepticisme: alle opvattingen betwijfelen, niks is zeker. Socrates wordt veroordeeld voor het
verpesten van de jeugd en atheïsme: hij wist namelijk ook niet zeker dat de goden bestonden.
Hij moest een gifbeker drinken (tot de dood veroordeeld) voor dus eigenlijk het kritisch
denken. Nu zouden we juist zeggen dat het kritisch nadenken een vaardigheid is die we de
jeugd bij willen brengen

Weten we dan niets zeker?  Hoe kun je rechtvaardigen dat je iets zeker weet?  twee posities:
(twee groepen filosofen): rationalisme en empirisme.

Rationalisme
Centrale bewering: waar komt kennis vandaan? Echte kennis komt (deels) voort uit het goed
gebruiken van je verstand (ratio) (of die wordt aan die ratio getoetst). Je kunt iets zien (dat de maan
rond is), maar dat moet je er ook nog je verstand bij gebruiken. Geassocieerde bewering: er bestaat
een ingeboren kennis (= nativisme). Als je geboren wordt dan heb je al kennis.


Pagina 2 van 78

,Rationalist #1: Plato
 Plato: Extreem nativisme. De bron van kennis is ratio. Als je geboren wordt heb je alle
kennis al. Maar we moeten nog hartstikke veel leren, dan weten we alle kennis toch niet?
Plato was een leerling van Socrates (onweer niet verklaard door goden, want goden bestaan
niet, hoe verklaar je onweer dan?) Plato gelooft ook niet in goden, maar hij zegt niet dat er
dan geen kennis is, hoe zit het dan in elkaar? Hoe zoekt naar een manier om toch kennis van
de wereld te hebben.
Plato zijn voorganger brak met de mythologie, dus is het logisch dat hij ging denken over hoe
we dan wel in elkaar zitten. Plato zegt als je geboren wordt heb je alle kennis m.a.w. als je iets
nieuws leert dan is dit niet iets nieuw leren, maar het is je iets herinneren. Leren is herinneren
- anamnesis. M.a.w. je doet nooit nieuwe kennis op, echt leren bestaat dus niet (herinneren
van wat je al wist  maar dit wist je toch niet? Dus dan is dat dus nieuwe kennis?) Hij moet
met een nieuw wereldbeeld komen omdat hij niet gelooft in het mythologische en dan is het te
begrijpen dat hij zegt dat leren herinneren is.

Vraag: Waarom zegt hij dat?
 Plato gelooft in reïncarnatie  mensen hebben een vorig leven gehad (bv. vroeger was je
een hond)  maar dit is niet wat Plato met reïncarnatie bedoelt. Plato bedoelde dat je voor je
geboorte al alle echte kennis had (die ben je vergeten bij je geboorte). Je ziel was in een
andere wereld (een wereld van de vormen en van de ideeën), hier is de echte kennis, de
echte ideeën. Je ziel maakt een deel uit van een soort hemel, een wereld die anders is dan de
wereld die we waarnemen op aarde. Als je geboren wordt gaat je ziel van de hemel
(ideeënwereld) naar jou lichaam in de echte wereld. Als je dood gaat dan gaat je ziel weer
terug naar de ideeënwereld.

Epistème versus doxa
 Episteme is echte kennis  Kennis van hoe de dingen zijn, hoe de wereld in elkaar zit
 Doxa is een louterovertuiging/mening  Een niet beargumenteerde overtuiging  Mening
over hoe de dingen zijn. (is toch gewoon mijn mening).
Plato: kennis is een ware en gerechtvaardigde overtuiging. Je denkt iets over de wereld (overtuiging,
bijv. dat de maan rond is), die overtuiging kan alleen maar kennis zijn als het waar (als de maan
daadwerkelijk rond is) is én als je het kunt uitleggen (hoe dat je weet dat de maan rond is). Je kunt het
ook gewoon goed gokken, dit is wel een ware overtuiging maar dit is niet gerechtvaardigd (een
mening, een goede gok). Het is pas kennis als je overtuiging waar is en gerechtvaardigd.

