The summary is concise and concise, which is very pleasant. The sad thing is, however, that the sentence structure is often incorrect, which makes it difficult to understand some sentences.
Seller
Follow
liekelitjens
Reviews received
Content preview
Bestuursrecht deel 1: systeem/bevoegdheid/bevoegdheidsuitoefening/handhaving
1.2 fundamentele beginselen en uitgangspunten
Nederland is een democratische rechtstaat dit wil zeggen dat de Nederlandse overheid de
samenleving bestuurt volgens de eisen van een democratie, met zeggenschap voor de burgers. Met
een rechtstaat willen we zeggen dat de Nederlandse overheid gebonden is aan algemene en
specifieke rechtsnormen. De democratie uit zich doordat de burgers de volksvertegenwoordiging
kiest. Dit uit zich ook in de machtenscheiding. De uitvoerende macht is op decentraal niveau ook
weer onderverdeeld. De belangrijkste bestuursorganen zijn altijd verantwoording schuldig. Zo
moeten de ministers verantwoording afleggen aan het parlement art. 42 lid 2 Gw. Bestuursorganen
zijn verplicht tegenover burgers een zekere mate van openbaarheid te betrachten.
Legaliteitsbeginsel (wetmatigheidsbeginsel) houdt in dat het overheidsoptreden een grondslag in de
wet behoeft voor zover een bestuursorgaan de burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of
eigendom beperkt. Als het niet gebiedend of verbiedend is maar heeft feitelijk dezelfde werking dan
behoeft het ook een wettelijke grondslag. Ook bij positief is vaak wettelijke grondslag vereist zoals
art. 4:23 Awb.
Specialiteitsbeginsel, de overheid moet het algemeen belang behartigen. De bevoegdheden en de
rechten moeten specifiek worden omschreven en worden toegekend aan specifieke doeleinden. Het
uitgangspunt is dus dat het bestuur slecht doel gebonden specifieke bevoegdheden mag uitoefenen
die hem bij wettelijk voorschrift zijn toegekend. Uit art. 1:2 lid 2 Awb blijkt dat een bestuursorgaan
geen eigen belangen heeft. Verbod op detournement de pouvoir, art. 3:3 Awb het bestuursorgaan
gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die
bevoegdheid is verleend. Hieruit volgt ook weer dat er een speciaal doel moet zijn. In art. 3:4 lid 1
Awb kan worden beschouwd als een codificatie van het specialiteitsbeginsel. Is bepaald dat voor
zover bestuursorganen belangen mogen afwegen zij de rechtstreeks bij het besluit betrokken
belangen moeten afwegen.
Rechtszekerheidsbeginsel, de rechtszekerheid die de burgers tegenover de overheid kunnen claimen.
Dit beginsel is niet gecodificeerd. Onderverdeeld in het formele rechtszekerheidsbeginsel deze ziet
op een duidelijke begrenzing van de bestuursbevoegdheid en op ondubbelzinnigheid in de bepaling
van de rechtspositie van de burger. Het moet duidelijk zijn geformuleerd. Het materiele
rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat het geldende recht ook werkelijk toepassing vindt en voorts
dat besluiten in beginsel niet met terugwerkende kracht aan burgers mogen worden tegengeworpen.
Gelijkheidsbeginsel, gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden. art. 1 Gw iedereen moet gelijk
worden behandeld. Door art. 120 Gw is toetsing van wetten in formele zin aan de Gw en dus aan art.
1 Gw niet toegestaan. daarom wordt er door burgers veelvuldig beroep gedaan op
verdragsbepalingen inzake gelijkheid. Is niet in de Awb gecodificeerd. Het gelijkheidsbeginsel vergt
een consistent en doordacht bestuursbeleid. Een bestuursorgaan moet inzicht kunnen geven in de
beslissingscriteria die het in het algemeen bij de uitoefening van zijn bevoegdheid hanteert.
1.3 het algemeen deel en de bijzondere delen van het bestuursrecht
Het moet gaan over recht dat de relatie tussen bestuur en burger beheerst, en dat bestaat uit:
a. Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op die relatie in het algemeen.
, b. Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op bevoegdheden, rechten en plichten van
bestuur en burger op bijzondere terreinen.
c. Ongeschreven publiekrechtelijke regels en beginselen waaraan verdere normen voor de
verhouding tussen bestuur en burger kunnen worden ontleend.
Als een bestuurder een voetganger aanrijdt, dan geldt gewoon het privaatrecht, ook al gaat het om
een verhouding tussen burger en overheid.
We gaan alleen kijken naar het publiekrechtelijke, dat wil zeggen exclusieve, niet op grond van het
burgerlijke recht voor eenieder geldende bevoegdheden, rechten, aanspraken en plichten van
bestuur en burger. Een bevoegdheid is het geldig kunnen verrichten van bepaalde
rechtshandelingen, dat wil zeggen handelingen die op een bepaald rechtgevolg gericht zijn. Iemand
heeft een recht wanneer hij wel iets mag, wat een ander niet mag. Iemand heeft rechtens een
aanspraak als daar een met die aanspraak corresponderende verplichting van een of meer anderen
tegenover staat. Een plicht houdt in dat iemand een bepaalde handeling moet verrichten of nalaten.
