Boom Juridische studieboeken - Kern van het Europees recht
Zeer complete en uitgebreide schematische weergave van alle stof van het vak Interne Markt-recht. Alle relevante bepalingen staan overzichtelijk in rijtjes, inclusief jurisprudentie en rechtsoverwegingen.
Week 1: Vrij verkeer van goederen – tarifaire belemmeringen
1. Is er sprake van een goed?
o HvJEU Commissie/België
Alle op geld waardeerbare zaken die voorwerp kunnen zijn van een handelstransactie en stoffelijk van aard zijn.
Kortom: een stoffelijk voorwerp dat verkocht kan worden
Uitzondering: elektriciteit Dat is niet stoffelijk maar is wel een goed
2. Is er sprake van een grensoverschrijdend element?
o Het moet gaan om een goed dat de grens over gaat
3. Is er sprake van harmonisatie (=regelgeving is uitgewerkt in Europese richtlijnen en verordeningen)?
o Bij vrij verkeer van goederen is dit nooit aan de orde
4. Is er sprake van een tarifaire belemmering (=een belemmering van financiële aard)?
o 30 VWEU In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden
In- en uitvoerrechten (=douanerechten) Niet relevant, deze bestaan niet meer volgens 28 VWEU
Heffingen van gelijke werking
Commissie/Italië r.o. 9 (definitie van heffing van gelijke werking)
o Geldelijke last
Hoeveel je moet betalen is niet relevant voor de definitie ‘geldelijke last’ r.o. 14
Waarom je moet betalen is ook niet relevant voor de definitie ‘geldelijke last’ r.o. 7
o Eenzijdig opgelegd: De last is door de overheid opgelegd en er valt niet over te onderhandelen
o Opgelegd omdát het goed een grens overgaat (Belangrijk voor het onderscheid met 110 VWEU)
Is er geen heffing als het goed niet verplaatst wordt? Dan is hieraan voldaan.
Het gaat niet per se om landsgrenzen
o Geen douanerecht in eigenlijke zin
Het mag niet gaan om een heffing die bedoeld is als douane recht, maar dit zal in de
praktijk nooit voorkomen: alle landen zijn bekend met het VWEU
Uitzonderingen (GEEN RECHTVAARDIGINGSGRONDEN!) op 30 VWEU (een heffing is dus toegestaan)
Retributie (=een vergoeding die een lidstaat vraagt voor een geleverde dienst, zoals het opslaan van
goederen) HvJEU Commissie/Luxemburg
o Voorwaarden:
Er wordt vrijwillig gebruikt gemaakt van de dienst
Retributie mag niet meer zijn dan de kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt
Heffingen voor keuringen die door de EU zijn voorgeschreven (bijvoorbeeld van vee) HvJEU
Bauhuis/Nederland
o Voorwaarden:
De keuring is verplicht
De heffingen mogen niet meer zijn dan de kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt
De heffing is onderdeel van het belastingstelsel; de heffing wordt niet geheven vanwege grensoverschrijding
maar vanwege het belastingstelsel Dan is 110 VWEU van toepassing
o Als je hierop uitkomt heb je een fout gemaakt
o 110 VWEU Randvoorwaarden aan het belastingstelsel: het artikel verbiedt fiscale discriminatie en fiscaal protectionisme Het
gaat om indirecte belastingen (zoals btw, accijnzen
Indirecte belastingen op gelijksoortige producten (alinea 1: geen discriminatie toegestaan)
Gelijksoortige producten (ze hoeven niet identiek te zijn) mogen niet verschillend belast worden
o Commissie/Griekenland r.o. 9 Criterium voor gelijksoortig:
Kijken naar consumentenvoorkeuren; beschouwt de consument de producten als
gelijksoortig?
Niet slechts 1 lidstaat of 1 streek als uitgangspunt nemen
Indirecte belastingen op concurrerende producten (alinea 2: geen protectionisme toegestaan)
Concurrerende producten mogen niet verschillend belast worden
o Commissie/Griekenland r.o. 10 Criterium voor concurrerend:
Het belastingsysteem mag er niet op ingericht zijn om de nationale productie fiscaal te
begunstigen en dus aan te moedigen (dit is het geval bij grote verschillen in
belastingtarieven, kleine verschillen in tarieven is dus wel toegestaan)
Het verschil moet objectief te rechtvaardigen zijn
Het onderscheid tussen gelijksoortige en concurrerende producten wordt niet altijd gemaakt door het HvJEU
Maar wij moeten dat wel doen!
5. Is er sprake van een rechtvaardigingsgrond?
o 36 VWEU (cumulatieve voorwaarden)
Een belang genoemd in het artikel moet in het geding zijn (openbare orde, veiligheid, etc.)