Plato reageert op Heraclitus
Heraclitus: hij zegt Planta rhei (alles stroomt)  Je kan niet twee keer in dezelfde rivier stappen, er
in en uit stappen kost tijd, in die tijd is water gestroomd, dus het is niet precies dezelfde rivier als toen
je er in stapte. Alles verandert continu, dit geldt ook voor jezelf. Als in onze wereld (=de wereld die we
met onze zintuigen waarnemen) alles continu verandert, dan is er niets. Er zijn allerlei gebeurtenissen,
alles is in een proces van ontstaan en gaan en dat houdt in dat niks vast is en dan is er dus niks. Alles
wordt (je bent een persoon in wording, heel de tijd in proces van verandering). Is (=onveranderlijk)
dus er is niks (in de zin van zijn). Hiermee gaat hij in op Parmedidus: alles wat echt is, is
onveranderlijk. Als je kennis wilt hebben over hoe dingen zijn (is), gaat dus over de onveranderlijke
wereld. Alles wat we waarnemen met onze zintuigen, is over veranderlijke dingen, en is dus een
mening (geen kennis, het is kennis over de veranderende dingen). Met zintuigen kunnen we enkel
doxa (mening) verwerven, geen episteme (en dat leidt dus tot scepticisme: er is geen kennis mogelijk
als je via je zintuigen kennis probeert te verwerven).

Maar Plato wil geen scepticisme dus hij verdubbeld de wereld. Dit legt hij uit met de allegorie van de
grot. De wereld die we waarnemen (veranderlijke dingen), dit kan niet de wereld zijn waar we kennis
van kunnen verwerven. Om kennis op te doen moeten we dus kijken naar de onveranderlijke wereld
 dit is de wereld van de ideeën (de wereld van de vormen), waar je ziel dus vandaan komt (=de
echte wereld).
Bijvoorbeeld een stoel is niet, een stoel blijft nooit helemaal hetzelfde (die nemen we waar met onze
zintuigen, maar die wordt gemaakt en slijt weer en gaat kapot). Maar de idee (het concept) stoel is wel
(de echte wereld). De wereld die we hier kennen (niet de echte wereld) is dus een soort schaduw (niet
de echte stoel, schaduw van de idee stoel).


Pagina 3 van 78

,Plato’s allegorie van de grot
Allegorie van de grot: Stel er zit een groep mensen in een grot die kijken naar de wand en daar zien
ze schaduwen (bv. schaduw van de stoel op de muur), boven hen is een groot vuur (zien ze niet) en
mensen houden een stoel voor het vuur zodat ze de schaduw van de stoel zien. Ze hebben nooit de
echte stoel gezien en denken dus dat de schaduw de echte stoel is (dit nemen ze waar met hun
zintuigen). Zintuigen leveren dus niet echte kennis op. Dit is hetzelfde met onze ziel, onze ziel zit
gevangen in ons lichaam (net als de mensen gevangen zaten in de grot). We denken dat we me onze
zintuigen kennis op doen over de echte wereld, maar dat is niet zo. We moeten dus niet met onze
zintuigen kennis op doen maar met ons verstand.

Ideeën/vormen bestaan los van ons in een ideeënwereld/vormenwereld (onafhankelijk van ons) 
onze ziel is daar geweest en is dus verwant aan die ideeën. Onze ziel is geboren in ons lichaam. Bij
de geboorte zijn we alles vergeten (maar het zit nog in onze ziel). Kennis verwerven is daarmee je
ideeën herinneren (verstand gebruiken, je herinnert de idee stoel)  anamnèsis. Je wordt dus
geboren met alle kennis (in je ziel). Alleen door gebruik van ratio kun je kennis verwerven. Nativisme
is de sterkste vorm van het rationalisme.

Meno
Hoe ziet Plate de kennis verwerving? Plato is leerling van Socrates. Socrates heeft nooit iets
opgeschreven, maar van Plato is er veel opgeschreven. Hij schreef in dialoog vorm en je kunt het
werk van Plato opvoeren als een toneelstuk. Die dialogen daarvan is meestal Socrates de
hoofdpersoon en die stelt mensen allerlei vragen, legt een theorie uit en hij is debat met iemand (in dit
geval Meno (slaveneigenaar)). Plato wil dus uitleggen dat leren herinneren is en dat iedereen dat kan
en dus ook een slaaf die op het land van Meno werkt die geen opleiding heeft gehad. Meno wil weten
of de slaven dan ook wiskunde konden uitvoeren en volgens Plato kon dit. Plato heeft het bedacht dus
de slaaf kan het uitvoeren. Er wordt een vierkant in het zand getekend en de slaaf moest vertellen hoe
hij een vierkant kan maken dat qua oppervlakte 2x zo groot is. Je moet twee zijde pakken en die moet
je twee keer zo groot maken en dan maak je daar weer een vierkant van. Het oppervlak is echter 4x
zo groot dus tekent Socrates de diagonalen van het vierkant in het zand (D,H,F,B) en dan heb je wel
een 2x zo groot vierkant. De slaaf zegt dan van Socrates je hebt gelijk, ik zie het nu in met mijn
verstand.

