100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Elementaire kennis Bedrijfseconomie nodig? $9.84   Add to cart

Summary

Samenvatting Elementaire kennis Bedrijfseconomie nodig?

2 reviews
 110 views  10 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting H1 tm H11 Peter H.C. Hintzen (2019). Elementaire kennis Bedrijfseconomie - Theorieboek . Meppel: Edu'actief. ISBN: 2552

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • 1 tm 11
  • December 3, 2020
  • 31
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: rodainax • 2 year ago

review-writer-avatar

By: douniaelmaslouhi • 3 year ago

avatar-seller
1. Inleiding

1.1 Een bedrijf

Bedrijven zijn nodig om ons te voorzien van alle dingen waar we behoefte aan hebben.

Productiebedrijven  er komen tastbare producten vandaan, je ziet wat ze maken en er wordt écht
geproduceerd.
 Meerdere productiebedrijven samen worden ook wel de industrie genoemd  dat deel van
de economie, dat wordt gekenmerkt door de verwerking van grondstoffen tot producten.

Ondernemingen  bedrijven die hun activiteiten uitvoeren met de bedoeling om winst te maken.

Overheidsbedrijven  Tegenovergestelde van een onderneming

Winkels zijn ook bedrijven, maar zij produceren geen goederen, maar verkopen deze slechts door.
VB: Een supermarktconcern koopt producten van productiebedrijven en verkoopt ze aan
consumenten.

Bedrijven die diensten verlenen zijn o.a.: banken, restaurants, uitzendbureaus en koeriers.
Economisch gezien rekenen we het verlenen van een dienst ook tot productie.

Wat heb je nodig om te produceren?
 Mensen, grondstoffen, een gebouw en machines, en energie.
 Juiste verhouding: geen tekort aan personeel, maar ook geen overschot.
 Machines moeten goed zijn onderhouden.
 Het fabrieksgebouw moet groot genoeg zijn.
 De voorraad grondstoffen moet voldoende zijn om soepel door te kunnen gaan met het
werk.

Afnemers worden consumenten genoemd die consumeren.

Bedrijven die goederen produceren, fabrieken, hebben meestal geen rechtstreeks contact met de
consument want zij maken gebruik van tussenschakels, de handel.

Fabriek fabriceert producten  rechtstreeks of via de groothandel komen de producten bij de
detailhandel (= winkels, van warenhuis tot speciaalzaak VB: kaasspecialist)  De consument koopt
in bijvoorbeeld de winkel het product.

Uiteraard moet je betalen voor de producten die je wilt hebben, omdat daar kosten voor zijn
gemaakt en ondernemingen ook winst willen maken. Relatie tussen bedrijven en consumenten ↓

,Iemand die een eigen bedrijf start en zonder personeel werkt, wordt een zelfstandige zonder
personeel (zpp’er) genoemd.

Waarom starten veel mensen in tijden waarin de economie tegen zit als zzp’er?
De werkeloosheid loopt op en daardoor beginnen heel wat mensen, na een dreigend of werkelijk
ontslag, voor zichzelf.

Met een stevig onderbouwd ondernemingsplan is het makkelijker om geld te lenen bij de bank of om
een starterssubsidie van de overheid te krijgen.

1.2 Het bedrijf en zijn omgeving

Interne omgeving  De mensen, werknemers, die binnen de muren van het bedrijf een inkomen
verdienen.
Hebben belang bij het winstgevend draaien en het voortbestaan van een bedrijf.
Door middel van de ondernemingsraad kunnen zijn invloed uitoefenen op de gang van zaken in het
bedrijf.

Externe omgeving  Met welke partijen onderhoudt een bedrijf contacten. = EXAMENVRAAG!
1. Leveranciers (ondernemingen die het bedrijf grondstoffen, hulpmaterialen of machines
levert).
2. Vermogensverschaffers (de banken, aandeelhouders).  ontvangen een financiële
vergoeding in de vorm van rente (interest) of – aandeelhouders – dividend. Dividend is een
gedeelte van de winst dan aan aandeelhouders beschikbaar wordt gesteld. Zij mogen
invloed/zeggenschap hebben in het desbetreffende bedrijf.
3. De overheid (geeft & treft regels voor het functioneren van bedrijven).  BTW afdragen,
kwaliteitseisen, openingstijden, milieueisen, bouwvoorschriften & goede infrastructuur van
wegen, kanalen en spoorlijnen voor transporten en goede bereikbaarheid.
4. De concurrenten.
5. Belangenorganisaties (vakbonden, werkgeversorganisaties, consumentenorganisaties) 
Daarbij is positieve publiciteit heel belangrijk (social media bijvoorbeeld). VB: Negatief
nieuws kan lijden tot omzetverlies.

1.3 Geld en financiering

Economie gaat over de mogelijkheden en de middelen om X te produceren waar behoefte aan is.
Daarbij speelt geld een belangrijke rol. Geld vervult verschillende functies:
 ! Betaalmiddel, ruilmiddel en rekenmiddel ! en als spaarmiddel

Financiering is het ontvangen van financiën van een ander, zodat de ontvanger bepaalde activiteiten
kan bekostigen. Een onderneming die financieringen verschaft is een financieringsmaatschappij.

