100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle modules van skills online vertaald in oefenvragen met antwoorden. $11.21   Add to cart

Summary

Samenvatting Alle modules van skills online vertaald in oefenvragen met antwoorden.

 62 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Alle modules van skills online vertaald in oefenvragen met antwoorden.

Preview 3 out of 18  pages

  • December 18, 2020
  • 18
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Oefenvragen WGVT skills online OWE1:
Meten van de saturatie =

1. Hoe kun je de effectiviteit van de ademhaling bepalen?
 Door het meten van het zuurstofgehalte in het bloed >
zuurstofsaturatiemeter.
2. Wat meet je met een saturatiemeter?
 Je meet het aantal hemoglobine dat volledig verzadigd is.
3. Waarom is het belangrijk om met een arts vast te stellen wat de
streefsaturatie is?
 Omdat het lichaam zich langzaam aan het zuurstof te kort aanpast, en
de optimale saturatie waarden dus per individu verschillen.
4. Wat is het percentage tijdens een saturatie bij een gezond persoon, iemand
met COPD/hartfalen of andere ziekten die van invloed kunnen zijn?
 Bij een gezond persoon = 96-100% bij iemand met COPD/hartfalen =
92-100%.
5. Wanneer moet er worden overwogen om zuurstof toe te dienen?
 Saturatiewaarde = <95%
6. Wanneer is toediening van zuurstof noodzakelijk in overleg met de arts?
 Saturatiewaarde = <90%
7. Wat is desaturatie?
 Saturatiewaarden van minder dan 90%, zuurstof te kort in het bloed.
8. Hoe wordt een zuurstoftekort in het bloed ook wel genoemd?
 Hypoxemie.
9. Hoe wordt een tekort aan zuurstof in de weefsels en organen genoemd?
 Hypoxie.
10. Wat kunnen 3 verschijnselen zijn bij iemand met desaturatie?
 Cyanose (blauwkleuring huid, lippen, nagels), bradypneu/tachypneu,
bradycardie, tachycardie.
11. Bij welke 3 ‘groepen’ komt desaturatie voor?
 Mensen met een ademhalingsziekten, mensen met hartproblemen
(vochtophoping) en mensen met slaapapneu.
12. Waar meet je de saturatie bij voorkeur en waar anders?
 Aan de wijsvinger  Teen, oorlel.
13. Het apparaatje meet twee waarden, welke?
 Het zuurstofgehalte in het bloed en de hartslag.
14. Om een duidelijker beeld te krijgen of er daadwerkelijk een tekort aan zuurstof
in het bloed is, kun je wat doen?
 Bloedgasanalyse, er wordt dan bloed afgenomen uit een slagader >
pijnlijke ingreep.
15. Wat zijn 6 redenen om de saturatie te meten?
 Afbouwen/stoppen van een behandeling met zuurstof,
benauwdheidsklachten, cyanose, snelle/langzame pols, snelle/langzame
ademhaling of veranderingen in bewustzijn.
16. Wat zijn de 8 aandachtspunten bij het meten van de saturatie?
- Zorgvrager moet een beetje warme handen hebben  oorlel.
- Schone handen; geen nagellak of kunstnagels.
- Je meet bij voorkeur aan de wijsvinger.
- Je meet altijd aan dezelfde vinger.
- Handen stilhouden tijdens de meting.
- Niet in de buurt van een MRI of CT-scan.
- Niet in de buurt meten van een bloeddrukmanchet of infuus.
- Niet in de buurt van een felle lichtbron.

,Hygiëne en infectiepreventie =

1. De Hongaarse arts Ingnaz Semmelweis heeft een bijdrage geleverd aan de
infectiepreventie, wat heeft hij ontdekt?
 Halverwege de 19e eeuw ontdekte hij dat kraamvrouwenkoorts en
sterfte simpelweg voorkomen konden worden door je handen te
wassen.
2. Ook Florence Nightingale heeft een grote rol gespeeld, waarin?
 In de tweede helft van de 19e eeuw aan de verbetering van hygiëne en
het verstrekken van schoon water en voedsel in ziekenhuizen.
3. Wie heeft richtlijnen opgesteld om infectieziekten in de gezondheidszorg te
voorkomen?
 WIP (werkgroep infectie preventie).
4. Waar staat de IGZ voor?
 Inspectie voor de Gezondheidszorg.
5. Waar staat de LCI voor?
 Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding.
6. Wat verstaan de onder micro-organismen, noem er 5:
 Bacteriën, virussen, schimmels, protozoën en gisten.
7. Wat verstaan we onder besmettingswegen, noem er 6:
 De manieren waarop je een infectieziekten kunt krijgen =
- Besmet persoon.
- Besmette dieren/insecten.
- Besmet eten en drinken.
- Besmette materialen en oppervlakken.
- Seksueel contact.
- Via de lucht.
8. Wat betekent contamineren?
 Dat cliënten de zorgverlener besmetten met ziekteverwekkers.
9. Wat zijn de 6 stappen uit de infectiecyclus?
 Micro-organismen zijn aanwezig, besmettingsbron, uitgangen,
besmettingswegen, ingangen, gevoelige gastheer.
10. Wat wordt er bedoeld met de besmettingsbron? Noem de 4 belangrijkste:
 De plek waar de micro-organismen zich bevinden. In of op mensen en
dieren, omgeving, voedsel en lucht.
11. Wat wordt er bedoeld met uitgangen, noem de 5 uitgangen bij de mens:
 Hoe de micro-organismen de besmettingsbron kunnen verlaten.

