Samenvatting vak Gemeente & Samenleving Social Work leerjaar 1
Begrippen les 1.
1. De sociale kwestie (Quaestie):
Arbeidersvraagstuk. Opkomst in de 19e eeuw – industriële revolutie –
maatschappelijke problemen (nadelig effecten).
Hieronder vallen;
- slechte woon- en arbeidersomstandigheden
- vrouwen- en kinderarbeid
- hongerlonen
- massale werkeloosheid
2. Ontstaan van het sociaal werk:
In het begin richtte het sociaal werk zich op armoedebestrijding, het
woningvraagstuk en de zorg voor verwaarloosde kinderen. Na de 2de wereldoorlog
ging de overheid zich intensiever bemoeien met het welzijn van burgers.
Korte geschiedenis:
- vanaf de 16de eeuw; strengere armenzorg door reformatie
- 19de eeuw; sociaal werk vanuit verschillende levensbeschouwelijke richtingen –
liberaal, vrijzinnig-protestant en orthodox-protestant.
- eind 19de eeuw; het begin van de professionalisering
- begin 20ste eeuw; 1ste sociale wetten
- vanaf 1950; steun van de landelijke overheid
3. Gebruikers van het sociaal werk:
De gebruikers hebben verschillende benamingen; deelnemers, cliënten of soms
klanten, patiënten.
Verschillende categorieën:
- Mensen in kwetsbare posities die zonder sociale steun in een sociaal isolement
terecht dreigen te komen (bijv. alleenstaande ouderen).
- Mensen in het algemeen of mensen uit specifieke groepen die een achterstand
hebben in sociaal, economisch, educatief of cultureel opzicht, bijv. migranten die de
taal niet goed spreken of mensen met problematische schulden.
- Mensen die op grond van een rechtelijke maatregel verplicht worden ondersteunt
en begeleidt te worden, die in detentie verblijven, ouders die door de rechter via de
kinderbescherming verplicht worden tot een opvoedcursus en jongeren in een
jeugddetentie.
4. De omvang van het sociaal domein:
Alle inspanningen die de gemeente verricht rond werk, participatie, zelfredzaamheid,
zorg en jeugd, op basis van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015), de
participatiewet, Jeugdwet en de wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Sommige gemeenten rekenen ook sport, openbare ruimte, cultuur en welzijn tot het
sociale domein.
, 5. De beroepscode:
Ondersteunt social workers bij het verantwoorden van de keuzes die zij in hun werk
maken. De code helpt bij het maken van afwegingen en bij het nemen van
doordachte besluiten in de soms moeilijke situaties van hun werk. De code gaat uit
van een 8-tal kernwaarden zoals de intrinsieke waarde en waardigheid van mensen
en de rechten die daaruit voortvloeien.
6. Moreel dilemma:
Een moreel/ethisch dilemma ontstaat als er een botsing is tussen verschillende
morele waarden. Het kiezen voor de ene waarden gaat ten koste van de andere
waarde. Denk hierbij aan bijv.; beroepsgeheim waarborgen.
Begrippen les 2.
1. Ontstaan verzorgingsstaat:
Een soort samenleving waarbij de overheid een minimale bestaanszekerheid
garanderen.
Einde 19de eeuw en begin 20ste eeuw kwamen de 1ste sociale wetten.
Na de 2de wereldoorlog werd de verzorgingsstaat onder leiding van minister-
president Willem Drees sterk uitgebreid.
2. Pijlers van de verzorgingsstaat:
- Onderwijs dat voor iedereen (ongeacht inkomen) toegankelijk is.
- Gezondheidszorg voor iedereen, op basis van een collectieve verzekering.
- Sociale Zekerheid (zoals doorbetaling loon bij ziekte, verzekering tegen
ontslag/arbeidsongeschiktheid, bijstandsuitkering).
3. Solidariteit:
In relatie tot het principe van de verzorgingsstaat betekent solidariteit dat het
individu zich ervan bewust is dat verdedigen of ondersteunen van andermans
belangen uiteindelijk ook in het belang is van het individu zelf.
Concreet: De mensen die niet/nauwelijks gebruik maken van de gezondheidszorg,
betalen voor de mensen die veel gebruik maken van de gezondheidszorg, met de
zekerheid dat ze zelf ook verzekerd zijn voor het geval ze ook gezondheidsproblemen
krijgen.
4. Decentralisatie: participatiewet, jeugdwet en WMO:
Bevoegdheden die eerder tot die van het Rijk behoorden worden overgedragen naar
de gemeenten.
- Jeugdzorg en Jeugdbescherming waren tot 1 januari 2015 een verantwoordelijkheid
van het Ministerie van Justitie.
5. Financiering van zorg en welzijn:
De 3 belangrijkste geldstromen voor het sociaal werk zijn;
- Zorgkostenverzekering: gezondheidszorg, paramedische zorg, kortdurende
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shasitalafontaine. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.79. You're not tied to anything after your purchase.