100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Nederlandse taalkunde 1: basisbegrippen van zins- en woordbouw: lesnotities van alle lessen $10.72   Add to cart

Class notes

Nederlandse taalkunde 1: basisbegrippen van zins- en woordbouw: lesnotities van alle lessen

 85 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van alles wat we in de lessen hebben behandeld + verduidelijking + oefeningen

Preview 5 out of 149  pages

  • December 23, 2020
  • 149
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Reinhild vandekerckhove
  • All classes
avatar-seller
TO DO: LESSEN VAN OEFENINGEN DIE GEMAAKT ZIJN BEKIJKEN + MODELEXAMEN

INLEIDING
1. FOCUS: DE ZIN
Semantisch facet: betekenis, stand van zaken
Syntactisch facet (!!): structuur, combineren van woorden en woordgroepen tot (welgevormde) zinnen,
functie van zinsdelen
Pragmatisch facet: communicatieve functie van taal, taalhandelingen


SYNTAXIS = structuur- en functieleer:
Doorgronden van de STRUCTUUR van zinnen en de FUNCTIE van de delen waaruit de zin is opgebouwd
Niet los te koppelen van SEMANTIEK:
bepaling functie constituenten veronderstelt inzicht in betekenis:
Jan staat op het zachte tapijt.
Jan staat op een zachte behandeling.


Grammatica
= geheel van regels
 Taalgebruiker: inwendig, mentaal-cognitief systeem (elke taalgebruiker beheerst het
regelsysteem van zijn taal)
 Taalbeschrijver: inventaris van die regels, uitwendige taalbeschrijving, expliciteren van
de regels



2. BESCHRIJVING EN VOORSCHRIFT
Cf. intro over het nut van grammatica:
Wat maakt een zin grammaticaal en wat maakt haar ongrammaticaal?
>> prescriptief standpunt (bv. Bij leren vreemde taal)
>> descriptief standpunt


Invalshoek cursus: DESCRIPTIEF (beschrijvend)
 Doel: INZICHT verwerven in bouw van de zin en verhoudingen tussen de constituenten
 Notie grammaticaal-ongrammaticaal speelt hierbij wel degelijk een rol: +/-welgevormde
zin, +/- corresponderend met de regels van de grammatica
 Echter niet vanuit prescriptief standpunt (geen leerders- of schoolgrammatica)




1

,3. GRAMMATICA EN LEXICON
3.1. LEXICON
woorden = basisbouwstenen voor zinnen
mentaal lexicon = verzameling specifieke eigenschappen van woorden
--> lijst woorden
--> betekenis van die woorden
--> categorie waarin die woorden thuishoren (woordsoort)
--> vormeigenschappen (morfologie) van die woorden en combinatiemogelijkheden (valentie)

3.2. LEXICON EN GRAMMATICA


(a) Zinsbouw wordt mee gestuurd door woordbetekenis
(b) Lexicale kennis over eigenschappen van woorden wordt gebruikt om geslaagde
woordcombinaties te maken
 raakvlak lexicon-grammatica


VALENTIEPRINCIPE
*Hij snurkt veel zaken > Hij snurkt
*Hij verwenst > Hij verwenst zijn leraar wiskunde

3.3. WOORDSOORTEN
Woorden = losse elementen (lexicale items)
 maar: in categorieën en subcategorieën onder te brengen, op basis van
 hun combinatiemogelijkheden >> syntactisch perspectief
 hun vormkenmerken >> morfologisch
 hun betekeniskenmerken >> semantisch
 PAKKET: BEKNOPTE INTRODUCTIE TOT DE
WOORDSOORTEN = basiskennis! (pdf-file op BB)

4. SYNTAXIS EN SEMANTIEK
4.1. SYNTAXIS ALS STRUCTUURLEER
Syntaxis: de studie van de structuur van zinnen, van de verbinding en verbindbaarheid van woorden tot
welgevormde constituenten en constituenten tot welgevormde zinnen.
Zinsontleding: zichtbaar maken van de syntactische structuur


Zinnen en constituenten zijn HIËRARCHISCH opgebouwd:
Ik begroette de man met de pet.
De man met de pet begroette ik.
*Met de pet begroette ik de man
 Op zoek naar zinseenheden (‘wat hoort bij elkaar?’): ZINSDELEN en ZINSDEELSTUKKEN



2

,4.2. SEMANTIEK ALS BETEKENISLEER
Zinnen drukken een stand van zaken uit (in de werkelijkheid of in de verbeelding) = semantisch aspect
De zin is een syntactisch bouwsel dat verwijst naar een semantisch gegeven
Betekenis: conceptueel aspect (mentale voorstelling) + referentieel aspect (verwijzing naar gebeurtenis of
toestand binnen feitelijke of fictieve werkelijkheid)



