Much is a (almost) literally copy of the slides, but in that I miss a lot. For example, slides 12-24 of HC5, while important concepts are here so not logical that this has been skipped. Too bad this.
Seller
Follow
maudErasmusUniversiteitRotterdam
Reviews received
Content preview
Grootstedelijke vraagstukken.
Introductiecollege.
De meerderheid van ons woont in een verstedelijkte samenleving, hierdoor is er veel aandacht voor
deze samenlevingen. In 2050 zal maar liefst 2/3 van de wereldbevolking in stedelijk gebied leven.
De stad is vele steden.
Samenleving is niet ruimtelijk, maar functioneel gedifferentieerd -> in de samenleving is voor elke
maatschappelijke taak een autonoom sociaal systeem (speciaal gericht op die ENE functie, denk aan
cultuur, onderwijs ect). Sociale processen beperken zich niet tot een stad. Er is sprake van
globalisering, individualisering, migratie, virtualisering ect. dit is niet per se een kenmerk van die ENE
stad maar van steden in het algemeen. Veel maatschappelijke processen kan je het eerst/ grootst
waarnemen in een stad, vaak volgt dit later in de rest van de samenleving.
MAAR: er zijn wel zinvolle analyses te maken – stedelijke observatie: stad als microcomos/
laboratorium van samenlevingen. De ultieme uitdrukking van modernisering/ moderniteit,
samenbundeling van heel diverse activiteiten.
Er zijn een tal van disciplines die zich bezighouden met de stad. Deze hebben alleen een eigen
perspectief en blik. Er is focus op deelaspecten (ruil, ruimte, sociale structuur, macht).
Stedelijke subdisciplines.
Stadssociologen – focus op sociaal handelen. Wat is stedelijke ervaring? Verband identiteit en plaats?
Relatie stadsleven en gender, sociale klasse, etnische groep? Wie woont waar? Segregatie? Effect
stedelijke context op sociale bindingen en relaties?
Stadsgeografie – focus op ruimtelijke veruitwendiging. Oorzaken van verstedelijking. Stadsregio’s en
stedenhiërarchie. Buurttypologieën, vastgoed en patronen van investeringen ect.
Stadspolitiek en bestuurskunde – focus op macht en beleid. Beleid en stedelijke ontwikkeling/
verandering. Stadsregio’s en beleid (urban governance). Burgerbewegingen, burgerschap en
participatie.
Grootstedelijke vraagstukken zijn heel erg complex, vaak multidisciplinair. Er zijn meerdere
antwoorden mogelijk vanuit verschillende ‘brillen’. De stad is een kans EN een probleem: kans –
vrijheid van leefstijl/ subcultuur/ anders zijn, opwindende stad van spektakel, verlangen, consumptie,
multicultuur. Probleem – ongelijkheid/ armoede/ morele neergang, bedreigende stad van
ordeverstoring, isolatie, marginaliteit, gevaar.
Stad = er zijn veel verschillende criteria aan een stad.
Historisch-juridische criteria: stadsmuren en -rechten.
Administratieve criteria: een hoog inwoners aantal (hoog is een relatief begrip) en hoge
inwonersdichtheid (hoeveel? drempelwaarde?).
, Economische criteria: grootste deel werkt in (zakelijke) dienstverlening, minstens de helft van
de inkomsten komt uit de nachteconomie en er is sprake van een centrumfunctie
(voorzieningsniveau voor ommeland, werken, studie, shoppen).
Ruimtelijke criteria: veel verticale bebouwing (flats) + markten en pleinen.
Sociaal-culturele criteria: hoge diversiteit aan culturen, leefstijlen en huishoudvormen.
Grote groep mensen die dicht op elkaar wonen en gekenmerkt worden door een grote diversiteit. De
definitie van een stad Louis Wirth, 1938 ‘urabism as a way of life’.
Minimale stadsdefinitie (stad = specifieke vorm van menselijk samenleven), ‘relatief grote,
dichtbevolkte en permanente nederzetting van sociaal gezien heterogenen individuen’ resulterend in
bepaalde leefwijze van de bewoners (a way of life), namelijk stedelijkheid (urbanism).
Er is sprake van een hoge bevolkingsomvang (schaal) en bevolkingsdichtheid (densiteit). De
meeste mensen kennen elkaar niet persoonlijk, het zijn vreemden. Verder is er veel
diversiteit (heterogeniteit van mensen), er is een overvloed aan tradities, leefstijlen en
mogelijkheden (keuzes). De way of life (stedelijkheid) vraagt om een nonchalante omgang
met anderen, verbanden zijn vrijblijvend en vluchtig (ook anonimiteit).
