100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Celbiologie 1 - samenvatting

Rating
5.0
(1)
Sold
1
Pages
54
Uploaded on
08-12-2020
Written in
2017/2018

RUG Zeer uitgebreide samenvatting van Celbiologie 1 / Molecular biology of the cell 1. Taal: Nederlands. Duidelijke samenvatting van colleges gecombineerd met een samenvatting van het boek.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Hoofdstuk 3 t/m 9
Uploaded on
December 8, 2020
Number of pages
54
Written in
2017/2018
Type
Summary

Subjects

Content preview

Celbiologie 1:
Herhaling + Hoofdstuk 2– College 1 – 04-09-2017
Een neuron, is een grote cel. Een witte bloedcel is klein

• Agonist, is een activator. ‘Hij doet iets actiefs’.
• Antagonist, voorkomt een reactie/voorkomt dat er iets actiefs gebeurt.
(Kunnen elkaars spiegelbeeld isomeren zijn. Spiegelbeeld isomeren lijken op elkaar, maar
kan je niet over elkaar heen leggen)

• Verschillende functies door andere vormgeving.
- fentanyl → 100x sterker dan morfine.

Ontstaan van de cel:
Fe, O2, C, H2O, N
Diep in de oceaan bij vulkanen het meeste leven.
Experiment van Miller:
• Oersoep nabootsen. (H2O, CH4, NH3, H2)
• Aminozuren ontstonden, door het toevoegen van elektriciteit.
→ Bouwstenen konden polymeriseren.
- De primitieve cel heeft een aerobe bacterie ingesloten om eukaryoten cel te vormen
(mitochondriën, eigen DNA). Zelfde gebeurden bij planten (chloroplast).

Macromoleculen:
• 4 verschillende:
1. Suikers → polysacharide (glucose)
2. Aminozuren → eiwitten
3. Vetzuren → vetten
4. Nucleotide → nucleotidezuren (DNA, RNA)

1. Suikers → ringsluiting/lineair.
• 𝛽-hydroxyl = wanneer de OH-groep dezelfde kant op staat als de restgroep.
• 𝛼-hydroxyl = wanneer de OH-groep in tegengestelde richting van de restgroep staat.




• Wanneer de suikers zijn gekoppeld kunnen ze niet meer wisselen tussen de 𝛼 & 𝛽 -
vorm. Deze ligt dan vast.



1

,• Maltose = glucose + glucose
• Lactose = galactose + glucose
• Sacharose = glucose + fructose

• Glycogeen groeit normaal via de eerste en het vierde C-atoom (1,4), maar zijtakken
(branch points) groeien via het eerste en het zesde C-atoom (1,6).

2. Aminozuren.
• Polair
• Goed oplosbaar in water.
• Optisch actief/chiraliteit. → L-vorm/D-vorm
• NH3→COOH

• Condensatie, voor het maken van macromoleculen is energie nodig.
• Hydrolyse, het uit elkaar gaan van een aminozuur. Hiervoor is minder energie nodig.
• Een lange keten is onstabiel, hiervoor is opvouwing nodig. Essentieel dat het goed is
opgevouwen anders is het aminozuur niet werkzaam.

3. Vetzuren
• Heel hydrofoob. Bovenkant is een carboxyl-groep, deze is hydrofiel.
• Onverzadigde binding is een dubbele binding. Door een onverzadigde binding is het vet
vloeibaar bij kamer tempratuur (olijfolie).
• Vet wordt opgeslagen in ons lichaam doormiddel van een verestering met glycerol.

• Amide binding met een vetzuur.
- Palmitoylethanolamide: pijnstiller en ontstekingsremmer.

