,Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Inleiding
Sinds de 16e eeuw is de levensverwachting van de westerse bevolking toegenomen.
Waarschijnlijk door welvaart, hygiëne, voeding en gezondheidszorg.
In de westerse maatschappij vindt in de 21e eeuw een versnelde demografische
verandering plaats door de toenemende levensverwachting. Er is sprake van een
gausscurve of klokkromme. De bevolkingsopbouw is in evenwicht. Er zijn evenveel
jongeren als ouderen en de volwassen leeftijdsgroep (20-65) blijft dominant.
Uiteindelijk zullen er meer ouderen dan jongeren zijn.
Steeds meer ouderen hebben een vorm van hulp of verzorging nodig. Dit komt door
ziekte, somatische, psychiatrische en sociale functieproblematiek.
Gezondheid = de vaardigheid om je te kunnen aanpassen en zelfmanagement te
kunnen uitvoeren in het kader van geconfronteerd worden met sociale, fysieke en
emotionele uitdagingen.
1.2 Preventie- en interventiemogelijkheden vanuit levensloopperspectief
Functieproblematiek: problemen met het kunnen uitvoeren van een functie.
De existentiële behoeften op de diverse levensdomeinen dienen allereerst vervuld te
worden door de zelfstandig, functionerende, autonome mens zelf. Kan iemand die
functies niet uitvoeren, ontstaat existentiële angst wat leidt tot stress (acuut of
chronisch). Uiteindelijk volgt de dood als niemand voor de vervulling van deze
behoeften draagt.
Op het moment dat het zelfstandig overleven bedreigd wordt, is er sprake van
multifunctieproblematiek op verscheidene dimensies.
Binnen de dynamische systeemanalyse (DSA) en de uitwerking ervan in een
functionele analyselijst (FAL) zijn de levensdomeinen geordend: somatiek, cognitie,
persoonlijkheid, beleving, sociaal functioneren en levensgeschiedenis.
Preventietijdvenster A:
Betreft jongeren (16-25 jaar) van wie de ouders behoren tot de groep met een lage
sociaaleconomische status. Deze jongeren hebben een verhoogde kans om op
volwassen leeftijd kenmerken van een metabool syndroom (obesitas, diabetes) te
ontwikkelen. Dit zijn aandoeningen die kunnen worden behandeld door
leefstijlinterventies.
Preventietijdvenster B:
Betreft de volwassen leeftijdsperiode (25 tot 60 jaar) voor de preventie van
functiebehoud op oudere leeftijd. Centraal staat het metabool syndroom in
combinatie met een lage sociaaleconomische status. Voor preventieve interventies
(leefstijlinterventies) moet je kijken naar de positieve effecten op ziekte en overleving
en naar functiebehoud op oudere leeftijd (somatiek, psychisch en sociaal).
Preventietijdvenster C:
Betreft ouderen in de vroege ouderdomsfase (60-75 jaar). Centraal staat het tijdig
identificeren van zelfstandig functionerende ouderen met een verhoogd risico op
functieverlies dat leidt tot langdurig zorggebruik. Het tijdig identificeren blijkt erg lastig
,te zijn. Als dit wel wordt waargenomen, kunnen gerichte interventies worden ingezet
op cruciale mechanismen (balans, ondergewicht, vermoeidheid en eenzaamheid).
Preventietijdvenster D:
Betreft ziekenhuisopnames van 70-plussers. 35% die in het ziekenhuis wordt
opgenomen, functioneert na het ontslag slechter dan voor de aandoening. Bij 20% is
de functionele achteruitgang al begonnen twee weken voor de opname (eerste lijn).
De grootste risicogroep zijn ouderen met cognitiestoornissen (niet per se dementie).
Preventietijdvenster E:
Richt zich op het voorkomen van een toename van al aanwezig functieverlies bij
ouderen in de late ouderdomsfase.
Factoren van toegenomen zorggebruik in de eerste lijn: leeftijd, depressie, geen
partner, verkleining van het netwerk en toename van (multi)functieproblematiek en/of
morbiditeit.
