Ontwikkelingspsychologie
Motorische ontwikkeling
Wat is head lag ?
o Het hoofd dat bij baby’s naar achteren valt door gebrek aan hoofdcontrole wanneer
je hem rechttrekt. Dit gebeurt ongeveer tot de baby 4 maanden oud is.
In welke maand volgens Shirley omrollen, zelfstandig zitten, tijgeren, zelfstandig lopen,
kruipen en optrekken tot stand, zelfstandig staan?
o Omrollen op 4-5 maanden.
o Zelfstandig zitten op 7 maanden.
o Tijgeren of buik kruipen tussen 6 en 9 maanden.
o Zelfstandig lopen tussen 12 en 15 maanden. (18 maanden = alarm)
o Kruipen op 10 maanden.
o Optrekken tot stand tussen 9 en 12 maanden.
o Zelfstandig staan tussen 12 en 18 maanden.
Waarom is buiklig bij baby’s zo belangrijk?
o Voorbereiding op kruiphouding en kruipen, traint bekken, heup en buikspieren, kind
wordt geprikkeld om zich op te richten en wordt actief in extensie. Ontwikkeling van
stabiliteit en leren het gewicht te verplaatsen. Ook synergetische activiteit (=
bewegingen ontwikkelingen zich evenwijdig aan elkaar en werken samen om zich
verder te ontwikkelen.)en ook heupextensie. Positieve effecten zijn grove motoriek,
fijne motoriek, visuele ontwikkeling en mentale ontwikkeling. Hoe meer variatie in
buikbeweging dus hoe meer ervaring van verschillende buikbewegingen, hoe
efficiënter de bewegingen in hogere posities en bij uitdagingen.
Wat zijn de ontwikkelingsprincipes bij baby’s?
o Grote globale bewegingspatronen worden verfijnde geïsoleerde bewegingen.
Controle begint craniaal en daarna caudaal en van proximaal naar distaal. De baby
zal eerst asymmetrisch (rond 3 maand) bewegen daarna symmetrisch (tussen 3 en 4
maand) om dan functionele asymmetrie (tussen 4 en 6 maand) te bekomen. Van
stereotype bewegingen wordt overgegaan naar gevarieerde houdings- en
bewegingspatronen.
Welke zijn de babyreacties?
o Zoek-zuig-slik reactie, hoofd-opricht reactie, grijp reactie (verdwijnt rond 4
maanden), Moro (schrik reactie), labyrinth reactie, parachute reactie,
evenwichtsreactie (vanaf 6 maanden).
Wat is de definitie van een motorische vaardigheid?
o Een geleerde progressieve vaardigheid die gewilde lichaamsbewegingen vereist om
haar doel te bereiken.
Wat zijn fundamentele motorische vaardigheden?
o Bewegingsvormen die een integraal en basaal onderdeel vormen van het motorisch
spel. Er komen kwalitatieve en kwantitatieve veranderingen voor. Deze zijn
opgedeeld in de locomotie (stappen, rennen, springen, klimmen…), de stabiliteit
(balanceren en werpen) en de manipulatie (fijne motoriek, gooien en opvangen van
een bal.
Cognitieve ontwikkeling
Uitleg over kind van 4 jaar.
a) stadium volgens Piaget:
Pre-operationele periode begin van stadium van intuïtief denken
b) kenmerken voor dit stadium:
1
, Het stadium duurt van het tweede tot zevende levensjaar. Gebruik van symbolisch denken
groeit. Ze kunnen een mentaal symbool gebruiken voor iets dat niet fysiek aanwezig is.
Vermogen om te redeneren ontstaat. De redeneringen zijn echter nog niet logisch. Het kind
is niet meer gebonden aan het hier en nu en kan dus over de toekomst nadenken.
Het kind tracht relaties tussen gebeurtenissen te begrijpen en fenomenen te verklaren.
Gebruik van begrippen neemt toe. Ontwikkeling van taal en symbolisch denken en
egocentrisch denken.
c) Soort spelvorm volgens Piaget:
De spelvormen waaraan een kind van 4 aan kan doen zijn:
Constructief spel: Het kind gaat iets produceren met een einddoel.
Symbolisch spel: Hierbij gaat het kind veel aan imitatie van de ouders doen om sociale rollen
te leren.
Spelen volgens script: Het kind kan dan enkel iets nabootsen wanneer die het zelf al
meegemaakt heeft. Dit houdt ongeveer op op de leeftijd van 4 jaar.
Spelen met regels: Het kind heeft de eigen regels die vast liggen en onveranderlijk zijn.
Leg het begrip conservatie uit. Leg uit hoe de cognitieve ontw. hier een invloed op heeft.
o Het inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de opstelling en uiterlijke
verschijningsvorm van objecten. In de preoperationele periode kunnen kinderen niet
begrijpen dat een verandering in 1 dimensie niet noodzakelijkerwijs betekent dat
andere dimensies ook veranderd zijn. Een kleuter heeft een neiging tot centratie die
hen ervan weerhoudt om zich op meer dan één aspect van een stimulus te
concentreren; te concentreren op de relevante kenmerken van de situatie. Vanaf de
concreet-operationele periode kunnen kinderen logica juist gebruiken door hun
nieuwe vermogen tot decentreren.
Leg uit wat volgens Piaget voorkomt bij formeel-operationeel in de adolescentie.
o Men ontwikkelt: vermogen tot abstract denken (abstracte begrippen gebruiken,
beeldspraak, woordspelingen, leren van dubbele betekenissen), experimenteel
denken of inductief redeneren (voorspellingen kunnen doen door een situatie in de
gedachten te laten afspelen), hypothetisch of deductief redeneren (uit een algemene
theorie verklaringen voor specifieke situaties kunnen afleiden), prepositioneel
denken (als-dan redenering en syllogisme: elke A is een B, C is een A, dus C is een B,
gebruik van abstracte logica ook in afwezigheid van concrete voorbeelden),
combinatorisch denken (welke factoren heb je nodig en kan je combineren).
a)Wat zijn de verschillen met concreet-operationeel?
In de concreet-operationele periode kan men nog geen abstracte of hypothetische vragen
begrijpen. Alle logica is beperkt tot de concrete fysieke realiteit.
b)Welke zijn de belangrijkste gevolgen van formeel-operationeel in de adolescentie?
Verlies van zekerheden: Alles kan in vraag gesteld worden nu de relatie tussen het reële en
het mogelijke omgedraaid is.
Over kritische ingesteldheid: Men wordt zich bewust van de eigen innerlijke discrepanties.
Egocentrisme: ‘ik’ staat in het middelpunt en men krijgt een onrealistisch zelfbeeld.
Wat houdt het pre-operationeel denken van Piaget in?
o Gebruik van symbolisch denken groeit. Ze kunnen een mentaal symbool gebruiken
voor iets dat niet fysiek aanwezig is. Vermogen om te redeneren ontstaat. De
redeneringen zijn echter nog niet logisch. Het kind is niet meer gebonden aan het
hier en nu en kan dus over de toekomst nadenken. Het kind tracht relaties tussen
gebeurtenissen te begrijpen en fenomenen te verklaren. Gebruik van begrippen
neemt toe. Ontwikkeling van taal en symbolisch denken. Ook egocentrisch denken.
a) Waarin verschilt deze van het concreet-operationeel denken?
In de concreet-operationele periode kan het kind al logisch redeneren. Dit is echter wel
beperkt tot de fysieke werkelijkheid.
b) In welke leeftijdscategorie kunnen we beiden situeren?
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller student_logopedie_en_audiologie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.