Dit is natuurlijk onacceptabel: Socrates legt de slaaf van Meno woorden in de mond. Het gaat erom
dat je ziet hoe Plato erover dacht en dat hij brak met het mythologisch idee van zijn voorouders. Dat
Socrates dat eigenlijk voor hem gedaan had, maar hij kwam niet verder dan het scepticisme. Er moest
volgens Plato een ideeënwereld zijn waar dingen onveranderlijk waren. Dit soort rationalisme is wel te
begrijpen als je het in de context plaatst, maar het is heel extreem (zeker dat nativisme). In het later
college gaan we Descartes zien en die gelooft ook dat kennis voorkomt uit het gebruiken van je
verstand, ook dat er ingeboren ideeën zijn, maar die zegt niet dat alle ideeën ingeboren zijn.

Komt er in het tentamen een vraag over het rationalisme in het algemeen gaat dan niet de theorie van
Plato uitleggen, leg het heel algemeen uit.

Empirisme
Ze zijn het met de rationalisten eens dat er echte kennis mogelijk is en daarmee argumenteren ze
tegen de sceptici. Ze zijn er alleen niet mee eens dat die kennis te verwerven valt door het goed
gebruiken van je ratio. Je moet je verstand wel goed gebruiken, maar de ratio is niet de bron van
kennis, maar dat is de ervaring die je opdoet door zintuigelijke waarneming.

De term ‘empirisme’
Centrale bewering: Empiristen menen dat de bron van kennis de ervaring opgedaan via zintuigelijke
waarneming is. Je kijkt naar de wereld en je ziet de blauwe lucht, je hebt de ervaring van blauw en dat
levert jou kennis over de wereld op. Dit is een common sense opvatting: als je wilt weten hoe iets zit,
moet je kijken (of luisteren…). Bij Plato was het een hele vreemde opvatting, we kunnen hem wel
begrijpen, maar verder van common sense. Empirisme is over het algemeen een heel common sense
opvatting.
Dat is wat de empirist zegt en dat houdt in dat zij ook een geassocieerde bewering hebben. De
geassocieerde bewering dat er alleen maar kennis uit het ervaring afkomstig is en dus geen ingeboren


Pagina 4 van 78

,ideeën. Als je kennis opdoet volgens ervaring (Grieks: Emperia, Latijns: Experienta) dan zie je dat
kennis alleen voortkomt uit de ervaring die je hebt als je je zintuigen gebruikt. Als dit de claim is dan
wordt je dus zonder kennis geboren. Dus de geassocieerde bewering is dat kennis niet ingeboren kan
zijn. Dit is dus duidelijk ook een reactie op het nativisme. Dit vind je bij empiristen terug.

Empiristisch ≠ empirisch
Er is een verschil tussen empiristisch (Eng.: empiricist) en empirisch (Eng.: empirical).
 ‘Empiristisch’ verwijst naar het empirisme, de opvatting dat kennis voortkomt uit de
zintuigelijke waarneming. Empiristisch staat dan tegenover het rationalisme.
 ‘Empirisch’ verwijst naar de wetenschappelijke methode, waarbij men gebruik maakt van
observeerbare of experimentele gegevens om conclusies te trekken over de wereld.
Empirisch bewijsmateriaal voor een theorie is dus het bewijsmateriaal dat verkregen is door
observatie en experimenten. Empirisch staat tegenover hypothetisch of louter theoretisch (in
de zin van ik heb een idee, maar heb er helemaal geen evidentie voor: louter theoretisch (niet
ondersteund door enige via experimenten of observaties verworven data)).

Empirist #1: Aristoteles
Aristoteles was een leerling van Plato. Hij snapte dat Plato met een nieuwe theorie kwam over kennis,
maar accepteerde de twee-werelden theorie (wereld van de ideeën en de wereld van de
verschijnselen) niet. Hij geloofde niet dat er een wereld van de ideeën is, maar alleen een wereld die
we met onze zintuigen waarnemen waarin alles dus continu verandert. Door de wereld waar te nemen
met onze zintuigen verwerf ik kennis. Als mens wordt je dus als tabula rasa geboren (metafoor). Je
bent een blanco wastafel, er is nog niets met een pennetje ingekerfd. In jouw geest zit nog geen
kennis als je geboren wordt. Zoals Locke zegt dat je geboren bent als ongeschreven vel papier.