Belangrijke taken van hbo-verpleegkundigen zijn het identificeren per leeftijdsfase of
hoogrisicogroepen en het organiseren, uitvoeren en monitoren van mogelijke
preventieve interventies. Deze interventies zijn vaak multidisciplinair van karakter.
1.3 Het ‘ware’ leven
Laisser faire burgers bemoeien zich nauwelijks met elkaar.
Epimeleia je bekommeren om de zorg voor jezelf en hoe de ander voor zichzelf
zorgt en is gericht op alêthês bios van het individu.
Alêthês bios een waar, juist en passend leven leiden.
Michel Foucault: het gaat om het helpen van een individu (je bekommeren) om
erachter te komen wat het inhoudt om voor jezelf én voor de zelfzorg van de ander te
zorgen, met als doel een goed (‘waar’) leven te leiden. In dit verband staat een ‘waar
leven’ voor een zelfstandig, autonoom leven.
1.4 Lineair en gerodynamisch model
Specifieke gezondheidskwesties zijn verbonden aan de toename van de
levensverwachting.
Bij meer dan twee à drie ziekten (de regel bij 70-plussers) is het niet mogelijk om via
een lineaire optelsom van protocollaire interventies de ziekten te behandelen en te
organiseren.
Er bestaan twee hoofdvarianten van het lineaire co-/multimorbiditeitsmodel:
- Dominomodel er is sprake van een logische opeenvolging van met elkaar
samenhangende ziekten en (neven)effecten van behandeling.
- Synergistisch model er is sprake van een lineaire optelsom van niet aan
elkaar gerelateerde ziekten en de (neven)effecten van behandeling (cascade
breakdwon).
Integratief gerodynamisch model (IGD-model):
Georiënteerd op ontwikkelingsperspectief vanaf de geboorde (of vanaf de conceptie).
Het levenslange veranderingsproces van conceptie tot overlijden.
Het vlindermodel van groei en verval (Breeuwsma 1994) ontwikkeling en ouder
worden zijn complementair aan elkaar gedurende het gehele leven, met wisselend
relatief belang of wisselend relatieve invloed, maar ze zijn altijd samen aanwezig. Het
gaat om het biologische, psychische en het sociale levensdomein.
,Capability-model capabilities vormen de set aan daadwerkelijk realiseerbare
mogelijkheden die mensen hebben om vorm te geven aan functionings.
Het gaat erom dat mensen de mogelijkheden hebben en in staat worden gesteld in
hun leven te zijn wie ze willen zijn en de dingen te doen die waarde toevoegen voor
henzelf en hun omgeving. Er is gedurende het hele leven sprake van verlies en
winst/mogelijkheden op hetzelfde domein of op andere levensdomeinen.
Multidisciplinaire klinische redeneermethoden beschrijven de problematische
aspecten en de mogelijkheden wat betreft capabilities integraal methodisch.
Het gaat om het afwegen van de voors en tegens van de diverse scenario’s, waarbij
de oudere patiënt en de eventuele mantelzorgers bij de keuzes worden betrokken
(shared decision making). Het resultaat is een herstelde optimale balans waarmee
de patiënt en de mantelzorger verder kunnen leven, of als dit niet haalbaar is, een
waardig/passend levenseinde op basis van advance care planning (ACP) in het
kader van een palliatief zorgpad.
Hoofdstuk 2: Verpleegkundige theorieën bij kwetsbare ouderen
2.1 Inleiding
Verpleegkundige theorieën worden gebruikt om keuzes te onderbouwen en
prioriteiten te stellen. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen:
- Grand theories verkennen en kaderen het hele domein van verplegen
vanuit een bepaald concept.
- Middle-range theories onderzoeken een verzameling verschijnselen
binnen de verpleging.
- Micro-level interventions beschrijven de effectiviteit van één of een aantal
verpleegkundige interventies.
2.2 Verpleegkundige theorieën uit de twintigste eeuw
Grand theories gebaseerd op omgeving, cliënt, verplegen en gezondheid:
- Nadruk op omgeving: Nightingale (1859)
Grondlegger van het verpleegkundig klinisch redeneren, omdat ze de omgevings-
factoren observeerde en systematisch noteerde en daaruit conclusies trok.
