Anatomie & Fysiologie
Hoofdstuk 7 – Spijsverteringsstelsel
Functie: het voedsel verteren het voedsel zodanig bewerken dat de voedingsstoffen die in het voedsel zitten
in het bloed kunnen worden opgenomen
- Zorgt ervoor dat stoffen uit het uitwendige milieu zonder problemen naar het inwendige milieu gebracht
kunnen worden
Voedingsstoffen Functie(s) voor het lichaam
Koolhydraten (suikers) Brandstoffen + in mindere mate bouwstoffen
Lipiden (vetten) Bouwstoffen + brandstoffen; isolatie, oplosmiddel voor bepaalde
vitaminen
Proteïnen (eiwitten) Bouwstoffen en hulpstoffen + in noodgevallen brandstoffen
Mineralen (zouten en sporenelementen) Bouwstoffen en hulpstoffen
Vitaminen Hulpstoffen
Water Oplosmiddel, transportmedium, warmtebuffer, steunstof,
vulmiddel
Organische moleculen: alle stoffen die gemaakt zijn in of door levende organismen
Anorganische moleculen: oorsprong in de niet-levende natuur
Koolhydraten:
- Belangrijkste energieleveranciers van de cellen
- Koolstof : water = 1:1
- Gebruikt voor de aanmaak van belangrijke organische verbindingen DNA en RNA
- Monosachariden kleine moleculen die via de poriën in de celmembraan gemakkelijk de cel in
diffunderen
o Glucose, fructose, galactose
- Disachariden worden in het spijsverteringskanaal gesplitst in de monosachariden waaruit ze bestaan
o Maltose, lactose/melksuiker, sacharose
- Polysachariden in het spijsverteringskanaal worden glycogeen en zetmeel omgezet in glucose
o Zetmeel, glycogeen, cellulose
o Glycogeen wordt in de lever en de skeletspieren gevormd en dient als glucoseopslag
- Afbraak van disachariden en polysachariden gebeurt mechanisch en chemisch
o Mechanisch kauwen
o Chemisch moleculaire structuur verandert onder invloed van enzymen
Worden door spijsverteringsklieren aan het darmkanaal afgegeven
o Amylase knipt de zetmeelketen in disachariden
o Maltase splitst de maltosemoleculen in twee glucosemoleculen
o Lactase splitst lactose in glucose en galactose
o Sacharase splitst sacharose in glucose en fructose
Lipiden:
- Niet in water oplosbaar
- Cellen verbranden bij voorkeur glucose, omdat het een schonere verbranding is en omdat er minder
zuurstof bij nodig is
- Brandstof, energiereserve (vetweefsel), bouwstof (celmembranen), oplosmiddel voor bepaalde
vitaminen en elektrische isolatie rondom de zenuwceluitlopers
- Triglyceriden, fosfolipiden en steroïden
o Verzadigde vetzuren enkele bindingen
o Onverzadigde vetzuren dubbele bindingen tussendoor
Enkelvoudig 1 dubbele binding
Meervoudig meerdere dubbele bindingen
- Verzadigde vetten kamertemperatuur gestold
- Onverzadigde vetten kamertemperatuur vloeibaar oliën
- Steroïden = vetachtige stoffen die in tegenstelling tot de andere twee soorten lipiden een ringstructuur
hebben
o Cholesterol belangrijk bestanddeel van celmembranen
- Afbraak: in het spijsverteringskanaal afgebroken tot glycerol en vetzuren
, o Lipase splitst de vetzuren van glycerol
- Kleine vetzuren kunnen via de darmwand direct in de bloedcapillairen worden opgenomen
- Grotere vetzuren en glycerolmoleculen zijn te groot om de bloedcapillairwand te passeren worden
via de darmwand in het lymfecapillairnetwerk opgenomen en komen via het lymfevatenstelsel in het
bloed terecht
Eiwitten:
- Kunt geen reserve-eiwitten in je lichaam opslaan
- Functies
o Bouwstof in celmembranen, collageen en de matrix van steunweefsel
o Enzymen
o Transport transporteiwitten in de celmembraan vervoeren stoffen in en uit de cel en
plasmaeiwitten transporteren veel stoffen in het bloed
o Signaalwerking receptoreiwitten
o Spierwerking samentrekking van de spieren gebeurt door het in elkaar schuiven van de
eiwitten actine en myosine
o Afweer antistoffen
o Hormonale werking
o Bloedstolling
o Werking zenuwstelsel overdracht van impulsen loopt via neurotransmitters en
neuroreceptoren, en dat zijn vooral eiwitten
o Kunnen in noodgevallen als energiebron fungeren, als er geen glucose of vetten meer
beschikbaar zijn
- Ketens van aan elkaar gekoppelde aminozuren
- Peptidebinding = de koppeling tussen twee aminozuren