• Fosfolipiden: fosfaatgroep → negatief geladen, O2 gebonden.
• Micellen
• Fosfolipiden dubbellagen
- Primitief concept van een cel
- Liposoom voor drug delivery, maken gebruik van de fosfolipiden.
• Isopreen: bouwsteen van hormonen (cholesterol, testosteron)

4. Nucleotiden
• Basen:
- Pyrimidines: 1. Uracil 2. Cytosine 3. Thymine
- Purines: 1. Adenine 2. Guanine
• Nucleoside: het suiker deeltje
• Nucleotide: base, fosfaat & suiker.
- Fosfaat is negatief geladen.
- Fosfaatdeeltjes 1 = AMP, 2 = ADP, 3 = ATP




2

, Base Nucleoside ABBR.
Adenine Adenosine A
Guanine Guanosine G
Cytosine Cytidine C
Uaracil Uridine U
Thymine Thymidine T

• Verbinding tussen 2 nucleotiden, fosfodiester. 5’→3’

• Toenamen nucleotiden
Bacteriën → Archaea → Eukaryoten

Humans genoom project:
• Targets voor geneesmiddelen.
• Opsporen van erfelijke afwijkingen (prenatale diagnostiek).
• Opsporen individuele reactie op medicijnen (personalized medicine).

Zuur/Base:
• Een zuur kan een proton afstaan.
• Veel van de zuren die zich bevinden in de cel, zijn zwakke zuren.
• De concentratie H3O+ in de cel moet goed worden gereguleerd, want zwakke zuren
zullen bij een lage concentratie H3O+ hun proton willen afgeven en bij een hoge
concentratie hun proton weer willen opnemen.
• Een base kan een proton opnemen.
• Veel base die zich bevinden in de cel, zijn zwakke base.
• Buffers zijn nodig om het milieu in de cel constant te houden.


Hoofdstuk 3 – College 2 – 05-09-2017
Eiwitten:
• Eiwitten zorgen voor activiteit in de cel.
• Receptor is een eiwit waar een geneesmiddel kan aangrijpen.
• Eiwitten worden ook gebruikt al geneesmiddel.

Voorbeeld:
• First-in-class, zijn vaak biologische geneesmiddelen.
• Addition-to-class, koppelen van eerdere geneesmiddelen
• Advance-in-class, ...
• Generic = gelijk aan oudere medicijnen → geen extra kosten.
• Biologic similar = net andere structuur → opnieuw testen.
• Eiwitten worden steeds vaker als medicijnen gebruikt, maar kleine moleculen blijven
bestaan.




3

, • Eiwitten zijn chiraal.
- In de natuur komen alleen L-aminozuren voor. Daarom wordt bij eiwitten alleen de L-
vorm ingebouwd.
- Geneesmiddelen moeten structuur zuiver zijn.

Aminozuren:
• 20 aminozuren:
- Zuur → Negatieve lading* * lading is afhankelijk van de pH.
- Basisch → Positieve lading*
- Apolair (hydrofobe moleculen)
- Polair → dipool gevende moleculen (NH2, OH)

• pK-waarde = 50% geladen deeltjes, 50% ongeladen deeltjes.
• Zitter-ion, ion met twee ladingen. Lost daarom zeer goed op in water.
• Histidine zijn vaak schakelaars in eiwitten, omdat de pK dichtbij (rond) pH 7 ligt. Ook
kunnen ze hierdoor makkelijk lading opnemen of afstaan.




Afbeelding 1 ONTHOUDEN//UIT HOOFD LEREN!!

Eiwitten opvouwen:
• Door het opvouwen van het eiwit is belangrijk. Stabiele vorm ontstaat.
• Door de restgroepen van het aminozuur wordt de vouwing van het eiwit bepaald.
• De bindingen om de C∝ (centrale C-atoom) kunnen draaien. De peptide-bindingen zitten
vast.
• Niet alle eiwitten kunnen zelf hun structuur vinden, sommige hebben speciale enzymen
nodig. Deze doen dan zelf niet mee in de structuur.

• Niet covalente bindingen zijn verantwoordelijk voor de vouwing van het eiwit.
- Elektrostatische binding, zoutbrug. Tussen base & zuur.
▪ Extreem sterk in vacuüm, in water worden bindingen snel verbroken
- Waterstofbruggen
▪ Sterkst in vacuüm. OH/NH kwetsbaar in water.



4
$7.25
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
Rosanne4
4.0
(2)

Reviews from verified buyers

Showing all reviews
3 year ago

5.0

1 reviews

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Rosanne4 Rijksuniversiteit Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
6
Member since
5 year
Number of followers
6
Documents
14
Last sold
3 year ago

4.0

2 reviews

5
1
4
0
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their exams and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can immediately select a different document that better matches what you need.

Pay how you prefer, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card or EFT and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions