Deze samenvatting bevat 46 pagina's. Ik behaalde voor dit vak een 14/20 in eerste zit. De lessen waren verwarrend dus de samenvatting bevat vooral de cursus en de powerpoint.
Er zijn types van organismen en dus ook types van cel. Vanuit een zygote, door differentiatie zijn er honderden
verschillende celtypes. De verschillende celtypes van het organisme bevatten hetzelfde DNA als dat van de
oorspronkelijke zygote. 2 types cel
Prokaryoot
Oudste celtype
Klein en simpel
Circulair ds chromosoom los en dus niet omsloten door een membraan
Plasmiden
Geen membraan omsloten organellen
Ééncellig
DNA is niet geassocieerd met histonen
Complexe celwand: peptidoglycaan
Splijting: DNA wordt gekopieerd en de cel verdeelt zich in 2
Eukaryoot
1
, Geëvolueerd vanuit prokaryoten
Groter en complexer
Meerdere lineaire chromosomen/chromatine in de kern, omsloten door een membraan
Membraan omsloten organellen
Ééncellig of meercellig
DNA is geassocieerd met histonen
Mitose
Gemeenschappelijk eukaryoot – prokaryoot
DNA
Ribosomen
Membraan
Cytoplasma
Bij vele meercellige eukaryoten treedt er fenotypisch een differentiatie op van de cellen, genotypisch blijven de
cellen van 1 organisme identiek. Ééncellige eukaryoten zoals gisten vormen een minder complex organisme,
bestaande uit 1 cel.
ONDERDELEN DIERLIJKE EUKARYOTE CEL
Celmembraan
Dun: 7-8nm
Fosfolipidedubbellaag met EW ertussen
Suikermoleculen en ionenkanalen (selectief)
SER en RER: netwerk van holten en kanalen voor transport
Netwerk van microtubuli: skelet
G-A (SER): verpakking en verzending
Vacuolen: blaasjes met secretieproducten
Lysosomen: zakjes met enzymen voor afbraak van stoffen
MT, ribosomen, centriolen = voor het erfelijk mechanisme
Mitochondriën (MT)
Energiecentrale
Uitwendig en inwendig membraan
Productie ATP
Ribosomen
2
, Decoderen van de erfelijke informatie
Overal in cytoplasma: vrij of vast op het ER (= RER)
2 onderdelen: groot + klein
Centrosoom/spoellichaampje
Centrosfeer (bleke zone bij de kern)
2 centriolen: cilindervormige microtubuli loodrecht op elkaar. Belangrijk bij de celdeling. Ze
verdubbelen en gaan naar tegengestelde pool.
Nucleus
1/3 van het totale volume
Bevat kernplasma, kernmembraan met kleine poriën
1 kern per cel, uitzonderingen:
o RBC kernloos
o Dwars gestreepte spiercellen: meerkernig
o Kankerweefsel: meerkernige cellen
Chromatine met DNA: donkere vlekken
Kernlichaam/nucleolus: donkerder
Deling: chromatine chromosomen
Chromatine bevat DNA (NZ) en EW (histonen). DNA is 2m lang. De cel is 10µm het DNA moet zich goed
kunnen opwinden: tijdens de normale werking van de cel komt DNA voor als chromatinedraden = donker. Als
de cel zich voorbereidt op deling condenseert het chromatine tot chromosomen.
Waarom en hoe gebeurt deze overgang?
Tijdens de S-fase wordt het DNA verdubbeld. Tijdens de M-fase moet het DNA correct verdeeld worden per cel.
