Hoofdstuk 1: Voorschriften, wetten, verordeningen en
vergunningen
1.1 Inleiding
De woningwet van 1901 stelde kwaliteitseisen aan de bouw en bood financiering aan
gemeenten en woningbouwcorporaties. Er was een groot gebrek aan goede woningen. Na
de tweede Wereldoorlog heerste er woningnood en moest er veel worden gebouwd.
Bouwmaterialen waren moeilijk verkrijgbaar.
1.2 Wet ruimtelijke ordening (Wro)
Om in een betrekkelijk klein land de beschikbare grond wat de bestemming ervan betreft zo
zorgvuldig mogelijk te verdelen, is de Wet ruimtelijke ordening (voorheen Wet op de
Ruimtelijke Ordening, WRO) opgesteld. Deze wet biedt de overheid de gelegenheid een
actief planologisch beleid te voeren.
1.2.1 Structuurvisies
De kern van een structuurvisie omvat twee punten:
- Een formulering van beleidsdoelen van het Rijk, de provincie of de gemeente;
- Inzicht in hoe deze beleidsdoelen door die overheid zullen worden uitgevoerd.
De gemeentelijke structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een
gebied, waardoor het voor iedereen duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen.
Voor andere overheden kan de structuurvisie duidelijk maken hoe de gemeente het beleid
van Rijk en provincie uitwerkt op gemeentelijk niveau. Bij een structuurvisie wordt
aangegeven op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding
daarvan zijn betrokken, maar alleen het vaststellende overheidsorgaan zelf wordt door de
structuurvisie gebonden.
Bij de bestuursrechter is geen beroep op een structuurvisie mogelijk, tegen een
ontwerpstructuurvisie kan echter wel een zienswijze (bezwaar) worden ingediend.
1.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het Besluit ruimtelijke ordening is een verdere uitwerking van de Wro en bevat onder meer
bepalingen over bestemmingsplannen, tegemoetkoming in schade en grondexploitatie.
1.2.3 Bestemmingsplannen
Een structuurvisie wordt uitgewerkt in de gemeentelijke bestemmingsplannen. In een
bestemmingsplan wordt de bestemming van de grond aangewezen. Een bestemming is een
functie. De inhoud van de functie, zoals wonen en recreëren, kan bij wijze van indicatie
1
,worden afgeleid uit de benaming, maar moet vooral blijken uit de voorschriften die met de
bestemming verband houden.
1.2.4 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De inrichting van Nederland wordt gestuurd door middel van de Structuurvisie Infrastructuur
en Ruimte (SVIR) en krijgt zo richting. In de SVIR schets de overheid hoe Nederland er in
2040 uit moet zien.
1.2.4.a Nota ruimte
In de nota ruimte is de visie op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020 met een uitloop tot
2030 van Nederland vastgelegd. De nota kent vier aandachtsgebieden:
- Veiligheid (rampen voorkomen);
- Het versterken en behouden van de natuurlijke landschappelijke en culturele
waarden van waardevolle groengebieden
- Het oplossen van ruimtelijke knelpunten waardoor de economie mede kan worden
versterkt
- Het bevorderen van de leefbaarheid en economie in de stad en op het platteland.
De nota geeft de hoofdlijnen aan in de ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS).
1.2.4.b Nota Grondbeleid
De doelstellingen van de Nota grondbeleid zijn:
- Een rechtvaardige verdeling van opbrengsten en kosten over exploitanten, eigenaars
en gebruikers;
- Het verhogen van de zeggenschap van de burger en het verhogen van de kwaliteit
van de marktwerking en het ruimtegebruik op de grondmarkt
- Het bevorderen van het maatschappelijk ruimtegebruik bij bestemmingen maar ook
bij de realisatie van de kwaliteit van de bestemming
1.2.4.c Nota Wonen
De Nota Wonen omvat:
- Vergroten van de kwaliteit van wonen in de steden;
- Creëren van maatwerk voor mensen die zorg nodig hebben;
- Groene woonwensen van mensen bevorderen;
- Meer zeggenschap voor burgers over het wonen en hun woonomgeving;
- Kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities.
1.3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Omgevingsrecht kunnen we omschrijven als een verzameling van wet- en regelgeving die
betrekking heeft op de omgeving waarin we recreëren, werken en wonen. Wanneer we
spreken oer het omgevingsrecht dan heeft dit betrekking op de wet- en regelgeving op het
gebied van natuur en milieu en water, maar ook op bouwen en ruimtelijke ordening.
Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober
2010 kwam de term ‘bouwvergunning’ te vervallen. In de huidige omgevingsvergunning zijn
diverse vergunningen op het gebied van bouwen, ruimte en milieu gebundeld.
2
,Door de Wet ruimtelijke ordening van 1 juli 2008 zijne r betere mogelijkheden geschapen om
het nationaal ruimtelijk beleid vorm te geven.
1.3.2 Reguliere procedure
Een reguliere procedure heeft een gebonden karakter. Dit houdt in dat de maatschappelijke
gevolgen minder ingrijpend zijn. De beslistermijn bij de reguliere procedure bedraagt acht
weken. Deze beslissing kan eenmalig met zes weken worden verdaagd, waardoor de
maximale behandelingstermijn veertien weken kan bedragen. Indien niet binnen de
genoemde termijn wordt beslist, is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend.