4.3. REFEREREN EN PREDICEREB

= basisgegeven voor de bouw van zinnen: we verwijzen naar zaken in de buitentalige werkelijkheid (=
refereren) en we hebben er iets over te zeggen (= prediceren)
De baby slaapt
De baby is moe
De spin weeft een web
= predicaat

4.4. SEMANTISCHE EIGENSCHAPPEN DIE LICHT WERPEN OP DE STRUCTUUR
Verwevenheid van semantiek en syntaxis kan duidelijk geïllustreerd worden a.d.h.v. synonymie en
homonymie
Synonymie: verschillende vorm – dezelfde betekenis
Homonymie: dezelfde vorm – verschillende betekenis
Onderscheid
- tussen lexicale synonymie en syntactische synonymie
- tussen lexicale homonymie en syntactische homonymie
Synonymie:
De vorst verzwindt op zijn ros
De koning verdwijnt op zijn paard
 Lexicaal
Studenten verteren Nederlandse grammatica met moeite.
Nederlandse grammatica wordt door de studenten met moeite verteerd.
 Syntactisch synoniem


Homonymie
Ze staat voor de bank
 LEXICAAL
(cf. Ze bezorgde haar gegevens aan de bank: desambiguering door de context)


Wie zag de student in het professorenlokaal?
Hij werd voor het verhoor door de aanklager moed ingesproken.
Jan belooft niet te komen
 SYNTACTISCHE HOMONYMIE

3

,De hond is bezorgd.
 LEXICAAL en SYNTACTISCH HOMONIEM:
 Lexicaal: één vorm maar twee betekenissen
 Syntactisch: ‘bezorgd’ heeft verschillende functies: adjectief dat als gezegde (in enge zin) fungeert
versus voltooid deelwoord dat deel uitmaakt van de werkwoordgroep


PRAGMATISCHE aspecten van zinsbetekenis laten we buiten beschouwing:
Bv.: Kan dat raam daarboven open?




HOOFDSTUK 1: GRAMMATICA EN
BETEKENIS
De introductie tot de woordsoorten wordt als pdf-file op blackboard gezet. Hier meer summiere
weergave.  Advies: studeer de pdf-file!
De woordsoorten worden op drie manieren gekarakteriseerd:
 SEMANTISCH: naar betekenis
 SYNTACTISCH: zinscontext, combinatiemogelijkheden
 MORFOLOGISCH: vormkenmerken




HALF-
OPEN




4

, 1. OPEN WOORDSOORTEN
Woordsoorten die veranderlijk zijn, uitbreidbaar zijn.

1.1. ZELFSTANDIG NAAWOORD (SUBSTANTIEF, NOMEN)
SEM.: woorden voor mensen, dieren, zaken, concepten, stoffen
 Abstracte versus concrete zelfstandige naamwoorden:
Vgl. moed - boom
SYN.:
 Soortnamen kunnen voorafgegaan worden door een lidwoord, eigennamen doorgaans niet.
 Bepaalde zelfstandige naamwoorden laten zich niet combineren met exacte aanduiding vaneen
aantal
 telbare en ontelbare zelfstandige naamwoorden
 Drie genera in het Nederlands (vr, ml, onz) / de- vs het-woorden
MORF.:
 doorgaans meervoudsvorming mogelijk
 uitz.: noodzakelijk enkelvoudig of singulare tantum (bv.: gedoe, vee), noodzakelijk meervoudig
of plurale tantum (bv.: financiën, scrupules)
 doorgaans diminutiefvorming mogelijk: Jantje, vogeltje, kastje
Correlatie tussen semantische, syntactische eigenschap en morfologische eigenschap:
de niet-telbare zelfstandige naamwoorden (= semantisch) of de zelfstandige naamwoorden die zich niet
laten combineren met element dat een exact aantal uitdrukt (= syntactisch) kennen geen oppositie tussen
enkelvoud en meervoud (= morfologisch).
Bv.:
‘gedoe’:
*twee gedoe
*gedoes



1.2. HET BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (ADJECTIEF)
SEM.: Bijvoeglijke naamwoorden noemen eigenschappen en hoedanigheden:
 aanwezig, houten, sterk, mooi.
SYN.:
 attributief: een vindingrijke vrouw
 predicatief: die grammatica is nauwelijks verteerbaar.
 adverbiaal: hij werkt hard. ( andere woordsoort)
MORF.: buigingsvormen: droog:
droge
droger (comparatief of vergrotende trap)
droogst (superlatief of overtreffende trap)
of omschreven vorm: geërgerd – meer geërgerd



5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sdv1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.72  3x  sold
  • (0)
  Add to cart