Rechten en plichten komen voort uit normen en waarden die algemeen gelden in de maatschappij.
Door dit in zogenoemde rechtsregels vast te leggen, met de wijze waarop die regels gehandhaafd
kunnen worden, krijgt het recht vorm. Het recht is in beginsel wel gericht op rechtvaardigheid.
Maar waarom is er recht?
- Het recht brengt een doelmatige ordening aan in de samenleving.
- Het recht geeft spelregels voor gedragingen tussen individuen onderling en voor het
handelen van de overheid.
- Het recht stuurt het individuele gedrag van burgers.
Er zijn 4 rechtsbronnen:
1. Wet- en regelgeving.
Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid. Onder de overheid verstaan we
ook wel de 1e en 2e kamer, ook wel de Staten-Generaal. De hoogste wetgever in Nederland is de
Staten-Generaal samen met de regering (koning + ministers). Alleen wetten die afkomstig zijn van
hoogste wetgever worden met wet aangeduid. De hoogste wet in Nederland is de Grondwet. Een
regeling die afkomstig is van de regering wordt ook wel een koninklijk besluit genoemd. Een KB dat
regels bevat wordt ook wel een algemene maatregel van bestuur (AMvB) genoemd. Een regeling van
de provinciale staten wordt ook wel een verordening genoemd.
2. De jurisprudentie.
Jurisprudentie ontstaat doordat algemene regels in diverse wetten en in de overige regelgeving
moeten worden toepast in individuele situaties, die vaak heel verschillend zijn. De rechter
interpreteert de rechtsregels en formuleert zijn bevinding in een uitspraak. De rechter vult zelf de
normen in die niet duidelijk genoeg in de wet staan, of die al wel in de maatschappij gelden maar nog
niet in de wet staan. De jurisprudentie wordt ook wel het rechtersrecht genoemd.
3. De gewoonte.
Het ongeschreven recht. De regels van gewoonterecht zijn niet ergens opgetekend, maar ontstaan in
de loop van de tijd.
4. Verdragen.
Verdragen zijn afspraken tussen 2 of meer staten die op schrift zijn gesteld en die gelden in de staten
die partij zijn bij het verdrag. De staten moeten dit verdrag wel hebben geratificeerd, ook wel er mee
akkoord hebben verklaard. Verdragsregels staan boven de rechtsregels die in Nederland zijn
gemaakt.
Van dwingende rechtsregels mag niet worden afgeweken. Zo staat er in de Nederlandse wet dat je
maar met 1 persoon mag trouwen. Dit is voor je bepaald en dit is dus dwingend van aard.
Semidwingende rechten geven de partijen de mogelijkheid om dingen nader te regelen. In principe
zijn ze verboden, maar als het voor 1 partij voordelig uitpakt, kan er van worden afgeweken. Tot slot
heb je aanvullende rechten. Als je gaat trouwen, mag je zelf bepalen hoe je wil trouwen. Als je dit
niet bepaalt, dan zorgt de overheid ervoor dat je in gemeenschap van goederen trouwt.
De rechtskracht is afhankelijk van het orgaan waarvan de regelgeving afkomstig is. De rangorde:
1. Verdragen 2. Europese verordeningen en richtlijnen
3. Grondwet 4. Overige wetten
5. Algemene maatregelen van bestuur 6. Ministeriële regelingen en richtlijnen
7. Provinciale verordeningen 8. Gemeentelijke verordeningen
1
,Het objectieve recht bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in rechtsbronnen
zijn vastgelegd. Het recht op bijstand is een objectief recht. Iedereen die aan die volwaarde voldoet,
kan aanspraak maken op een bijstandsuitkering.
Het subjectief recht houdt in dat je er persoonlijk recht op hebt. Het is van het objectieve recht
afgeleid. Het wordt dus specifiek toegekend aan een individu omdat hij/zij aan de voorwaarden
voldoet. Alleen subjectieve rechten kunnen worden afgedwongen bij de rechter.
