Samenvatting vermogensrecht – week 4 ........................................................................................................ 24
Hoofdstuk 9 – Verbintenis ................................................................................................................................ 24
9.1 Wat is een verbintenis? ......................................................................................................................... 24
9.2 Bronnen van een verbintenis................................................................................................................. 24
9.3 Inhoud van een verbintenis ................................................................................................................... 26
9.4 Twee partijen: schuldeiser en schuldenaar ........................................................................................... 26
9.6 Eenzijdige en wederkerige verbintenis scheppende overeenkomsten ................................................. 26
Hoofdstuk 10 – Nakoming en niet-nakoming van verbintenissen .................................................................... 27
10.1 Nakoming............................................................................................................................................. 27
10.3 Niet nakoming en toerekenbaarheid ................................................................................................... 29
, 10.4 Gevolgen van het toerekenbaar niet-nakomen .................................................................................. 29
10.5 Niet-toerekenbaar tekortschieten: overmacht ................................................................................... 30
,Aantekeningen vermogensrecht – week 1
1.1 Rechtsregels
Regel of een rechtsregel
Rechtsregel: via het recht afdwingen, bijvoorbeeld niet door rood licht rijden. Afdwingbaar
via het recht.
Regel: Niet over het gras lopen of niet voordringen. (Moraal en fatsoen)
Publiek/privaat
Publiek recht: relatie tussen de overheid en de burgers. Als je je paspoort wilt verlengen, dan
moet dat bij de gemeente. Dat is dus publiekrecht, want alleen de gemeente kan jou het
paspoort geven. Hierbij treedt de overheid echt op. Alleen de overheid mag die taak
uitvoeren.
Privaat recht: een directe relatie tussen de burgers zelf
Dwingend en aanvullend (regelend) recht
Dwingend recht: er mag niet van de rechtsregelen afgeweken worden. Bijvoorbeeld: het is
verboden om te handelen in wapens.
Aanvullend recht: is van toepassing als partijen zelf geen regeling hebben getroffen.
Materieel en formeel recht
Materieel recht: gaat over de inhoud van de rechtsregels en niet over het proces.
Formeel recht: het proces. Welke stappen je neemt om het recht te behalen. Hoe te
handhaven.
Objectief en subjectief recht
Objectief: iedereen die werkt heeft recht op salaris. Het geheel van geldende rechtsregels
Subjectief: gebaseerd op het objectieve recht. Individueel recht.
, 1.2 Rechtsbronnen
Wet
Regels voor iedereen. Materiële zin versus formele zin.
Internationale regelingen
Internationale verdragen. Bijvoorbeeld EU-regelgeving
Jurisprudentie
Spiegelen aan soortgelijke uitspraken in soortgelijke gevallen. Ze kijken bijvoorbeeld naar
eerdere dingen die er zijn gebeurd. De rechter kan dan beslissen nou ik pas hier hetzelfde
toe als bij de vorige zaak. Dat baseert hij niet op de wet, maar op uitspraken in het verleden.
Gewoonterecht
Als iets al heel lang gebeurt. Bijvoorbeeld handjeklap op de veemarkt. Dit wordt door
mensen zelf ontwikkeld. “Zo ging het altijd”.
Ongeschreven recht
Redelijkheid en billijkheid versus algemene beginselen van behoorlijk bestuur
(bestuursrecht). Omstandigheden worden hierbij zwaar gewogen.
1.3 Burgerlijk wetboek
Personen en familierecht
Rechtssubjecten: natuurlijke personen en rechtspersonen. Dragers van rechten en plichten.
Rechtsbevoegdheid: je mag iets vragen, eisen of vorderen
Handelingsbekwaam: Mag men rechtshandelingen verrichten? Minder jarigen zijn
bijvoorbeeld niet handelingsbekwaam.
Bij professionele inkoop zijn het rechtspersonen die overeenkomsten met elkaar sluiten.
2.1 Vermogen
Vermogen
Bezittingen en schulden
2.1 Zaken → stoffelijk
Roerend en onroerend
Onroerend: de grond en al hetgeen erop is gebouw of erin is geplant.
Roerend: elke zaak die niet onroerend is. Een zaak bestaat uit verschillende onderdelen. Een
auto bestaat bijvoorbeeld uit een motor, een stuur, wielen, deuren en ramen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Romy2502. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.