Vraag 1: Welke 4 voorwaarden heb je nodig om te spreken van een strafbaar feit?
- verwijtbaarheid
- wederrechtelijkheid
- delictsomschrijving
- menselijke gedraging
Vraag 2: Wanneer is er volgens het strafrecht sprake van een menselijke gedraging?
Als het een handeling van mensen betreft.
Vraag 3: Kunnen naast natuurlijke personen ook rechtspersonen een strafbaar feit plegen en zo ja,
waar in de wet is dat geregeld?
Ja, dat is geregeld in art. 51 Sr
Vraag 4: Hoe wordt in de literatuur deze vorm van het daderschap (zoals bedoeld in de vorige
vraag) ook wel genoemd?
Functioneel daderschap
Vraag 5: Wat staat beschreven in een delictsomschrijving?
Onder welke voorwaarden iets strafbaar is.
Vraag 6: Wanneer is er sprake van een wederrechtelijke gedraging?
Indien de gedraging in strijd is met het recht.
Vraag 7: In welke van de onderstaande situatie is er sprake van een gedraging die wel voldoet aan
de delictsomschrijving, maar niet wederrechtelijk is?
In de situatie dat je in de klas met de voeten op de stoel naast je zit, terwijl de docent dit
net heeft verboden.
Vraag 8: Wat wordt ermee bedoeld dat in het strafrecht sprake dient te zijn van schuld als vierde
voorwaarde voor het kunnen vaststellen van een strafbaar feit?
Het moet aan die persoon te verwijten zijn, anders heeft hij geen strafbaar feit gepleegd.
Vraag 9: In welke van de onderstaande situatie is er sprake van een verdachte die geen schuld
heeft aan het plegen van een strafbaar feit?
In de situatie dat iemand geen andere keus heeft dan op dat moment een misdrijf te
plegen.
Vraag 10: Beschrijf voor jezelf wat bestanddelen en elementen zijn.
Bestanddelen is de delictsomschrijving en elementen zijn wederrechtelijkheid en
verwijtbaarheid.
Vraag 11: Noem alle bestanddelen van artikel 289 Sr.
Een ander van het leven berooft.
Vraag 12: Zie art. 289 Sr, wat voor soort delict is dit?
Het is een commissiedelict omdat het hier gaat om een handelen dat strafbaar is gesteld.
Vraag 13: Is art. 289 Sr een formeel of een materieel delict?
Materieel
Vraag 14: Welke betekenissen kan wederrechtelijk/wederrechtelijkheid hebben?
Zonder toestemming van de rechthebbende en in strijd met het recht.
Een commissiedelict: Het gaat om een handelen, dat strafbaar is gesteld.
Een omissiedelict: Het gaat om een delict waarbij iemand iets nalaat, hetgeen strafbaar is.
Een substitutie-delict: Omdat dit delict een zwaardere vorm is.
Week 1A casusvragen
Casus 1 Arthur fietst door de regen en harde wind naar huis. Ineens wordt hij verrast door een
hevige windvlaag waardoor hij tegen de ruit van een winkel wordt aan geworpen. De winkelruit
sneuvelt direct. Kan men stellen dat Arthur zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan strafbare
vernieling (art. 350 Sr). ? Toets aan de 4 voorwaarden
Er is geen menselijke gedraging, want er is geen (gewilde) spierweging.
Casus 2 Anja loopt na haar werk gehaast de HEMA in. Vijf minuten voor sluitingstijd vult ze haar
mandje snel met wat boodschappen. Onderweg naar de kassa ziet ze nog een leuk knutselpakket
voor haar dochter. Nadat ze heeft afgerekend komt ze er achter dat ze alles heeft betaald, behalve
het knutselpakket voor haar dochter.
, Maakt Anja zich schuldig aan diefstal, een strafbaar feit zoals geformuleerd in artikel 310 Sr?
Er is sprake van een menselijke gedraging, ze heeft zelf de spullen in haar mandje
gedaan. Het voldoet niet aan de delictsomschrijving want het bestanddeel oogmerk
ontbreekt.
Aantekeningen
Voorwaarden voor strafbaarheid
- Menselijke gedraging
- Delictsomschrijving
- Wederrechtelijkheid
- Verwijtbaarheid
Menselijke gedraging, is ook wel een gewilde spierbeweging. Het moet dus gaan om een mens en
niet dieren. Niet alleen natuurlijke personen, maar ook rechtspersonen vallen eronder. Hier kan
een doen of nalaten onder vallen.
Wettelijke delictsomschrijving, het moet in de wet staan om strafbaar te zijn. Het is alleen het
eerste gedeelte waarin het gedrag wordt omschreven. De geschreven voorwaarden die in die
delictsomschrijving staat noemen we bestanddelen. De voorwaarden die er niet in staan noemen
we elementen. De elementen zijn in regel verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid, dus niet altijd.
Zo is bijv. in art. 350 Sr. alleen verwijtbaarheid een element want hier is wederrechtelijkheid een
bestanddeel. De wederrechtelijkheid kan worden weggehaalde door een rechtvaardigingsgrond.
Wederrechtelijkheid is tegen het recht of zonder toestemming. Voor een strafbaar feit zijn alle 4 de
voorwaarden nodig. Om verwijtbaarheid weg te nemen heb je een schulduitsluitingsgrond nodig.
Het neemt schuld in de zin van verwijtbaarheid weg. Als je wil weten of wederrechtelijkheid of
verwijtbaarheid een bestanddeel of element is moet je de delictsomschrijving goed lezen.
Werkcollege week 1B strafrecht
Zelfstudievragen week 1B
Vraag 1: Wat is de zwaarste vorm van opzet?
Opzet met bedoeling/oogmerk
Vraag 2: Beschrijf voor jezelf het verschil tussen de betekenis van opzet in het dagelijks leven en
opzet in het strafrecht?
In het dagelijks leven betekent het iets express doen, in het strafrecht is het als je weet dat
iets fout gaat.
Vraag 3: Is het voor kleurloos opzet van belang dat de dader ook wist (of niet wist) dat zijn
gedraging strafbaar is?
Nee dat hoeft niet. Bij kleurloos opzet vullen we de gedraging in op basis van wat een
normaal iemand zou vinden. Het is dan niet zo zeer van belang wat de dader weet if de
gedraging strafbaar is.
Vraag 4: Wat is de juiste definitie van voorwaardelijk opzet?
Willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden.
Vraag 5: Casus
Vraag 6: Welke vorm van opzet wordt bedoeld met het bestanddeel “oogmerk”
Opzet met bedoeling
Vraag 7: Hoe luidt de definitie van schuld in het Nederlandse strafrecht?
Een aanmerkelijke en verwijtbare onvoorzichtigheid
Vraag 8: Hoe noemen we de schuld als dit in de delictsomschrijving staat?
Culpa
Vraag 9: Onvoorzichtigheid is een normatief begrip. Wat wordt hiermee bedoeld?
Bewust handelen zonder na te denken.
Vraag 10: Maakt het bij het beoordelen van de vraag of een persoon zich wel of niet onvoorzichtig
heeft gedragen wat uit of hij/zij beschikt over specifieke kennis of deskundigheid en zo ja, hoe
wordt in de literatuur dit ook wel omschreven?
Ja, het handelen van deskundigen wordt vergeleken met wat een collega deskundige in
een vergelijkbare situatie zou hebben gedaan, en niet met wat een gemiddeld persoon in
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller adanique. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.