Grondrechten zijn de meest elementaire en onvervreemdbare rechten van een individu, die zowel
door de overheid als door anderen gerespecteerd moeten worden. De grondrechten vormen een
fundament van een menswaardige samenleving. Je hebt klassieke grondrechten. Hier mag de
overheid in beginsel geen inbreuk op maken, tenzij de wet haar die bevoegdheid verleent. Voor het
inbreuk maken op een grondrecht, moet altijd een wettelijke grond bestaan. Je hebt ook sociale
grondrechten. Het zijn geen expliciete rechten van een individu die kunnen worden afgedwongen.
Deze grondrechten vormen een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen dat er in Nederland
een goede gezondheidszorg is en voldoende woon- en werkgelegenheid.
H2 = De indeling van het recht
Het publiekrecht bevat regels voor het uitoefenen van gezag door de overheid in haar relatie met de
burger en tussen overheidsorganen onderling. Het publiekrecht kan symbolisch worden voorgesteld
als een verticale verhouding tussen de machtige overheid en de ondergeschikte burger.
Het publiekrecht wordt onderverdeeld:
1. Het staatrecht.
Er is geregeld hoe de wetgeving tot stand komt. Het beschrijft de diverse organen van de overheid en
hun bevoegdheden.
2. Het strafrecht.
Normen die de overheid zo belangrijk vindt dat zij die zelf handhaaft door met de straf te dreigen.
3. Het bestuursrecht.
Het bevat de regels voor organen van de overheid en andere bevoegdheden. Dit worden besturen
genoemd en de organen heten daarom ook bestuursorganen. Onder besturen valt ook het nemen
van besluiten, waardoor aan burgers bepaalde rechten worden verleend of plichten worden
opgelegd. Al deze besluiten worden beschikkingen genoemd. Voor bestuursorganen gelden daarom
algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb). De abbb dwingen een bestuursorgaan om zich
behoorlijk te gedragen. De meest belangrijke zijn:
- Zorgvuldigheidsbeginsel. Het verlangt van een bestuursorgaan dat het een besluit zorgvuldig
voorbereidt en dat het belangen zorgvuldig afweegt.
- Rechtszekerheidsbeginsel. Het vereist dat burgers erop kunnen vertrouwen dat hun rechten
en plichten niet zomaar veranderen en dat zij weten waar ze aan toe zijn.
- Gelijkheidsbeginsel. Het dwingt een bestuursorgaan om gelijke gevallen zoveel mogelijk
gelijk te behandelen.
- Verbod van misbruik van bevoegdheid. Het verbiedt een bestuursorgaan om zijn
bevoegdheid voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor het is gegeven.
- Motiveringsbeginsel. Het bestuursorgaan moet zijn besluiten goed kunnen motiveren, dus
aangeven wat de reden is en hoe het hiertoe is gekomen.
Het privaat recht wordt ook we het burgerlijk of civiel recht genoemd. Het heeft betrekking op de
rechtsverhouding tussen personen of rechtspersonen. De betrokken personen krijgen hierdoor
bepaalde rechten en verplichtingen ten opzichte van elkaar. De rechtsverhouding wordt ook wel een
verbintenis genoemd. Een uitgangspunt voor het privaat recht is ook wel de gelijkwaardigheid van
personen.
2
, Het materieel recht bevat de materie, dus de inhoud van de rechten en plichten. Dit is ook wel de
alimentatieplicht. Als iemand deze plicht niet nakomt, zijn de regels van het formeel privaatrecht
nodig om dit af te dwingen. Het formele recht bevat de wijze waarop iemand zijn recht kan halen en
heeft betrekking op de manier waarop het recht kan worden gehandhaafd. Het bevat
procedureregels en wordt daarom ook wel het procesrecht genoemd. Het geeft ook wel aan hoe de
opsporing van strafbare feiten plaatsvindt.