De maatregel is geschikt voor de bescherming
De maatregel moet de minst beperkende maatregel zijn
De maatregel mag niet puur economisch zijn (protectionisme is niet toegestaan)
o Rule of Reason uit Cassis de Dijon
Er is sprake van een dwingend vereiste van algemeen belang
De belemmerende maatregel is geen maatregel met onderscheid Alleen niet-discriminerende maatregelen
zijn toegestaan
De maatregel is geschikt voor de bescherming en de minst beperkende maatregel zijn
De maatregel mag niet puur economisch zijn (protectionisme is niet toegestaan
,Week 2: Vrij verkeer van goederen – non- tarifaire belemmeringen
1. Is er sprake van een goed?
o HvJEU Commissie/België
Alle op geld waardeerbare zaken die voorwerp kunnen zijn van een handelstransactie en stoffelijk van aard zijn.
Kortom: een stoffelijk voorwerp dat verkocht kan worden
Uitzondering: elektriciteit Dat is niet stoffelijk maar is wel een goed
2. Is er sprake van een grensoverschrijdend element?
o Het moet gaan om een goed dat de grens over gaat
3. Is er sprake van harmonisatie (=regelgeving is uitgewerkt in Europese richtlijnen en verordeningen)?
o Bij vrij verkeer van goederen is dit nooit aan de orde
4. Is er sprake van een non-tarifaire belemmering (=een belemmering van niet-financiële aard)?
- 35 VWEU Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.
- 34 VWEU Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.
o Kwantitatieve invoerbeperkingen
HvJEU Geddo r.o. 7 Het verbod van kwantitatieve beperkingen slaat op maatregelen welke, al naar het geval,
invoer, uitvoer of doorvoer geheel of ten dele beletten.
Dus (nul-)quota zijn verboden
Een verkoopverbod is geen kwantitatieve invoerbeperking! Bij een verkoopverbod mag je een product
helemaal niet eens meer verkopen, een quota betekent dat een product slechts beperkt ingevoerd kan
worden
o Maatregelen van gelijke werking
HvJEU Dassonville r.o. 5 Iedere handelsregeling die de intracommunautaire handel potentieel, daadwerkelijk
of rechtstreeks kan belemmeren wordt aangemerkt als een maatregel van gelijke werking
Maatregelen met onderscheid Direct discriminerend op basis van nationaliteit of oorsprong. Het
onderscheid van soorten is niet relevant omdat het sowieso discriminerend is. HvJEU Keck geeft aan
welke soorten maatregelen met onderscheid er zijn:
o R.o. 15 Producteisen
o R.o. 16 Verkoopmodaliteiten (Restricties op verkoopmethoden) zijn NIET
VERBODEN/GEWOON TOEGESTAAN mits (alle 2 moeten van toepassing zijn):
Van toepassing op alle marktdeelnemers op het nationale grondgebied
Zowel rechtens (directe discriminatie) als feitelijk (indirecte discriminatie) dezelfde
invloed hebben op de verhandeling van nationale producten en de producten uit
andere lidstaten
Rechtens discriminerend = maatregel met onderscheid Er wordt
onderscheid gemaakt naar waar producten vandaan komen
Feitelijk discriminerend = maatregel zonder onderscheid die wel
discriminerend werkt Regelgeving pakt in de praktijk nadeliger uit voor
buitenlandse producten dan voor binnenlandse producten
o Bijvoorbeeld: Zweedse wet die reclame voor kinderen onder de
12 verbiedt, Spaans bedrijf moet een winkel in Nederland
hebben om te kunnen verkopen
o Mickelsson r.o. 26/27 (waterscooters) Overige belemmeringen die de toegang/gebruik van
het product beperken
Maatregelen zonder onderscheid Alle overige, indirect discriminerende maatregelen, onderscheid
op soorten is nu wel relevant. HvJEU Keck geeft weer de verschillende soorten ZIE ONDER VORIG
KOPJE: VOORWAARDEN ZIJN HETZELFDE
5. Is er sprake van een rechtvaardigingsgrond?
o 36 VWEU (cumulatieve voorwaarden)
Een belang genoemd in het artikel moet in het geding zijn (openbare orde, veiligheid, etc.)