- Niet-essentiële aminozuren = de aminozuren die het lichaam zelf kan maken
- Essentiële aminozuren = binnenkrijgen door voedsel
- Afbraak door proteasen
o Dipeptidase, pepsine, trypsine
o Bij eiwitvertering worden de peptidebindingen verbroken
o Aminozuren die door afbraak ontstaan, kunnen via de darmwand in de bloedbaan worden
opgenomen
Functie spijsverteringskanaal:
- Opname van voedsel uit het uitwendige milieu eten en drinken
- Mechanische verkleining en menging van het voedsel kauwen en kneden
- Chemische bewerking door enzymen vertering
- Vervoer van voedsel door het spijsverteringskanaal peristaltiek
- Overdracht van de voedingsstoffen aan het bloed resorptie
- Uitscheiding van onverteerde en onverteerbare stoffen ontlasting
Spijsverteringskanaal:
- Holle verbinding tussen mondholte en anus
- Lumen behoort tot uitwendige milieu
- Wand is bekleed met epitheel
- Mondholte, keelholte, slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm
- Speekselklieren, alvleesklier, lever en galblaas staan in verbinding met het spijsverteringskanaal
ondersteunen de spijsvertering
Bouw van de wand:
- Van binnen naar buiten mucosa, submucosa, muscularis en serosa
- Muscosa (slijmvlies): epitheellaag die aan het lumen grenst
- Tussen epitheelcellen zitten veel slijmproducerende cellen en er zijn kliercellen en/of afvoerbuizen van
klieren die spijsverteringssappen afscheiden
- Slijm dient als glijmiddel voor het voedseltransport en beschermt de wand bovendien tegen de
chemische inwerking van de spijsverteringssappen
- Lamina propria mucosae = onderliggende laag losmazig bindweefsel bij het slijmvlies
- Muscularis mucosae grenst aan lamina propria mucosae dun laagje glad spierweefsel
- Contracties van de gladde spieren ondersteunen de afgifte van klierproducten aan het lumen
, - Submucosa = relatief dikke bindweefsellaag met bloedvaten, lymfevaten, lymfatisch weefsel en
zenuwen grotere klieren van mucosa liggen hierin
- Muscularis = het spiergedeelte van de wand
o Bestaat uit glad spierweefsel en is verdeeld in een binnenste laag kringspieren en daaronder
een laag lengtespieren
o Kringspieren samentrekken lumen wordt dichtgeknepen
o Contractie van de lengtespieren betreffende stukje darm wordt korter
o Beide bewegingen kort na elkaar resulteren in peristaltiek golfbeweging van de darmwand
voedselbrok wordt steeds een stukje verder door het spijsverteringskanaal geduwd
- Serosa = het viscerale blad van het buikvlies niet aanwezig rond de slokdarm
o Dun, glad vlies, bestaande uit mesotheel op een basaalmembraan
Mondholte:
- Bekleed met slijmvlies, bestaande uit meerlagig niet-verhoornend plaveiselepitheel
- Dak van mondholte = palatum (gehemelte) + bovenkaak met de gebitselementen
- Palatum durum (harde gehemelte) = voorste deel is hard en bevat botweefsel dat tot de bovenkaak
behoort
- Palatum molle verder naar achter en is zacht bestaat voornamelijk uit spierweefsel
o Loopt naar achter en eindigt in de uvula (huig)
- Achterste rand van het zachte gehemelte loopt met een plooi langs de zijkanten omlaag tot in de
mondbodem achterste gehemeltebogen
o Hiervoor aan beide kanten nog een plooi voorste gehemeltebogen
- Tonsillen zitten tussen voorste en achterste gehemelteboog aan beide kanten
- Zijkanten van mondholte worden gevormd door de wangen, die naar voren toe uitlopen in de labia
(lippen)
- Lippen en wangen bestaan uit dwarsgestreepte spieren
- Lippen uitgebreide doorbloeding + zijn bedekt met een dunne laag verhoornend plaveiselepitheel,
zonder slijmcellen laag vormt overgang tussen huid en slijmvlies in de mond
- Elke lip heeft aan de binnenkant een lipteugel mediaal vlies dat de lip met het tandvlees verbindt
- Mondbodem onderkaak + mondbodemspieren spieren van tongbeen, tongbasis en uitlopers van
halsspieren
Tong (lingua):
- Dwarsgestreepte spier met een grote beweeglijkheid
- Tongriem = dunne slijmvliesplooi tussen de tong en de mondbodem speelt een rol bij de
tongbewegingen
- Zit aan de achterkant vast aan het os hyoideum (tongbeen)
- Op de tongbasis achter in de mond ligt de tongamandel lymfatisch weefsel dat deel uitmaakt van de