Er staan ook veel publiekrechtelijke bevoegdheden van burgers in de wet, zoals bezwaar en beroep
maken.
Tot het bestuursrecht rekenen we:
a. De rechtsregels en rechtsbeginselen die gelden voor niet door het privaatrecht geregelde
verhoudingen tussen bestuursorganen en burgers en die betrekking hebben op de
publiekrechtelijke bevoegdheden, rechten, aanspraken en plichten van de burger en van
bestuursorganen, met uitzondering van de formele wetgever en de rechterlijke macht.
b. De ongeschreven publiekrechtelijke regels en beginselen die in acht moeten worden
genomen bij de publieke taakvervulling door bestuursorganen, met uitzondering van de
formele wetgever en de rechterlijke macht.
c. Het procesrecht dat geldt voor de behandeling van bestuursrechtelijke geschillen door met
rechtspraak belaste onafhankelijke organen.
Art. 107 Gw de wet stelt algemene regels van bestuursrecht vast.
1.4 de Awb
Hoe Awb in elkaar zit P57 boek. De Awb heeft een gelaagde structuur van algemeen naar bijzonder.
Doelstellingen Awb:
a. Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving
b. Het systematiseren en, waar mogelijk, vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving.
c. Het codificeren van ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben
afgetekend.
d. Het treffen van algemene voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard
niet voor regeling in een bijzondere wet lenen.
Dwingend recht: er zijn regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht behoren te
gelden.
Regelend recht: voor normale gevallen de meeste geschikte regels, er staat dan vaak tenzij bij
wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Aanvullend recht: als de bijzondere regelgever niks heeft bepaald dat deze regel gebruiken.
Facultatief recht: regeling alleen van toepassing als daartoe uitdrukkelijk wordt besloten.
,Het publiekrecht mengt zit met het privaatrecht door doorwerking.
H3 verlenging van een publiekrechtelijke bestuursbevoegdheid
3.1 inleiding
Het verschil tussen attributie en delegatie is dat bij attributie een bevoegdheid in het leven wordt
geroepen, terwijl delegatie het overdragen inhoudt van een al bestaande bevoegdheid op eigen
naam en onder eigen verantwoordelijkheid. Bij mandaat levert het geen eigen bevoegdheid op.
3.2 grondslag voor een publiekrechtelijke bestuursbevoegdheid
Een publiekrechtelijke bevoegdheid wordt in beginsel aan een bestuursorgaan toegekend bij
wettelijk voorschrift. Soms staat het er met hele duidelijke woorden, maar soms ook niet. Verboden
is zonder vergunning van een daarbij aangewezen bestuursorgaan. Hieruit kun je ook halen dat er
attributie is verleend aan een bestuursorgaan.
In uitzonderlijke gevallen kan een bestuursorgaan zich beroepen op ongeschreven rechtsgrondslag,
ook al is dit in strijd met het legaliteitsbeginsel. Ook kan er van worden afweken als het sprake is van
noodrecht, bv bij natuurrampen, oorlogen.
3.3 attributie
Attributie is het scheppen van een nieuwe bevoegdheid. Dient op een wettelijk voorschrift gebaseerd
te zijn. Dit kan een wet in formele zin zijn, maar ook een lagere regeling zoals een APV. Zo attribueert
de gemeente vaak dingen aan de gemeenteraad, of de provincies aan de provinciale staten. Hun zijn
nog altijd verantwoording schuldig aan de provincies/ gemeentes. Bevoegdheden kunnen ook
geattribueerd worden aan zelfstandige bestuursorganen. Zij hoeven geen verantwoording af te aan
de organen van de Staat. Het komt soms voor dat een bestuursbevoegdheid wordt geattribueerd aan
ambtenaren. Dat het soms aan ambtenaren wordt gegeven heeft redenen:
a. Vanwege het grote aantal te nemen besluiten
b. Vanwege de voor het nemen van een beschikking vereiste vaktechnische deskundigheid
c. Vanwege praktische noodzaak om terstond op te kunnen treden.
De ambtenaar wordt door deze bevoegdheid een a-orgaan. Dan heeft hij enerzijds een eigen
bevoegdheid en anderzijds is hij ondergeschikt. Schema P139.
3.4 delegatie
Delegatie is het door een orgaan overdragen van een al bestaande, aan de delegans toekomende
bevoegdheid aan een ander die deze bevoegdheid op eigen naam en onder eigen
verantwoordelijkheid gaat uitoefenen art. 10:13 Awb. Degene die de overgedragen bevoegdheid
gaat uitoefenen, voor die uitoefening een eigen juridische verantwoordelijkheid krijgt. Art. 10:17
degene die het weggeeft verliest zijn bevoegdheid. Art. 10:18 kan hij de delegatie altijd intrekken. Hij
is dus wel nog altijd verantwoordelijk waarom hij het gedelegeerd heeft. Hij mag nog wel
beleidsregels met betrekking tot de gedelegeerde bevoegdheid vaststellen art. 4:81 lid 1 Awb. Hij
mag geen concrete of mondeling instructies geven art. 10:16 Awb.