Peripatisch principe
Aristoteles was de oprichter van het lyceum, waar hij zijn studenten al wandelend les gaf: peripateo in
het Grieks. Vandaar dat Thomas van Aquino het empiristische principe van Aristotels het
peripathische principe noemde (niet Aristoteles zelf): Nihil est in intellectu quod non prius fuerit in
sensu – niets is in het intellect dat zich niet eerst in de zintuigen bevond.

Klopt Aquino’s interpretatie van Aristoteles?
Het is duidelijk dat Aristoteles zegt dat de zintuigelijke waarneming/observatie de belangrijkste bron
van kennis is. Zo moet je kennis opdoen over de wereld en in die zin kun je hem een empirist noemen.
MAAR dat wil niet zeggen dat er geen rationalistische elementen in het werk van Aristoteles zitten
waardoor de classificatie van Aristoteles als echte empirist eigenlijk niet terecht is.

Algemene begrippen
Plato zegt in de ideeënwereld is er een algemeen begrip de idee stoel. Alle stoelen die wij hier
waarnemen zijn daar schaduwen/afspiegelingen van en dus niet de echte stoel. Als je dit gelooft dan
heb je meteen een verklaring hoe het komt dat wij in staat zijn om alle individuele stoelen te
classificeren als stoel. Maar Aristoteles verwerpt het idee van de twee werelden (er is maar één
wereld: de wereld die we waarnemen) en je neemt dan geen algemene begrippen waar. Hoe komt ik
(Aristoteles) nu aan een algemeen begrip stoel/het concept stoel? Hoe krijg ik het abstracte begrip
stoel? Je ziet dus geen algemeen begrip, maar je ziet een individuele stoel.

Inductie
Aristoteles gaat als empirist gebruik maken van inductie (epagogè); je gaat van individuele gevallen
naar algemene gevallen. Neem een abstracte, algemene uitspraak als ‘alle mensen zijn sterfelijk’. Hoe
kom ik aan het concept dat alle mensen sterfelijk zijn? Want wat neem je waar? Je neemt geen
algemeen idee waar, maar individuele mensen en helaas gaan die dood. Wat je kan waarnemen is dat
tot nu toe van alle mensen die je hebt gezien is dat je gehoord hebt dat er mensen dood gaan of je
hebt gezien dat er een aantal doodgaan. Je kan alleen van concrete individuen vaststellen dat ze
sterfelijk zijn. Hoe ga je vaststellen dat alle mensen sterfelijk zijn? Hoe kom je dan aan dat algemene
begrip?

Inductie is op basis van een aantal (maar niet alle) waarnemingen waarin A B is (raaf zwart is), of op
A B volgt (los laten van steen volgt dat hij naar beneden valt), concluderen dat A altijd B is (alle raven
zwart zijn), of op A altijd B volgt (alle stenen die je vasthoudt en loslaat naar beneden vallen). Je
generaliseert en dat is wat inductie is.


Pagina 5 van 78

, Probleem met inductie
Hoe weet je nu dat alle mensen sterfelijk zijn? Tot nu toe heb je vastgesteld dat bijv. 10 mensen
sterfelijk waren, mag je dan zomaar zeggen dat alle mensen sterfelijk zijn als empirist zijnde? Nee: op
basis van de waarneming alleen (je kunt alleen het zeggen van individuele gevallen dat je het weet)
kan je niet zeggen dat de abstracte algemene stelling ‘alle mensen zijn sterfelijk’ waar is – je hebt
louter een correlatie. Je kunt het niet zeggen van de mensen die nu nog leven en al helemaal niet die
nog geboren moeten worden. Op basis van je zintuigen kun je dus niet zeggen dat alle mensen
sterfelijk zijn. Toch was ook Aristoteles van mening dat ‘alle mensen zijn sterfelijk’ noodzakelijk waar
was. Toch zegt Aristoteles: ik weet het zeker.