De maatregel is geschikt voor de bescherming
De maatregel moet de minst beperkende maatregel zijn
De maatregel mag niet puur economisch zijn (protectionisme is niet toegestaan)
o Rule of Reason uit Cassis de Dijon
Er is sprake van een dwingend vereiste van algemeen belang
De belemmerende maatregel is geen maatregel met onderscheid Alleen niet-discriminerende maatregelen
zijn toegestaan
De maatregel is geschikt voor de bescherming
De maatregel moet de minst beperkende maatregel zijn
De maatregel mag niet puur economisch zijn (protectionisme is niet toegestaan)
, Week 3: Vrij verkeer van personen – Economisch inactieven
1. Is er sprake van een grensoverschrijdend element?
o Het moet gaan om een persoon die de grens over gaat
2. Is er sprake van een natuurlijk persoon (en dus geen rechtspersoon)?
3. Is de natuurlijke persoon een burger van de unie?
o 20 lid 1 VWEU Een burger van de unie is eenieder die de nationaliteit van de lidstaat bezit
2 lid 1 Richtlijn 2004/38 Burger van de Unie = eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit
2 lid 2 Richtlijn 2004/38 Familielid van een burger van de unie is:
- Sub a De echtgenoot (=Genderneutraal volgens HvJEU Coman, mits het huwelijk rechtmatig is afgesloten)
- Sub b De geregistreerd partner
- Sub c Kinderen tot 21 jaar, tenzij ze zorg nodig hebben
- Sub d Ouders als ze zorg nodig hebben
Migratierechten (Je mag een land in en uit en je mag ergens zijn, de rest is markttoegangsrechten) Richtlijn 2004/38 Burgerschapsrichtlijn
4. Voldoet de persoon aan de geharmoniseerde eisen voor reis- en verblijfsrechten?
o Reisrechten
4 lid 1 Richtlijn 2004/38 Uitreisrecht
Burger van de Unie
o Vereist is een geldig paspoort/identiteitskaart
Familieleden (2 lid 1 Richtlijn 2004/38) die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten
o Vereist is een geldig paspoort
5 lid 1 Richtlijn 2004/38 Inreisrecht
Burger van de Unie
o Vereist is een geldig paspoort/identiteitskaart
Familieleden (2 lid 1 Richtlijn 2004/38) die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten
o Vereist is een geldig paspoort
o Verblijfsrechten
6 Richtlijn 2004/38 Korter dan 3 maanden (Denk aan een vakantie)
Lid 1 Burgers van de Unie
o Vereist is een geldig paspoort/identiteitskaart
Lid 2 Familieleden (2 lid 1 Richtlijn 2004/38) die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten
o Vereist is een geldig paspoort
7 2004/38 Tussen 3 maanden en 5 jaar
Lid 1 Burger van de Unie, een van de volgende omstandigheden is vereist:
o Sub a Hij is werknemer/zelfstandige
o Sub b Hij beschikt over voldoende bestaansmiddelen voor hem en zijn familie (eigenlijk is
dit een restcategorie)
o Sub c Hij is als student ingeschreven bij een instelling, over een ziektekostenverzekering
beschikt en voldoende bestaansmiddelen heeft (maar deze bestaansmiddelen worden losser
geïnterpreteerd dan bij sub b; de EU gaat ervan uit dat studenten arm zijn)
o Sub d Indien hij familielid (2 lid 1 Richtlijn 2004/38) is van een burger van de Unie die
voldoet aan sub a, b of c en dit familielid hem begeleidt
16 Richtlijn 2004/38 Langer van 5 jaar
Lid 1 Burger van de Unie
o Na een legaal verblijf van 5 onafgebroken jaren verkrijgt hij duurzaam verblijfsrecht
Lid 3 De “onafgebroken” 5 jaar wordt niet onderbroken door afwezigheid in het
land van 6 maanden of minder
HvJEU Oneukwere Een gevangenisstraf telt niet mee voor onafgebroken verblijf
Lid 2 Familieleden (2 lid 1 Richtlijn 2004/38) die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten
o Na een legaal verblijf van 5 onafgebroken jaren verkrijgen zij duurzaam verblijfsrecht
Lid 3 De “onafgebroken” 5 jaar wordt niet onderbroken door afwezigheid in het
land van 6 maanden of minder
HvJEU Oneukwere Een gevangenisstraf telt niet mee voor onafgebroken verblijf
5. Is er sprake van een afwijking op de geharmoniseerde eisen?
o Werkzoekenden (na 3 maanden)
Werkzoekenden moeten eigenlijk na 3 maanden (want je mag sowieso 3 maanden blijven volgens 6 Richtlijn
2004/38) uitgezet worden omdat ze niet in een van de categorieën van 7 Richtlijn 2004/38 vallen
Maar: 14 lid 4 sub b Richtlijn 2004/38 Werkzoekenden mogen na 3 maanden toch niet uitgezet worden,
indien:
Zij het gastland binnen zijn gekomen om werk te zoeken
Zij kunnen bewijzen dat ze nog altijd werk zoeken en dat ze een reële kans maken om te worden
aangesteld
o Werklozen (na 3 maanden)
Werklozen moeten eigenlijk na 3 maanden (want je mag sowieso 3 maanden blijven volgens 6 Richtlijn 2004/38)
uitgezet worden omdat ze niet in een van de categorieën van 7 Richtlijn 2004/38 vallen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thijmendeniet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.