Het uitgangspunt in het Nederlands procesrecht is geschillenberechting bij 2 instanties. Dat wil
zeggen dat een geschil op verzoek altijd een tweede keer inhoudelijk kan worden beoordeeld door
een andere rechters. De rechterlijke macht bestaat uit 3 lagen.
- Rechtbank met sector kanton. Het bestaat uit de arrondissementsrechtbanken. Een
arrondissement is het geheel dat bij een bepaalde rechtbank hoort. Bij elke rechtbank zijn er
burgerlijke, bestuur- en strafrechters. Elke rechtbank heeft ook een sector kanton, waar
kantonrechters oordelen over bepaalde geschillen.
- Gerechtshof. Hier kunnen partijen beroep instellen als zij niet tevreden zijn met het vonnis
van de rechtbank. De zaak wordt in tweede instantie opnieuw beoordeeld. De Centrale Raad
voor Beroep en de Raad van State zijn speciale gerechten voor bestuursrechtelijke geschillen.
- Hoge Raad. Dit is de hoogste rechter in Nederland. Hij speelt een beslissende rol bij de
vorming van jurisprudentie. Partijen die niet eens zijn met het vonnis in hoger beroep,
kunnen in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Deze beoordeelt dan of de lagere rechters bij hun
rechtspraak het recht goed hebben toegepast en hieruit wordt een conclusie getrokken.
Uitspraken van de Hoge Raad worden ook wel arresten genoemd.
Rechtspraak moet altijd in 2 instanties kunnen plaatsvinden.
De eerste rechter die over de zaak oordeelt, is de rechter in eerste aanleg. De rechtbank in eerste
aanleg is bevoegd om te oordelen over privaatrechtelijke, bestuursrechtelijk en strafrechtelijke
geschillen waarvoor de wet de rechtbank aanwijst. De sector kanton is bevoegd tot vorderingen tot
25.000 en over huur- en arbeidsgeschillen.
De rechter waar hoger beroep wordt ingesteld is de rechter in tweede aanleg. Het gerechtshof is
absoluut competent in civiele zaken en in strafzaken. Als het dus gaat om bestuursrechtelijke
geschillen is de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de bevoegde instantie.
Het laten bijstaan door een advocaat is niet verplicht als de kanton of bestuursrechter de zaak
behandeld. Ook in strafzaken kan de verdachte zonder advocaat verschijnen. Dit is niet verstandig en
daarom wordt er een advocaat toegewezen. Dit heet dan een raadsman. In bepaalde gevallen is een
advocaat wel verplicht. Bij privaatrechtelijke geschillen waarbij bedragen worden gevorderd boven
de 25.000. Ook is het verplicht bij het personen- en familierecht en bij civiele zaken in hoger beroep
en cassatie. Zo kan de zaak gelijk verlopen wat betreft juridische kennis en vaardigheden.
Terechtzittingen zijn openbaar, behalve als het privé belang van betrokkenen zwaar weegt. Dit is het
geval in procedures waarin kinderen zijn betrokken en in kwesties van personen- en familierecht.
Het is de taak van de rechter om bij de beoordeling van geschillen het recht te vinden aan de hand
van de rechtsbronnen. Het woord vonnis stamt hiervan af. Datgene wat gevonden is. De rechter
moet soms rechtsregels interpreteren en toepassen op het individuele geval.
In sommige zaken is het zinvoller en goedkoper om te proberen het geschil op te lossen in het bijzijn
van een mediator. Dit heet mediaton. De mediator begeleidt de partijen zodat zij samen een
oplossing zoeken die voor beide partijen gunstig is. De mediator houdt daarbij de belangen van beide
partijen in de gaten. Een mediator is dus een procesbegeleider die partijen stimuleert om er samen
uit te komen. In sommige gevallen is het mogelijk om je geschil voor te leggen aan de
geschillencommissie. Zij doen dan een uitspraak die bindend is voor beide partijen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambersmeenk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.