Aristoteles’ oplossing
Aristoteles zegt dat hij het met zijn ratio, met zijn verstand inziet. Intuïtief, de intuïtie is iets geestelijks,
iets van je ratio, van je nous. Aristoteles ziet in dat het noodzakelijk waar moet zijn. Dan heb je een
rationalistisch element in je epistemologie. Je hebt gezien dat de mensen sterfelijk zijn. Ik gebruik
inductie om de conclusie te trekken dat alle mensen sterfelijk zijn. En vervolgens zie ik met mijn nous
(verstand) in dat dit inderdaad waar moet zijn. Dan moet je zeggen dat dit geen echt empirisme meer
is. Let op dat het Equino was die zei dat Aristoteles een empirist was. In de geschiedenis wordt hij nog
steeds gezien als iemand die tegen Plato in ging en een empirisme verdedigde, i.i.g. verdedigde dat je
als je de wereld wilt verkennen je zintuigen moet gebruiken, maar het is geen zuiver empirisme. Er zit
een rationalistisch element in zijn epistemologie.
Hij zegt dat inductie slechts de eerste stap is. Er is nog een tweede stap nodig; je moet via je
onfeilbare intellectuele capaciteit van de geest (nous) inzien dat abstracties als ‘alle mensen zijn
sterfelijk’ noodzakelijke waarheden zijn. Dit is intuïtieve inductie (= inzicht/ je ziet het met je verstand
in). Maar dat is een rationalistisch element in zijn epistemologie. Je hebt gezien dat een aantal
mensen sterfelijk zijn en je gebruikt inductie om de conclusie te trekken dat alle mensen sterfelijk zijn
en vervolgens zie ik met mijn verstand in dat het waar moet zijn.

Als we later naar Bacon gaan kijken?
Aristoteles was vooral geïnteresseerd in deductief redeneren (redeneren vanuit algemene stelling die
waar was en daarna voorspelling doen over de volgende mens (sterfelijk)), dus als hij eenmaal vanuit
zijn intuïtieve inductie een algemene bewering had opgesteld, ging hij er vanuit dat deze waar was.
Dan was hij geen kritisch denker meer naar zijn eigen opvattingen. Je eigen opvattingen kritisch
bevragen is heel moeilijk. Hij ging er vanuit dat het waar was, dus was geen kritische denker meer.
Als Aristoteles eenmaal via een algemene bewering gevonden had, dan was hij daar verder niet heel
kritisch op. Dat is ook te begrijpen, want hij dacht dat hij via intuïtieve inductie vastgesteld had dat die
algemene bewering waar was. Hij was dan geen kritisch denker meer naar zijn eigen opvattingen toe.

De rol van Aristoteles in de late middeleeuwen
Je kan de opvattingen van Aristoteles niet betwijfelen dus de ideeën stonden stil in de middeleeuwen.
Het hield de vooruitgang tegen in de middeleeuwen. Dit had te maken met de rol van Aristoteles in de
middeleeuwen. In de middeleeuwen had de katholieke kerk erg veel macht. Kwesties m.b.t. kennis en
werkelijkheid werden opgelost door ofwel bijbel te citeren, ofwel Aristoteles te citeren. Aristoteles had
een door god gekregen verstand. De inhoud van de beibel en de inhoud van het werk van Aristoteles
in overeenstemming gebracht. Wat Aristoteles zei stond in de bijbel en andersom. Er leiden twee
wegen tot de waarheid: [1] openbaring & [2] je verstand goed gebruiken (en als iemand dat gedaan
had, was dat toch wel de heiden Aristoteles). Aristoteles was niet Katholiek, want was nog vóór die
tijd.

Thomas van Aquino
Die het empirisch principe van Aristoteles formuleerde. Aquino probeerde de christelijke leer (bijbel)
met de opvattingen van Aristoteles (‘De Filosoof’) te verenigen. In die tijd werd Aristoteles DE filosoof
genoemd.

Voorbeeld: Aristoteles had een theorie over stof en vorm. Stof (materie, zoals een stuk marmer) is in
aanleg iets/het kan iets worden. Wanneer wordt het iets? Als de beeldhouder de vorm van Apollo
aangeeft. Dus marmer is in aanleg de vorm van Apollo. Pas door de vorm wordt het ook werkelijk iets
(zo is een beeld eigenlijk al mogelijk aanwezig in een stuk marmer). Het beeld kan ook weer stuk. Dit
is een proces van ontstaan en vergaan. De beeldhouder maakt dat stuk en dat gaat ook weer stuk.



Pagina 6 van 78

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentpsychologie. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79079 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.34
  • (1)
  Add to cart