Bedrijfseconomie is de studie naar productie van en de handel in goederen en diensten door
ondernemingen en de financiële kant hiervan.  EXAMENVRAAG

,2. Kostencategorieën

2.1 Inleiding

Kosten zijn uitgaven die moeten worden gedaan om iets te produceren. In te delen in:
 Kostencategorieën / constante en variabele kosten / directe en indirecte kosten

Kostensoort/categorie zijn groepen van kosten met een aantal soortgelijke economische kenmerken.
Bij de indeling in kostencategorieën houdt met rekening met de aard van het productiemiddel
waarmee de kosten samenhangen:
 Kosten van grond / Kosten van grond- en hulpstoffen / Kosten van personeel (arbeid) /
Kosten van vaste activa / Kosten van belastingen (kostprijsverhogende belastingen).

2.2 Kosten van grond

Grond is een duurzaam productiemiddel (= DPM) en kan in het productieproces diverse functies
vervullen:
 Delfplaats voor grondstoffen (gas- en olievelden)
o De grond zal na verloop van tijd uitgeput raken  waarde van de grond daalt. De
waardevermindering van een DPM wordt afschrijving genoemd.
 Vestigingsplaats voor de onderneming
o De grond daalt niet in waarde dus is afschrijving niet van toepassing.
o De eigenaar van de grond heeft wel kosten als onderhoud en belastingen.
o Huurprijs van een winkelpand (een bedrag omtrent de waarde van de grond zit
daarbij inbegrepen).

2.3 Kosten van grond- en hulpstoffen  aanschafprijs + directe inkoopkosten zoals bestelkosten.

Grond- en hulpstoffen zijn materialen die nodig zijn om producten te maken/worden in het
productieproces verwerkt.

Grondstoffen vind je terug te in het eindproduct: Hout, ijzer, suiker, zout enz.
Hulpstoffen vind je niet terug in het eindproduct maar heb je wel nodig: Smeermiddelen, vetten en
oliën  Middelen om machines te laten draaien.

Belangrijke posten bij de kosten van grond- en hulpstoffen, naast de inkoopkosten:
 Het verbruik van de grondstoffen
o Bruto grondstoffenverbruik: de hoeveelheid (VB: kilo’s of m2) grondstof die nodig is
om een bepaald product te kunnen maken.  Bepaalt de kosten van de grondstof.
o Netto grondstoffenverbruik: de hoeveelheid grondstof die aan het einde van het
proces in het product terug te vinden is.
 Opslagkosten (energiekosten)

Het verschil tussen het bruto- en het netto grondstoffenverbruik is afval. Afval is de grondstof die
tijdens het productieproces verloren gaat = onvermijdbaar. De kosten van het afval worden wel
meegerekend in het grondstofverbruik.

Het bruto grondstoffenverbruik wordt doorberekend in de kostprijs.
 Als het afval nog iets oplevert wordt de kostprijs lager  waardevol afval
 Als het geld kost om het afval af te voeren wordt de kostprijs hoger  waardeloos afval

, Ondernemingen dienen ook rekening te houden met uitval. Uitval zijn eindproducten die niet aan de
gestelde kwaliteitseisen voldoen.  onvermijdbaar opgeofferde eindproducten. Uitval moet
terugverdiend worden door de goedgekeurde producten.

Afval: Netto grondstofverbruik : bruto grondstofverbruik x 100 = ….. x € = Kostprijs mbt grondstoffen

Uitval: (Totaal aantal eindproducten (geheel/100%) x € per eindproduct) : goedgekeurde
eindproducten (100% - % afgekeurde eindproducten) = Prijs per goedgekeurd product

TIP DOCENT! Reken altijd vanuit 100 ongekeurde producten

2.4 Kosten van personeel  Tegenover de inzet en prestaties staat een vergoeding in geld: loon.

 Betaalde loonkosten: de kosten van lonen van de werknemers in loondienst.
 Gewaardeerd loon: het loon dat de ondernemer zichzelf toerekent; het is zijn beloning voor
het werk dat hij in zijn eigen zaak of bedrijf verricht.




Loonstelsels  Manieren om lonen te berekenen.
1. Het stukloonstelsel = Het aantal geleverde meetbare prestaties bepaalt de vergoeding die
aan de werknemer wordt betaald. VB: Koerier krijgt € 5,00 per afgeleverd pakket.
2. Het premieloonstelsel = vast basisloon + premie voor extra prestaties. VB:
Vertegenwoordigers. Het basis loon wordt aangevuld met een % aan provisie over het € van
de afgesloten verkoopcontracten.
3. Het tijdloonstelsel = uur-, dag-, week- en maandlonen. De hoogte van het tijdloon wordt
bepaald door de tijd die de werknemer aanwezig is. Wordt toegepast bij:
 Werkzaamheden die niet direct meetbaar zijn (mijn eigenbaan)
 Werkzaamheden die afhangen van omstandigheden waarop de werknemer geen
invloed kan uitoefenen (de opkomst van klanten in bijvoorbeeld een kleding winkel)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jessicastraver. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.84. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80364 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.84  10x  sold
  • (2)
  Add to cart