waldeyerring
- Tongslijmvlies = een dikke laag niet-verhoornend plaveiselepitheel
o Ruw, soms bultig oppervlak en bevat een groot aantal smaakpapillen
Bevatten de smaaksensoren
- Onderzoekt het voedsel dmv tast-, temperatuur- en smaaksensoren
- Functies: kauwen en vermengen met speeksel, inslikken, spreken, reinigen van het gebit (doordat hij
telkens speeksel tussen de gebitselementen door perst), erotische functie
Speekselklieren:
- Trosvormig
- Glandula parotidea (oorspeekselklier)
o Beiderzijds aan de buitenkant van de onderkaak, onder het kaakgewricht, voor het oor langs
o Vrij lange afvoergang
- Glandula submandibularis (onderkaakspeekselklier)
o Aan de binnenkant van de onderkaak, ter hoogte van de verstandskies, aan beide kanten
o Vrij lange afvoergang
- Glandula sublingualis (ondertongspeekselklieren)
o Iets hoger in de mondbodem
o In het verlengde van de glandula submandibularis
Speeksel:
, - ½ L per dag
- Sereus (waterig) of mukeus (slijmerig)
- Sereus voedsel droog, scherp, bitter, zoet of zuur
- Mukeus taaie, harde voedseldelen
- Oorspeekselklieren scheiden sereus speeksel af
- Onderkaakspeekselklieren en ondertongspeekselklieren gemengd sereus-mukeus speeksel
- Kleurloze, heldere vloeistof, die behalve veel water en slijm het enzym ptyaline (speekselamylase)
bevat
o Splitst een deel van de polysachariden in maltose en glucose
- pH 6,7-7,5
- Ondersteunt de afweer van het lichaam doordat de mondholte door de voortdurende speekselvloed
steeds wordt gespoeld
o Slikt vloeistof in, waardoor eventuele ziekteverwekkers en bacteriën uit de mondholte
verwijderd worden worden door het maagzuur onschadelijk gemaakt
- Bevat globuline (IgA), leukocyten en lysozym remmen de bacteriegroei in de mondholte
- Hogere of lagere secretie komt reflexmatig tot stand, onder invloed van het vegetatieve zenuwstelsel
- Verminderde speekselafscheiding kan optreden bij gevoelens van spanning
Slikken:
- Willekeurige en onwillekeurige fase
- Willekeurig begint met het sluiten van de mond
- Slikreflex: start op het moment dat de spijsbrok de achterste gehemeltebogen en de keelwand aanraakt
o Onwillekeurige fase van het slikken
- Figuur 7.11 blz 174!!
- Tegenovergestelde van slikreflex is kokhalsreflex
o Treedt op wanneer de keelwand ruw geprikkeld wordt, bv door iets scherps als een visgraat
o Kokhalzen voedsel van keelholte terug naar mondholte
- Verslikken = wanneer er per ongeluk voedsel in het strottenhoofd of in de luchtpijp terechtkomt
o Treedt op doordat je juist niet slikt
o Kan gebeuren doordat voedsel ingeademd wordt of doordat er tijdens het eten gepraat of
gelachen wordt toegang tot luchtpijp niet afgesloten
o Gevolg is hevig hoesten via de hoestreflex, waarbij het lichaam tracht via hoge luchtdruk het
voorwerp uit de luchtpijp te verwijderen
Keelholte:
- Buisvormige ruimte vanaf de neusholte tot aan het strottenhoofd en de slokdarm
- Doorgang voor voedsel en lucht
- Van boven naar beneden
o Nasopharynx neus-keelholte
Achter de neusholte
Staat in dienst van de ademhaling
Adenoïd (neusamandel) en aan weerszijden uitmonding van buis van Eustachius
o Oropharynx mond-keelholte
Ter hoogte van de mondholte achter de achterste gehemeltebogen met de tonsillen
Gemeenschappelijke ruimte voor ademhaling en voedseltransport
o Laryngopharynx strottenhoofd-keelholte
Deel tot aan strottenhoofd en slokdarm
- Wand bestaat uit niet-verhoornend meerlagig plaveiselepitheel met daaronder dwarsgestreepte spieren
- Keelwandspieren horizontaal verloop bij samentrekking knijpen ze de keelholte dicht
- Verticaal verlopende spieren opwaartse beweging van het strottenhoofd tijdens het slikken
- Functie voor spijsvertering: laten passeren van de voedselbrok naar de slokdarm
Slokdarm:
- Gespierde buis
- Verbindt keelholte met de maag
- Begin: tussen strottenhoofd en C5
- Volgende deel: tussen luchtpijp en wervelkolom
- Drie vernauwingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller silkezonjee1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.63. You're not tied to anything after your purchase.