100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Pathologie 3 $5.90
Add to cart

Summary

Samenvatting Pathologie 3

 75 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het vak Pathologie 3, van het derde jaar

Preview 4 out of 61  pages

  • December 21, 2020
  • 61
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Ziekten van het endocrien stelsel
Herhaling anatomie & fysiologie
Homeostase = instandhouden van stabiel intern milieu
Negatieve terugkoppeling = uiteindelijk effect is tegengesteld aan wat oorspronkelijk was
bedoeld -> bv. calciummetabolisme
Positieve terugkoppeling = effect zal de oorspronkelijke prikkel versterken

Homeostase handhaven -> cellen moeten communiceren:
- Neurotransmissie
- Cytokines
- Hormonaal stelsel

2 soorten klieren:
- Exocriene klieren
= zullen secreties afgeven aan epitheel (darm, baarmoeder)
- Endocriene klieren
= geven stoffen af aan extracellulaire vloeistof -> daarna meegenomen met
bloedstroom

Belangrijkste endocriene organen:
 Hypothalamus en hypofyse
 Schildklier en bijschildklier
 Bijnier
 Pancreas

3 groepen hormonen:
- Aminozuurderivaten (bv. schildklierhormoon = thyroxine  afgeleid van tyrosine)
- Peptidehormonen (insuline)
- Steroïden (cortisone)

Werking hormonen:
Binding hormoon op specifieke receptor -> G-proteïne wordt geactiveerd (in celmembraam)
-> aanmaak van cyclisch AMP -> kan bepaalde reactie in gang zetten -> daarna cAMP weer
omgezet tot ATP

Soms intracellulaire receptor (indien hormoon vlot kan diffunderen) -> steroïden, thyroxine
is voldoende lipofiel, geen peptiden

Thyroxine:
- Invloed op mitochondriën -> sneller ATP produceren
- In kern zorgen dat mRNA sneller wordt overgeschreven -> versnelde enzymproductie

Hormonen afgegeven door endocriene organen
 cellen die hormonen afgeven zijn omringd door capillairen
 hormoon snel in bloedsomloop en snel in lichaam verdeeld

,Regulering hormonale activiteit -> via terugkoppeling
Secretie hormoon wordt door bepaalde prikkels ingezet:
 Humoraal = via lichaamsvocht
Concentratie van stoffen in bloed meten -> aangepaste reactie veroorzaken
Bv. calciumconcentratie
 Hormonaal = via hormonen
Een hormoon zet andere cellen aan tot secreteren van ander hormoon
Bv. wat gebeurd in hypothalamus en hypofyse
 Neuraal = via neuronen
 via synaps
 neuron geeft hormoon rechtstreeks af in extracellulaire ruimte

Hypofyse en hypothalamus
Hypofyse = klein orgaan onder hypothalamus
 voorkwab en achterkwab

Hypothalamus: hormonen produceren en afgeven in bloed
 via poortader in adenohypofyse
 signaal aan endocriene cellen om ander hormoon te secreteren
Eerste hormoon => releasing hormone (zal alleen adenohypofyse stimuleren om ander
hormoon los te laten)

Schildklier en bijschildklier
Hypothalamus produceert TRH
 geeft in hypofyse aanleiding tot secretie van TSH
 zet schildklier aan tot productie van schildklierhormoon (thyroxine)
 vermindert TRH secretie door hypothalamus
 Negatieve terugkoppeling




Schildklier bestaat uit schildklierfollikels  gevuld met colloide
Rondom follikels haarvaten -> sterke bevloeiing
Colloide bevat opgeslagen schildklierhormoon
Bij stimulatie door TSH -> schildklierhormoon transporteren naar haarvaten

,Effecten schildklierhormoon:
- In mitochondriën zorgen voor verhoogde ATP productie
- In celkern zorgen dat er meer enzymes worden gevormd (betrokken bij glycolyse en
energieproductie)
 Verhoogd energiegebruik in de cel
= calorigene effect

Belangrijke invloed van schildklier op calciëmie:
- Rondom schildklierfollikels -> C-cellen -> productie en secretie van calcitonine
- Achteraan schildklier -> bijschildklieren of parathyroïden -> productie en secretie
parathormoon
Calcitonine  stimuleert calciumsecretie in nier + remt osteoclasten
 Verlaging calciumconcentratie in bloed
Parathormoon  zet nier aan om calcium in te houden + stimuleert osteoclasten
 Verhoging calciumconcentratie in bloed
+ cholecalciferol of vitamine D3  omgezet tot calcitriol
 verhoogde absorptie van calcium
(EN parathormoon stimuleert omzetting vit. D3 tot calcitriol)

Bijnieren
Bestaat uit schors en merg
- Bijnierschors produceert corticoïden (glucocorticoïden en mineralcorticoïden)
Glucocorticoïden -> cortisone
 vorming van glucose en glycogeen bevorderen
Langdurig gebruik: diabetes en spieratrofie
 remmen van ontsteking
- Bijniermerg produceert en secreteert adrenaline en noradrenaline
Activatie cellen bijniermerg:
1. Actiepotentiaal komt aan
2. Neurotransmitter wordt afgegeven
3. Postsynaptische cel wordt geactiveerd
4. Zorgen voor secretie van adrenaline
 hogere frequentie en contractie van hart
 vasoconstrictie in bloedvaten
 in lever, vet, spiercellen : glycogeen en vet afgebroken -> vorming van glucose
gestimuleerd

Pancreas
= alvleesklier
Endocrien + exocrien
Endocriene kliercellen => eilandjes van Langerhals (alfacellen en bètacellen)
 Gaan bloedsuiker regelen
Glycemie < 60 mg/dl => hypoglycemie (zweten, bleekheid, hoofdpijn, verward)
Glycemie > 200 mg/dl => hyperglycemie
 glucose zal in niertubuli water aantrekken -> verhoogde urineproductie
 negatieve vochtbalans en groter dorstgevoel
 op LT beschadiging van bloedvatwand, niertubuli, zenuwen, retina

, Alfacellen: produceren glucagon
 wordt gesecreteerd wanneer glucosespiegel in bloed te laag is
Effecten glucagon:
- Verhoogde afgifte glucose
- Gluconeogenese
- Afbraak glycogeen tot glucose
- Verhoogde afbraak vetten
- Proteolyse
 Zorgen dat bloedsuikerspiegel verhoogd

Bètacellen: produceren insuline
 wordt gesecreteerd wanneer glucosespiegel in bloed te hoog is
Effecten insuline:
- Toename van snelheid van glucosetransport naar intracellulair
- Toename van snelheid glucoseverbruik
- Vorming glycogeen
- Synthese vetten
- Synthese eiwitten
 Zorgen dat bloedsuikerspiegel verlaagd

Afgifte insuline en glucagon -> humoraal (concentratie aan glucose wordt door cellen
gevoeld)

Transport van glucose van extracellulair naar intracellulair:
- Via carriërs
- Via Na+ / glucose cotransporter = SGIT 1 en SGIT 2
- GLUT carriërs = gefaciliteerde diffusie
 GLUT 1: rode bloedcellen, endotheelcellen
 GLUT 2: lever
 GLUT 3: op neuronen
 GLUT 4: in vet- en spiercellen + insuline-dependent
->insuline-receptor gestimuleerd -> verhoging van aantal carriërs in spier-en
vetcelmembramen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittvanhaut. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.90  3x  sold
  • (0)
Add to cart
Added