- Nadruk op cliënt: Orem (1971) en Roy (1970)
Zelfzorgtheorie van Orem:
De verpleegkundige heeft tot taak aan te vullen daar waar de ander beperkingen
ondervindt in zijn vermogen om voor zichzelf te zorgen of om te zorgen voor van hem
afhankelijke personen.
Het (dreigende) zelfzorgtekort bepaalt de verpleegkundige diagnose. Met de ASA-
schaal kan de ernst van het zelfzorgtekort worden aangegeven.
Zelfmanagement gedrag van de patiënt bij gezondheidsproblemen die bijdraagt
aan een zo goed mogelijk behoud van gezondheid, zelfstandigheid en welbevinden.
Adaptatietheorie van Roy:
Een cliënt staat continu bloot aan prikkels, die door middel van copingmechanismen
leiden tot adaptatie waarmee een cliënt zich in zijn omgeving kan handhaven.
- Nadruk op interactie cliënt en omgeving: systeemtheorie van King (1971)
, Essentiële kenmerken zijn het sociale systeem, het interpersoonlijke systeem en het
persoonlijke systeem. Deze zijn van invloed op de gezondheid en worden
beschouwd als open systemen in een dynamisch interacterend karakter. Essentiële
kenmerken van de verpleging blijven altijd aanwezig, ondanks sociale veranderingen.
Nadeel het gaat in op de communicatie tussen de patiënt en de verpleegkundige,
maar nauwelijks op verpleegkundige handelingen.
- Nadruk op interactie cliënt en omgeving: holisme van Rogers (1970)
De patiënt moet in zijn totaliteit worden gezien. Gedrag komt voort uit de interactie
tussen de persoon en diens omgeving.
- Nadruk op interactie, cliënt, omgeving en verpleging: Neuman Systems
Model (NSM) (1984) gebaseerd op drie middle-range-theorieën:
1. Systeemtheorie
Open cliëntsysteem, waarbij de cliënt in voortdurende interactie is met zijn omgeving.
Tussen het individu en zijn omgeving is er sprake van energie-uitwisseling. Hierdoor
krijgt het systeem continu feedback, waarmee het zich kan aanpassen. De cliënt is
gezond als sprake is van voldoende energie-uitwisseling en ongezond wanneer meer
energie nodig is dan er beschikbaar is.
Verschil Neuman en King Neuman verbindt een conclusie aan de inspanningen
die een cliënt en/of verpleegkundige verricht. King beschrijft alleen de systemen.
2. Stress- en copingtheorie
De hoeveelheid stress die een individu ervaart is een resultaat van de wijze waarop
het individu de stress inschat. Dit wordt beïnvloed door persoonsgebonden en
situatie gebonden factoren.
3. Preventietheorie
- Primaire preventie cliënten moeten kunnen beschikken over voldoende
‘reserves’ en ‘energie’, gerelateerd aan hun levens- en ontwikkelingsfase.
- Secundaire preventie het tijdig opsporen van nieuwe ziektegevallen en het
zo kort mogelijk houden van de duur van de gevolgen door het effectief
behandelen van de ziekte.
- Tertiaire preventie het beperken van disfunctioneren als gevolg van een
doorgemaakte ziekte.
WHO-definitie van gezondheid (Huber):
Het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de
fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
2.3 Verpleegkundige theorieën uit de eenentwintigste eeuw
Middle-range-theorieën:
- Diagnose gestuurde zorg reductionistisch redeneren. De mens en het
menselijk gedrag worden opgesplitst. De medische en/of verpleegkundige
diagnostiek is een belangrijke basis.
Systematisch verpleegkundig handelen (SVH) (Grypdonck): onderdeel van de
integrerende verpleegkunde (IV). Holistische benadering. IV bestaat uit SVH
(anamnese, diagnose, doel, interventie, uitvoering en evaluatie) en
patiëntentoewijzing (verplegen krijgen geen taken, maar patiënten toegewezen).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LiannedeVries1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.