Inhoud
1. Wat is economie?...............................................................................................................................2
1.1 Het fundamenteel economisch probleem....................................................................................2
1.2 Het productieproces: de productiefactoren.................................................................................3
1.3 De productiemogelijkhedencurve v/e land...................................................................................4
1.4 Verruiming v/d productiemogelijkheden......................................................................................4
1.5 Het marktmechanisme versus centrale planning..........................................................................5
1.6 Methodologische aspecten v/d economische analyse.................................................................5
1.7 Kritische kanttekeningen..............................................................................................................5
2. Het marktmechanisme.......................................................................................................................6
2.1 Inleiding........................................................................................................................................6
2.2 De marktvraag..............................................................................................................................6
2.3 Marktaanbod................................................................................................................................6
2.4 Het marktevenwicht.....................................................................................................................7
2.5 De prijselasticiteit van V&A..........................................................................................................7
2.6 Andere elasticiteiten van V&A....................................................................................................11
2.7 De markt en overheidsinventies.................................................................................................11
3. Consumentengedrag en de afleiding v/d vraag................................................................................15
3.1 Inleiding......................................................................................................................................15
3.2 Nut, marginaal nut en consumptiebeslissingen..........................................................................15
3.3 Preferenties, indifferentiecurven en nutsfuncties......................................................................16
3.4 De budgetrestrictie.....................................................................................................................20
3.5 De optimale keuze v/d consument.............................................................................................21
3.6 Veranderingen v/h consumentenevenwicht..............................................................................22
3.7 Consumentengedrag in actie: toepassingen...............................................................................24
3.8 Afleiding v/d marktvraag uit de individuele vraagcurven...........................................................25
3.9 Kritische kanttekeningen............................................................................................................25
4. Productie en kosten van bedrijven op korte en lange termijn..........................................................26
4.1 Bedrijven en de organisatie v/d productie..................................................................................26
4.2 Productie en kosten: enkele inleidende begrippen....................................................................27
4.3 Het gedrag v/d producent op LT: de optimale keuze van inputs in de productie.......................28
4.4 Productie en kosten op KT..........................................................................................................32
4.5 Samenhang tss de korte- en langetermijnkosten.......................................................................36
5. Prijsvorming onder verschillende marktstructuren..........................................................................39
1
, 5.1 Criteria voor het onderscheiden van verschillende marktvormen..............................................39
5.2 Winstmaximerend gedrag..........................................................................................................40
5.3 Zuivere mededinging..................................................................................................................40
5.4 Monopolie..................................................................................................................................44
5.5 Oligopolie....................................................................................................................................48
5.6 Monopolistische concurrentie....................................................................................................50
6.7 Voorspellen van marktuitkomsten in de praktijk........................................................................50
6. Marktimperfecties en de rol v/d overheid........................................................................................52
6.1 Welvaartsimplicaties v/d werking v/d vrije markt......................................................................52
6.2 Oorzaken van marktfaling en de rol v/d overheid......................................................................53
6.3 Markt en overheid: complementaire rollen................................................................................61
1. Wat is economie?
1.1 Het fundamenteel economisch probleem
In een economie heeft iedereen menselijke en maatschappelijke behoeften.
Schaarste = beslissingsmakers of economische agenten gaan veel behoeften hebben, maar hebben
maar een beperkt # middelen om deze behoeften te voldoen.
Goederen zijn dan ook alternatief aanwendbaar = je kan met €1 verschillende goederen kopen.
Er ontstaat een keuze met een opportuniteitskost of alternativiteitskost.
Enerzijds w goederen gevraagd, anderzijds w ze aangeboden d.m.v. input (arbeid, kapitaal, natuur,
technologie,…) = productiefactoren.
Economie analyse = gaat na hoe beslissingsmakers keuzes maken en wat daarvan de private en
maatschappelijke gevolgen zijn.
= bestudeert hoe economische agenten keuzes maken in de allocatie van schaarse middelen om te
voorzien in bepaalde behoeften.