Uit art. 10:15 is bepaalt dat delegatie slechts is toegestaan indien in de bevoegdheid daartoe bij
wettelijke voorschrift is voorzien bv art. 156 Gw. Art. 10:14 bepaalt dat delegatie niet mag aan
ondergeschikten. Als er kan worden gedelegeerd, rest de vraag of ook daadwerkelijk van die
mogelijkheid gebruik is gemaakt. Dat blijkt uit het delegatiebesluit, dit uit zich meestal in een
, verordening of regeling. Je kunt iets ook gedeeltelijk delegeren bv tot een bedrag van 25.000 mag je
subsidies verlenen art. 10:19 Awb.
Intrekking gebeurt niet snel, eerst kijken ze of via beleidsregels art. 4:81 lid 1 kunt sturen.
Beleidsregels zijn algemene regels over de bevoegdheidsuitoefening waaraan het bestuursorgaan dat
de bevoegdheid uitoefent in beginsel gebonden is. art. 4:84 de beleidsregels mogen niet onevenredig
zijn. Als de delegans en delegataris beide beleidsregels hebben gemaakt gaat degene voor die de
delegatie heeft verleend de delegans gaat dan dus voor.
Van onder delegatie of sub delegatie spreken we als de delegataris een aan hem gedelegeerde
bevoegdheid overdraagt aan een ander orgaan dat die bevoegdheid op zijn beurt op eigen naam en
verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. Dit heeft ook een wettelijke grondslag nodig.
3.5 overdracht
Gaat om gevallen waarin een bestuursorgaan een aan een ander bestuursorgaan toekomende
bevoegdheid kan verplaatsten naar een doe hem aan te wijzen bestuursorgaan. Van delegatie is dan
geen sprake want, hij draagt immer geen hem zelf toekomende bevoegdheid over art. 10:20 Awb.
3.6 mandaat
Mandaat is het door een bestuursorgaan machtigen van een ander om een al bestaande aan de
mandaatgever toekomende, bevoegdheid op naam en onder juridische verantwoordelijkheid van dit
bestuursorgaan uit te oefenen art. 10:1 Awb. Kan ook beperkt blijven tot het onderteken van
besluiten art. 10:11 Awb. Vindt gewoonlijk plaats aan ondergeschikte. De mandaatgever blijft
verantwoordelijk. De hoofdregel van art. 10:3 lid 1 is dat er geen wettelijke grondslag voor nodig is er
verschuift namelijk een bevoegdheid. Maar mandaat is niet altijd toegestaan art. 10:3
uitzonderingen:
1. Het desbetreffende wettelijke voorschrift kan een verbod van mandatering inhouden.
Bijvoorbeeld art. 177 Gemw.
2. De aard van de bevoegdheid kan zich tegen mandaatverlening verzetten. Bijvoorbeeld als
bevoegdheden te ingrijpend zijn. Ook moet het in de sfeer van de normale
bevoegdheidsuitoefening van de gemandateerde liggen. Naarmate een bevoegdheid
ingrijpender is, zal deze aan een hogere ambtenaar moeten worden gemandateerd.
In de rest van de leden staan nog meer uitzonderingen. In het tweede lid van art. 10:3 is aangegeven
in welke gevallen de aard van de bevoegdheid zich in ieder geval tegen mandaatverlening verzet.
Onder a tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften. En onder b besluiten die met
meerderheid genomen moeten worden. ook is het volgens het derde lid ontoelaatbaar dat degene
die het besluit op bezwaar in mandaat neemt, dezelfde persoon is als degene die het primaire besluit
in mandaat heeft genomen.
Of mandaat echt is verleend zie je in het mandaatbesluit. Een mandaatbesluit strekt ertoe dat de
gemandeerde zich tegenover de burger kan gedragen als vertegenwoordiger van de mandaatgever.
Uit art. 10:5 lid 2 blijkt dat het verlenen van een algemeen mandaat schriftelijk moet geschieden.
Zo’n mandaat moet vervolgens volgens de regels van art. 3:42 worden bekendgemaakt om in
werking te kunnen treden. Een mandaat kan ook voor een bepaald geval worden verleend dan is er
geen mandaatbesluit vereist, tenzij het aan iemand is die niet ondergeschikt is.
Art. 10:4 lid 1 Awb mandaat aan niet ondergeschikte. De niet ondergeschikte moet dan wel
toestemming geven. Dit moet altijd bij een mandaatbesluit worden verleend art. 10:5 lid 2.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekelitjens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.45. You're not tied to anything after your purchase.