Tegen de besluiten waarbij de reguliere voorbereidingsprocedure is gevolgd, kan bezwaar
worden gemaakt door een belanghebbende. De belanghebbende doet dit bij het
bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Eventueel is daarna een beroep bij de
rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
(ABRvS) mogelijk.
1.3.3 Uitgebreide procedure
Voor complexe projecten met grote maatschappelijke risico’s geldt de uitgebreide
procedure. Artikel 3.10 van de Wabo schrijft voor wanneer de uitgebreide procedure van
toepassing is.
Bij de uitgebreide procedure is de beslistermijn vastgesteld op 26 weken, maar tijdens de
eerste acht weken kan het bevoegd gezag beslissen de termijn met zes weken te verlengen.
Bij een aanvraag die de uitgebreide procedure doorloopt, wordt eerst een ontwerpbesluit
genomen. Het ontwerpbesluit wordt belanghebbende bestuursorganen en gebruikers van
eigendommen in de directe omgeving van het project toegezonden en gedurende zes weken
voor belanghebbenden ter inzake gelegd. In deze periode kan iedereen een zienswijze tegen
het ontwerpbesluit indienen.
Na bekendmaking van de definitieve beschikking kan een belanghebbende binnen een
periode van zes weken bezwaar aantekenen tegen de genomen beslissing. De
omgevingsvergunning reedt in werking met ingang van de eerste dag na afloop van de
termijn va zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift. Belanghebbenden die
bezwaar hebben gemaakt, kunnen in beroep gaan bij de rechtbank en daarna in hoger
beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
1.3.4 Deelvergunning en gefaseerde vergunning
De aanvrager kan de voor het project benodigde omgevingsvergunning op drie manieren
aanvragen:
- Eén aanvraag voor omgevingsvergunning
- Aanvragen van deelvergunningen
- Gefaseerde aanvraag voor omgevingsvergunning
1.3.4.a Deelomgevingsvergunning
In plaats van één integrale omgevingsvergunning aan te vragen, is het mogelijk het project
op te delen in deelprojecten en afzonderlijke omgevingsvergunningen, die zelfs door
verschillende partijen kunnen worden aangevraagd. Een voorwaarde voor
3
, deelomgevingsvergunningen is, dat het moet gaan om onderdelen van het project die fysiek
te scheiden zijn.
1.3.4.b Gefaseerde omgevingsvergunning
De aanvrager bepaalt zelf wat er in elke fase wordt behandeld. In de eerste fase van de
aanvraag wordt meestal onderzocht of de werkzaamheden op de aangegeven plaats kunnen
plaatsvinden, waarbij getoetst wordt aan de milieueisen, planologische aspecten en
monumentenzorg. Ook zal de toetsing van locatiegebonden projecten in de eerste fase
plaatsvinden als er een ontheffing nodig is van de Flora- en faunawet of de
Natuurbeschermingswet. Hierna vindt de tweede fase plaats en worden de technische eisen
getoetst. Er wordt op elke fase een besluit genomen.
De eerstefasebeschikking komt te vervallen als er niet binnen drie jaar nadat deze is
genomen een aanvraag voor een tweedefasebeschikking is ingediend. Er kan nog niet gestart
worden met werkzaamheden na de eerste fase. De beschikkingen voor fase 1 en fase 2
vormen samen één omgevingsvergunning.
1.4 Woningwet (Ww)
De woningwet is ingevoerd in 1901 met als doel de bewoning van slechte woningen
onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. Deze wet vormt de
kern van de bouwregelgeving en bevat de belangrijkste voorschriften die in Nederland
gelden voor het bouwen of verbouwen van alle bouwwerken; niet alleen woningen, winkels
en kantoren, maar ook schuttingen, pergola’s, zonwerkingen en rolluiken. Verder bevat de
wet voorschriften die betrekking hebben op bestaande bouwwerken.
1.4.1 Herziening Woningwet
De herziene Woningwet 1991 is op 1 oktober 1992 in werking getreden en vervolgens ruim
tien jaar daarna opnieuw ingrijpend gewijzigd. Een volgende wijziging van de Woningwet
vond plaats op 1 januari 2006 en in 2013 is een groot aantal voorschriften over het (ver)-
bouwen, gebruiken en slopen van gebouwen en andere bouwwerken samengevoegd in het
Bouwbesluit 2012.
Opdrachtgevers en bouwers krijgen daarnaast te maken met de Regeling Bouwbesluit 2012.
In deze regeling staan voorschriften voor de toepassing van het Bouwbesluit:
- CE-markering en kwaliteitsverklaringen;
- De aansluiting van gas, elektriciteit, noodstroom en water.
De overheid wil de bouwregelgeving op drie manieren vereenvoudigen:
- Vermindering en vereenvoudiging van bestaande regels.
- Verdere aanpassing van verantwoordelijkheden tussen overheid en private partijen.
- Het benadrukken van de verantwoordelijkheid voor de naleving van de
bouwvoorschriften bij private partijen in het bouwproces.
1.4.3 Weigeringsgronden voor een omgevingsvergunning
In de woningwet staat ook aangegeven wanneer de aanhoudingsplicht vervalt: als de
aanvraag in orde is, moet binnen twaalf weken een besluit worden genomen. Gebeurt dit
niet of niet op tijd, dan wordt de vergunning van rechtswege verleend. Een van rechtswege
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isabelleboekhorst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.