1. Theoretische benaderingen van Europese integratie:
Voordat we beginnen met de werkelijke geschiedenis enkele theorieën over integratie.
Toen de integratie voor het eerst opkwam probeerde men te begrijpen hoe het kwam dat
landen iets supranationaal wouden creëren. Hierdoor ontstonden er scholen die deze
integratie op een andere manier verklaarde. Er waren 2 heel grote scholen. Beide van deze
theorie kijken naar de europese integratie op een andere manier en geven dus een andere
kijk op de geschiedenis van EU. De ene focust bijvoorbeeld voornamelijk op individuele
personen, de andere op staten. Bij het bekijken van de europese geschiedenis moet men
een selectie maken (men kan nooit alles uitleggen. Hierbij helpen deze scholen om te kijken
naar het belangrijke. Deze theorieën spreken elkaar tegen en kunnen elkaar ook aanvullen
Theorieën tussen WO1 en 2:
De eerste, meer abstracte modellen dateren dus van voor de start van de europese
integratie:
- Uitgangspunt was telkens hetzelfde:
o In europa wordt er altijd oorlog gemaakt, als we dit willen vermijden moeten
we ons op een andere manier organiseren in dit kader kwamen er een
aantal ideeën
o Deze theorieën probeerde niet de integratie te verklaren, want deze was er
nog niet, maar waren eerder theorieën die vertelden wat er in de toekomst
zou moeten komen van europese integratie om de problematieken op te
lossen.
1) Federalisme
- Nationale staten zijn niet meer in staat om veiligheid en welvaart te waarborgen
- Om dit te vermijden moeten we een Europese Unie oprichten (alle landen apart
moeten OPGAAN in 1 groot Europees project) in de vorm van een federaal gezag
dat boven de lidstaten staat
- Kritiek: dit zal het probleem van oorlog niet oplossen. Deze critici gaven 2 belangrijke
argumenten voor het ongeloof in een Europese federatie
o Het zal niet werken omdat de afstand tussen het volk en de regeerders te
groot zal zijn
o Wanneer er een krachtig Europees gezag is verlegd men het probleem
gewoon, want dan gaat de EU misschien oorlog voeren met andere grote
blokken
2) Functionalisme
- Traditionele staten zijn niet meer functioneel (= zelfde vaststelling)
1
, - We moeten dit niet politiek oplossen door een nieuwe staat te creëren MAAR men
moest kijken hoe de menselijke noden best gediend moesten worden
- Om welvaart na te streven moet er worden samengewerkt, maar dit moet heel
functioneel worden aangepakt
o We moeten kijken welke politieke problemen het best op welk niveau worden
opgelost
VB: Problematiek van spoorwegen moet continentaal gebeuren
VB: Probleem van scheepvaart moet intercontinentaal worden
opgelost
VB: Problemen omtrent luchtvaart moeten mondiaal opgelost worden
- Elk probleem heeft een eigen structuur waar deze het best zou worden opgelost. Een
europese samenwerking kon gezien worden als 1 van deze structuren.
3) Transactionalisme, pluralisme
- Mensen identificeren zich aan een land en zijn hier gehecht aan en dit kan niet
vermeden worden zoals de 2 andere theorieën geloven
- MAAR landen kunnen wel vanuit hun eigenheid vaststellen dat het soms nuttig is om
samen te werken
o Belangrijk is te zien dat er dus kan samenwerkt worden, maar dat dit altijd op
vrijwillige basis van de staten moet gebeuren. Intergouvernementeel en dus
niet supranationaal
- Er komen internationale organisaties waar landen op vrijwillige basis samenwerken
Theorieën die de feitelijke Europese integratie vanaf jaren 50 trachten te
verklaren:
Na WO2 komt er de EGKS als eerste supranationale organisatie in Europa, deze theorien
proberen dus de werkelijke Europese integratie te verklaren.
1) Neo-functionalisme (spillover)
- Bouwt verder op functionalisme
o Deze theorie vertrekt vanuit dezelfde premissen, namelijk dat het interessant
is om politieke problemen op een functionele manier in bepaalde structuren
te organiseren. Maar het grote verschil is dat na deze functionele
samenwerking zich een dynamiek van spillover ontwikkelt die juist het
tegenovergestelde van functionalisme is
- Logica van europese politiek:
o Je begint europese integratie in een domeoin waar dit heel functioneel is (=
bvb kolen en staal en dus economie)
o Dan komt er een dynamiek die ervoor zorgt dat het onvermijdelijk is dat meer
en meer zaken via dit proces worden opgelost (= een sneeuwbal)
o Dit is dus volledig tegenovergestelde van functionalist die gelooft dat elk
politiek domein zo functioneel mogelijk georganiseerd zal worden
2
, - Hoe verloopt de Europese integratie volgens de neo-functionalist?