DNA wikkelt zich rond de histonen om het DNA in de cel te krijgen. De compacte vorm van chromosomen laat
toe het DNA correct te verdelen over de cellen. (octameer = 8 histonen, nucleosoom = 2X4 histonen met DNA
errond). De stukjes DNA tussen opeenvolgende nucleosomen zijn ongeveer 200 bp lang. Deze spiraal wordt nog
eens heel strak spiraalvormig ineengedraaid dikkere chromatinedraad = bij een werkende cel
Histonen = basische EW met een positieve lading door de aanwezigheid van AZ Arg, Cys, Lys,… . Er zijn 5 types
van histonen: H1, H2A, H2B, H3, H4 = als spoel waaromheen DNA gewikkeld zit. Door de positieve lading
interageren ze met de negatieve lading van de fosfaat groepen vorming chromatine. Histonen kunnen
posttranslationeel wijzigen door methylatie, acetylatie en fosforylatie van specifieke AZ zoals Arg, Lys, Ser en
Thr. Acetylatie van Arg en Lys op het N-terminaal einde van H4 en H3 vermindert de positieve lading van histon
EW lossere pakking. De mate van posttranslationele modificatie van de histon varieert.
Heterochromatine = DNA dat rijk is aan histonen: bevat minder genen die tot expressie moeten komen
Euchromatine = DNA dat arm is aan histonen: genen tot expressie
Een chromosoom is opgebouwd uit 2 chromatiden (elkaars kopie). Centromeer = plaats waar 2 identieke
chromatinedraden met elkaar verbonden zijn: één chromosoom
3
, Mens heeft 2X23 chromosomen. Waarvan 22 paar autosomen en 1 paar geslachtschromosomen X,Y. Het aantal
chromosomen verschilt van organisme tot organisme.
DNA-replicatie = kopie van de 46 afzonderlijke chromosomen 92
STRUCTUUR VAN DNA
Chromosomen zijn opgebouwd uit desoxyribonucleïnzuur, EW, en metalen. DNA is een polymeer, de
basiseenheid noemt men nucleotide (= suiker; desoxyribose, N-houdende base en fosfaatgroep). Er zijn 4
nucleotiden (basen):
De nucleotiden zijn met elkaar verbonden via fosfodiëster verbinding (ruggengraat).
Primaire structuur van DNA = de specifieke opeenvolging van basen in DNA. Per chromosoom 130 miljoenen
basenparen = 3 miljard voor een set van 23 chromosomen. 5’ 3’
Secundaire structuur = vorming van een dubbel spiraal = ds DNA. 1 spiraaldraai/winding = 3,4 nm = 10bp. De 2
strengen blijven bij elkaar door H-brugvorming tussen complementaire platte basen aan de binnenkant (A//T)
(G///C). Spiraal bestaat uit 2 kettingen die antiparallel zijn: (53) (35). Negatieve ruggengraat.
Voorbereiding deling: chromatine ondergaat vormveranderingen chromosomen op en rond DNA komen nog
EW voor die hun werk komen doen: DNA-polymerasen, RNA-polymerasen, ligasen, transcriptiefactoren
MORFOLOGIE/INDELING VAN HET GENOMISCH DNA
Genoom = geheel van DNA moleculen van het organisme. Haploïde chromosomenset: 3 miljard bp. Grootste
deel in de celkern, minideel (0,0005%) in de MT.
Ongeveer 75% van het genomisch DNA wordt niet gekopieerd tot RNA, en dus ook geen EW =
extrageen DNA = junk-DNA = rommel DNA = intronen = bepaald de lengte van DNA
25-30% = echte genen, aanverwante zones. Daarvan is er 2% echt coderend = exonen
Er zijn 20 000 genen. Zeer veel DNA is niet coderen (75%). Functie van de genen/eiwitten is niet altijd gekend.
De grootte van een gen varieert:
Exonen = 10-100’en bp
Gen = 100-miljoenen bp
Dystrophine gen is meer dan 2,4 . 10^6 bp lang. De kleinste genen coderen voor tRNA.
Single copy genes
1 kopie van het gen in het genoom. Wel 2 allelen.
Multigene family = repetitieve sequenties
Meerdere kopieën, coderen voor hetzelfde RNA. Men noemt ze clusters. Voorbeelden zijn genen voor actine,
hemoglobine, histonen, … .
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fbt2018. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.