Verschil met bedrijfskunde: BK is meer gericht op de gevolgen voor de beslissingsmaker als individu.
Scitovsky:
- Economie = sociale wetenschap dat tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen.
- 3 beheers problemen, dimensies die bekeken moeten w bij het nemen of evalueren v/e
beslissing:
1) Volledige aanwending v/d schaarse middelen; hoe kunnen we de middelen het best
aanwenden en hierbij alle mogelijke middelen opgebruiken?
2) Allocatie v/d schaarse middelen: toewijzing, wat gaan we precies met de schaarse
middelen doen?
3) Distributie v/d economische goederen tussen economische subjecten: verdeling, wat
gaan we doen met de middelen die we hebben, aan wie gaan we ze geven?
Micro-economie = bestudeert gedrag van economische agenten (consumenten en producenten) op
individueel en onderling vlak.
Macro-economie = bestudeert invloed van individuele beslissingen of allocatieproblemen van arbeid
en kapitaal op de werking v/e economie en economische aggregaten. Gaat op een ander niveau
naar de gevolgen van deze keuzes kijken voor het systeem.
2
,1.2 Het productieproces: de productiefactoren
Productiefactoren:
- Primair = arbeid (fysisch en intellectueel) en natuur
(grond, lucht, ruimte en klimaat). De combinatie van
deze inputfactoren leiden tot een bepaalde output
waarmee het bedrijf zowel finale goederen als
andere input gaat produceren.
- Afgeleide = kapitaal (gebouwen, machines en
infrastructuur).
- Ondernemersinitiatief = menselijk kapitaal,
omwegproductie.
3
, Productiefunctie (=een bedrijf):
= technisch verband tussen de hoeveelheid inputs en de maximale outputs die daarmee
geproduceerd worden.
- 3 productiefactoren: hoeveelheid arbeid L, natuur N en kapitaal K.
- Productieproces: gebeurt in meerdere productiestadia met inzet van L, K en N, met als doel
de productie van economische goederen i/d vorm van consumptie- en kapitaalgoederen.
Inputs die op het juiste moment gecombineerd moeten werken.
- Productiefunctie: X = f(L, N, K) geeft de relatie tss de hoeveelheid productiefactoren en de
hoeveelheid economische goederen, het verband tss het omzetten van input naar output.
1.3 De productiemogelijkhedencurve v/e land
Curve van productiemogelijkheden is de meest essentiële curve.
= curve die alle mogelijke combinaties van goederen weergeeft die tot stand komen bij volledige
aanwending v/d beschikbare productiefactoren.
Een productiefactor moet over 2 goederen verdeeld w, bij het toenemen van arbeid bij het ene
product zal de productie v/h andere goed dalen.
Marginaal product = hoeveel extra er van een goed geproduceerd kan w door bv 1 extra hoeveelheid
arbeid in te zetten.
Convectiecombinatie = combinatie van producties verdeeld onder de 2 producten.
Economisch inefficiënt = niet alle middelen die we kunnen gebruiken w ingezet (onder de curve).
Economisch niet haalbaar = wat we verwachten kan niet verwezenlijkt w door een tekort aan
middelen (boven de curve).
Opportuniteitskost = hoeveel moeten we v/h ene product opgeven als we extra hoeveelheden van
bv arbeid bij het andere product gaan inzetten de prijs v/h ene product uitgedrukt in het andere
product.
= De waarde van het beste alternatief goed, welke keuzes moet men maken want kiezen is verliezen.
Toepassingen v/d productiemogelijkheden:
- Oorlogseconomie vs. vredeseconomie.
- Levensnoodzakelijke vs. luxegoederen.
- Consumptie- vs. kapitaalgoederen.
- Private vs. publieke goederen.
1.4 Verruiming v/d productiemogelijkheden
Verruiming = er w een extra productiefactor toegevoegd waardoor de curve verruimt of groter w.
Door bv technologische voorruitgang kan men meer produceren met dezelfde hoeveelheid arbeid
omdat de productiviteit toeneemt.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannedierckx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.71. You're not tied to anything after your purchase.