o Integratie begint dus in een onbelangrijk poltiiek domein (= low politics)
o Hiervoor heeft men dan een hogere autoriteit nodig (=supranationaal)
o Vanaf dat deze autoriteit bestaat komt er een druk naar andere sectoren,
men begint in te zien dat het wel nuttig is om ook andere domeinen samen te
gaan beheren (= een soort verstrengeling)
o Hiervoor is meer personeel & instellingen nodig op het niveau van deze
hogere autoriteit (in ons geval EU) (=uitbreiding)
o Ook belangenorganisaties gaan beseffen dat hier belangrijke beslissingen
genomen worden en gaan zich dus ook op dit domein organiseren
o Geleidelijk ontstaat zo een europese politiek, en krijgt men vrede op langeren
termijn
Belangrijk hierbij is dat men zich onderscheid van de federalisten door
dit hele gebeuren te zien als een proces, er komt dus niet van de een
op de andere dag een federale staat
- Heel belangrijk binnen deze theorie is de notie van het spillover-effect:
o The notion that integration between states in one economic sector will create
strong incentives for integration in further sectors, in order to fully capture
the perks of integration in the sector in which it started.
- Beperkingen van deze theorie:
o We zien dat de stelling van spillover vaak correct is, maar niet altijd
o Er zijn ook domeinen/sectoren waar verdere integratie logisch lijkt maar waar
dit niet gebeurt
o Hierbij geeft intergouvernementalisme een andere kijk die deze fenomen wel
kan verklaren
2) Intergouvernementalisme
- Deze visie kwam tot stand als kritiek op het neofunctionalisme
o Kijk beperkingen van deze theorie hierboven
o VB: Het was logisch om een gemeenschappelijk asielbeleid in te voeren (om
de migratie in de interne markt te controleren)
- Deze visie gelooft sterk in de premisse dat het uiteindelijk altijd de lidstaten zijn die
beslissen of verdere integratie voordelig is voor hun of niet
o Of er dus verdere integratie komt of niet hangt af van het voordeel dat
bepaalde lidstaten zien in deze samenwerking
o Het is dus alles behalve een automatische integratie, en de europese
integratie kent geen eigen dynamiek
o Het is dus van essentieel belang om naar de verhoudingen tussen
verschillende lidstaten te kijken om de integratie te kunnen begrijpen
- MAAR bevoegdheden die ooit naar EU zijn gegaan zijn in werkelijkheid nooit meer
teruggegaan naar de lidstaten
o Dit is iets dat niet via het intergouvernementalisme begrepen kan worden (er
is dus blijkbaar toch een eigen dynamiek) en dus de voornaamste kritiek
3
, - Deze 2 totaal tegengestelde visies verklaren allebei een eigen deel van de europese
integratie, maar zijn allebei niet volledig!
- Theorien die hierna zullen ontstaan zijn van minder groot belang en zullen
voornamelijk de zwakheden van de vorige aanduiden.
2.Europa na WO II
Europese integratie gaat echt van start bij oprichting van EGKS, maar hiervoor waren er nog
een aantal organisaties die allemaal gefaalt hebben in hun ambitie (het bestendigen van
samenwerking binnen EU). We bekijken hier eerst 3 gefaalde organisaties. De lessen die we
hieruit trekken verklaren waarom de EGKS zo ingevuld was als die was.
1) O.E.E.S.
- Schetsing van context na-oorlogse periode
o We zien dat in sommige kringen gedroomt werd van een europese federatie.
Dit kwam echter niet overeen met de politieke situatie. Landen hadden
eindelijk hun soevereiniteit teruggewonnen na de oorlog en waren dus niet
bereid om deze terug af te geven
o Economische situatie was in deze periode zeer slecht
o Verder zien we ook de werkelijke 2-deling tussen communistische en
kapitalistische landen tot stand komen.
Ook in de kapitalistische landen waren er communistische partijen die
het goed deden.
o Europa zat met een structureel dollar-tekort. Voor de heropleving van de
economie was het nodig om dit tekort weg te werken. Voor de heropbouw
van het productie-apparaat moest er dus hulp gezocht worden bij Amerika.
- Situatie in Amerika:
o In eerste instantie isolationisme
o We zien al vrij snel dat de positie die Amerika innam veranderde door
politieke en economische redenen. Deze zullen leiden tot het befaamde
Marshall-Plan
- Politieke redenen voor steun Europa
o Vanwege de 2-deling die hierboven geschetst werd en dus de werkelijke
schrik voor het communisme was men bereid af te stappen van het
isolationisme. Men wou namelijk niet dat Europa volledig overspoelt zou
worden door het communisme
o Zo komt er onder president Truman de befaamde Truman-doctrine
Amerikanen engageerde zich om in te grijpen op het europese
continent wanneer de sovjets aan gebiedsuitbreiding deden
Hier werd het duidelijk dat deze politieke legitimering gebruikt zou
worden voor economische steun aan Europa
o Zo ontstaat dus uiteindelijk het Marshall-plan
Economische hulp was van essentieel belang om de Europese landen
terug sterk te maken zodat zij zich zouden kunnen afzetten tegen het
communisme.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maartendemoor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.