Stedelijk = niet-rurale (elkaars tegenpolen). Middelseeuwse stad = concentratie van economische en
politieke activiteit (geldhandel + arbeidsdeling + gilden) en marktplaats. Middeleeuwse stad
afscheiden van platteland door stadsmuur.
Vervaging urbaan-ruraal.
Het onderscheidt tussen stad en platteland is steeds verder vervaagt. Er is sprake van verstedelijking
(urbanisering) – uitdijende werelden. Platteland in invloedssfeer van de stad (auto, nieuwe
communicatiemiddelen ect.). Bijvoorbeeld: er zijn steeds meer auto’s in Nederland.
Stedelijk vs landelijke leefwijzen – er is weinig verschil. Verwijding van de horizon
plattelandsbewoners (forenzen). Uitdijing schaal van dagelijkse leven: we rijden steeds vaker
en verder + virtueel verbonden met verre anderen. Dagelijkse leven strekt zich uit over regio
(daily urban system).
Door de toename van mobiliteit (bijvoorbeeld met auto’s) leven mensen op het platte land
ook meer stedelijk. Er is steeds meer mobiliteit, mensen zoeken elkaar op en platteland –
stedelijk gebied zoeken verstrengelen zich.
De stad als ei (Price, 1998).
1. Middeleeuwse stad – stad vs platteland.
2. Urbanisering – centrum periferie – stad en voorsteden.
3. Nevelstad – stad en land groeien aaneen in soort ‘tussenstad’ waarin centrum en periferie
hun betekenis verliezen.
, De groei van de stad 1820 – 1960.
Begin 19e eeuwse stad – walking city.
Stad waar iedereen afhankelijk is van eigen stapkracht: hoge dichtheid, afgebakende stad – gebied
binnen 3km radius van stadhuis. Er is sprake van een mengeling van sociale klassen en functies,
mensen leven door elkaar.
Vroeg publiek transport en de eerste buitenwijken 1820 – 1900 – industrialisering:
introductie van vervoer technologie. Stedelijke actieradius gaat voorbij aan ‘wandelafstand’
dus de 3km is minder belangrijk zoals bij walking city.
o Er wordt gebruik gemaakt van pendelen, scheiding van woonplaats en werkplek.
o Transformatie van stadsvorm en patronen van landgebruik.
o Stad en aanleunende kleine suburbs – afhankelijk van vervoersspaken.
o Maar… gemiddelde pendelafstand is 400 meter, de stad is nog steeds celpatroon.
Uitdijende metropool (vanaf 1900).
Aandeel van de stedelijke bevolking groeit sterk (begin 20 e eeuw) er is uitstroom van platteland:
mechanisering van landbouw, massale mechanisatie na WOII. Er is sprake van een groeiende rand –
eerste fase van ‘metropolitanization’. Na 1920 valt de stad uit elkaar, de auto gaat namelijk een
steeds grotere rol spelen. Urbanisering en een drastische vergroting van stedelijke gebieden zijn het
gevolg. Er is sprake van een stadskern + buitenwijken + rand = stedelijke regio.
Het tijdperk van de auto: fordisme (Henry ford – model T 1919). Er is een massaproductie
van auto’s, standaardisering, synchronisatie en specialisatie van productie. Werkdiscipline
o.b.v. scientific management (tijdstudies). Fordisme is een systeem van massaproductie én
massaconsumptie: auto’s zijn verkrijgbaar tegen een lage prijs en eigen arbeiders kunnen
een auto kopen.
Verandering van stedelijke vorm en leven.
Massaconsumptie auto’s -> stedelijke groei na 1910: aantal auto’s stijgt enorm, ook vrachtvervoer
wordt flexibeler – flexibiliteit in routes – decentralisatie industrie. De omvang van de stad is beperkt
door reisafstand, als gevolg van auto’s wordt reistijd veel korter. Er is groeiende mobiliteit en
daardoor suburbanisatie: trek van de stad naar omliggend platteland – verstedelijking/ forens.
Vertraagde suburbanisatie door de ‘great depression’ in 1929. De huizenmarkt stort in.
Stedelijke expansie (1920 – 1970).
Dominante beeld van stad tot 1960 – 1970: groei van de bevolking + groei van agglomeratie. De
eerste fase is urbanisering: absolute groei van bevolking en economische activiteit in stadscentra.
Tweede fase is
suburbanisering: expansie van
de bevolking en
tewerkstellingskansen in wijde
stedelijke ruimte,
versnippering van
woonpatronen – uitholling van
de stad, nieuwe buitenwijken
(suburbs) in stadsrand.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudErasmusUniversiteitRotterdam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.