Huid (huidschilfertjes), luchtwegen (uitgehoeste druppeltjes/sputum),
blaas (urine), darmen (ontlasting), Bloedvaten (bloed uit wondjes).
12. Besmettingswegen kunnen we opdelen in 2 typen, welke?
 Directe besmetting: door aanraking met de besmettingsbron > besmet
persoon.
Indirecte besmetting: Via een omweg, de lucht / voedsel etc.
13. Wat wordt er bedoeld met ingangen, noem er 8:
 De plek waar micro-organismen het lichaam kunnen binnendringen.
- Luchtwegen.
- Maag-darm kanaal.
- Urinewegen.
- Beschadigde huid.
- Wondjes.
- Slijmvliezen.
- Placenta.
- Bloedbaan.
14. Of iemand gevoelig is voor een infecties is afhankelijk van 2 dingen, welke?

,  Aanleg en afweer.


15. Wat wordt er bedoeld met intramuraal? En met extramuraal?
 Intramuraal = binnen een zorginstelling. Extramuraal = thuis.
16. Er zijn 10 groepen met een verminderde weerstand, welke en waarom?
 Baby’s = Immuunsysteem is nog niet helemaal ontwikkeld.
 Zwangeren = Door de verhoogde stofwisseling die veel van het lichaam
vraagt.
 Kraamvrouwen = Door contact met bloed uit de baarmoeder.
 Ouderen = Door een verminderde weerstand.
 Mensen met ondervoeding of alcoholisten = Door te kort aan vitaminen
en mineralen.
 Mensen met obesitas = Door smetten, onderliggende pathologie of
diabetes.
 Mensen met aids of andere ziekten die het immuunsysteem aantasten
(leukemie).
 Mensen die behandeld worden tegen kanker.
 Mensen in bepaalde beroepen (kinderdagverblijf, gezondheidszorg).
 Mensen met brandwonden = Open verbinding via de huid tussen
omgeving en lichaam.
17. Wat is de definitie van BRMO?
 Bijzonder resistente micro-organismen.
18. Sommige bacteriën zijn resistent, wat wil dat zeggen?
 Die reageren niet op antibiotica.
19. Wat zijn antibiotica?
 Stoffen geproduceerd door micro-organismen die andere groepen
micro-organismen in hun groei remmen of stoppen.
20. Wat is de bekendste BRMO, wat is de definitie hiervan en hoe wordt die ook
wel genoemd?
 MRSA, Meticillineresistente Staphylococcus Aureus 
ziekenhuisbacterie.
21. Wat zijn drie andere BRMO’s?
 ESBL, VRE, CPE
22. Wat is ESBL?
 Extended-Spectrum-BetaLactamase. Is een enzym dat bepaalde
soorten antibiotica kan afbreken.
23. Wat is VRE?
 Vancomycineresistente Enterokokken. Enterokokken komen uit het
maag-darmkanaal en kunnen zich verspreiden door bijv. ongewassen
handen na een toiletbezoek op aanraken van de toiletbril. Wanneer de
bacterie niet meer reageert op de behandeling met antibiotica spreken
we van VRE.
24. Wat is CPE?
 Carbapenemase-producerende-enterobacteriën. Deze ziekteverwekker
neutraliseert de werking van antiobiotica.
25. Wanneer moet je altijd je handen wassen, noem 5 punten:
 Bij zichtbaar vuil aan de handen.
 Na snuiten van de neus, hoesten of niezen.
 Na toiletbezoek.
 Bij het Norovirus, deze is ongevoelig voor handalcohol.
 Bij infectie of contact met sporenvormende bacteriën.
26. Wanneer moet je altijd je handen desinfecteren, 5 contactmomenten:
 Voor aanraken van een patiënt.
 Voor schone/aseptische handelingen.
 Na risico op blootstelling van lichaamsvloeistoffen.
 Na aanraken van een patiënt.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mereltepas. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83637 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.21
  • (0)
  Add to cart