Allereerst is de samenvatting van dit eerste hoorcollege als laatste geschreven (dus pas na het 13e
college). Alles wat je in hoorcollege 1 leest lijkt heel vaag en wazig, maar in de hoorcolleges hierna
wordt alles duidelijk. Als je verder komt in de stof, snap je de bedoeling van hoorcollege 1 voor een
groot deel ook (vooral qua vragen als ‘wat is wetenschap’ etc.). Je kunt jezelf overhoren door voor
het tentamen dit eerste hoorcollege te pakken en de ‘open vragen’ die gesteld worden te gaan
beantwoorden vanuit meerdere filosofische perspectieven. Als dat lukt, zit je gebakken.
Anyway, je kunt filosofie op veel verschillende manieren zien. Je kunt filosofie bijvoorbeeld zien als
conceptueel onderzoek. Hierbij kijk je wat er bedoeld wordt met een bepaalde term/cocept als
‘psyche’ of ‘leven’. Je kunt filosofie ook zien als een conceptuele verheldering. Hierbij ga je nog een
stap verder dan bij het conceptuele onderzoek. Je vraagt dus niet alleen wat iemand met zijn
concepten bedoelt, maar je kijkt ook naar de wetenschap om die concepten bij te stellen. Wellicht
levert de wetenschap kennis op die je niet krijgt door alleen die conceptuele analyse. Verder kun je
filosofie beschouwen als een geldigheidswetenschap. Je gebruikt in de wetenschap allerlei
fundamentele concepten (zoals causaliteit), en meestal doe je dat zonder stil te staan bij die
concepten. Zijn ze echter wel geldig? Dan kun je filosofie nog zien als perspectiefwisseling, wat
logisch is. Dit is meer filosofie op de middelbare school (wie dacht wat?). In een zoektocht naar de
waarheid kun je filosofie ook gebruiken. In het oude Griekenland liepen docenten rond (de
zogenaamde ‘sofisten’) die je leerde argumenten. Het ging hierbij niet zozeer om de waarheid, maar
om het overtuigen. Socrates was hier een fel tegenstander van, maar daarover later meer. Wellicht
zijn dit niet alle antwoorden. Wel is het handig om te zeggen dat filosofie dit allemaal is, omdat we
allemaal willen weten wat we bedoelen met onze concepten. We willen dat ze geldig zijn, en om daar
achter te komen moeten we soms een ander perspectief innemen, zodat we alles zo helder en
duidelijk mogelijk krijgen.
Wetenschapsfilosofie heeft te maken met een filosofische kijk op wat wetenschap is, doet en aan
kennis genereert. Dit wordt vanzelf duidelijk in komende colleges. Iedereen kan wel iets bedenken bij
het woord wetenschap, maar de precieze eigenschappen van wetenschap zijn toch wat lastiger.
Enorm veel mensen hebben daar vroeger aandacht besteed, en in de komende colleges zie je dan
ook verschillende filosofische posities t.o.v. van de wetenschapsvraag.
Psychologie heeft de status van wetenschap. Klopt dit echter wel? Het hoort bij de academische
vorming dat je een kritische houding in kan nemen ten opzichte van je eigen studie. Ook hier zijn de
meningen over verdeeld geweest in het verleden (over de vraag of psychologie wetenschap is).
Wetenschap zelf heeft het monopolie op kennisverwerving, en daarom speelt het een belangrijke rol
in de samenleving. Ook bij de vraag of dit wel terecht is wordt stilgestaan.
Wetenschapsfilosofie begon met kennisleer. Een ander woord voor kennisleer is epistemologie. Deze
woorden worden in deze samenvatting door elkaar gebruikt. De kennisleer stelt drie vragen, te
weten ‘wat is (zekere) kennis’, ‘hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen’ en ‘wat is de bron van
kennis’. Wat betreft deze kwesties zijn er traditioneel gezien twee posities mogelijk, te weten het
rationalisme en het empirisme. Het rationalisme stelt dat echte kennis afkomstig is van de ratio,
oftewel de rede, terwijl het empirisme zegt dat echte kennis afkomstig is van zintuigelijke ervaring.
, Kunnen we wel echte kennis hebben, en wat weet je nou zeker? Het sceptiscisme stelt dat we
helemaal niets zeker weten, en zelfs dat niet (en dat niet, en dat niet, en dat niet, etc.). Socrates
stelde vraagtekens bij de gevestigde (vaak mythologische) opvattingen. Maar, als de sceptiscisten
gelijk hebben, weten we dan helemaal niets zeker? Het rationalisme zegt dat echte kennis (deels)
voortkomt uit het goed gebruiken van je verstand (ratio). Ook kan het zijn dat echte kennis getoetst
wordt aan die ratio. Een bewering die geassocieerd is aan het rationalisme is dat er ingeboren kennis
bestaat (= nativisme). Hierover later meer.
Plato was een rationalist, wat dus betekende dat hij zei dat de bron van kennis de ratio is. Hij stelde
dat ‘leren’ neerkomt op ‘herinneren’. Dit noem je anamnèsis. Anamnèsis komt erop neer dat je voor
je geboorte al kennis had, en dat je dit bent vergeten bij je geboorte. Hieruit volgt dus dat Plato
geloofde in reïncarnatie. Je hebt die kennis al opgedaan, en het leren houdt in dat je die ‘verdwenen’
kennis weer probeert te herinneren. Hoe zit dat dan? Volgens Plato bestaan ideeën/vormen los van
ons in een ideeënwereld/vormenwereld. De ziel is verwant aan die ideeën. Kennis verwerven is
daarmee je ideeën herinneren, oftewel anamnèsis. Om de vormen die er bestaan te benaderen,
moeten we moeite doen. Het voordeel is dat voor de geboorte de menselijke ziel al contact heeft
gehad met de vormen (ziel is onsterfelijk, vandaar reïncarnatie). Voor de dood heeft die ziel in de
pure wereld der vormen verkeerd. Dit staat bekend als Plato’s allegorie van de grot.
Om te laten zien dat iemand ook zonder bijgebrachte wiskundige kennis een wiskundig probleem kan
oplossen (waarbij de gedachte is dat hij dit doet op grond van het herinneren van ‘vergeten’ kennis),
legt Socrates aan een van Meno’s slaven een vraagstuk voor; hoe kan de oppervlakte van een
gegeven vierkant verdubbeld worden? De slaaf geeft vervolgens enkele voor de hand liggende foute
antwoorden. Socrates leidt de slaaf middels vragen tot het goede antwoord, en zegt vervolgens dat
de slaag de oplossing zelf gevonden heeft, en dat de slaaf deze kennis dus bezeten moet hebben
vanaf zijn geboorte. Socrates zegt nu dat aangetoond is dat kennisverwerving mogelijk is via de ratio.
Men ‘herkent’ de waarheid wanneer men haar gevonden heeft. Echter, dit is natuurlijk redelijk
onacceptabel, want Socrates legt de slaaf van Meno woorden in de mond (door die vragen). Dit soort
rationalisme is dus wel erg extreem. Descartes had een minder sterke versie (wat we in college 2
zien).
De centrale bewering van de empiristen is dat de bron van kennis de ervaring is, die opgedaan is via
zintuigelijke waarneming. Dit is een redelijke common sense opvatting, dat wanneer je wil weten hoe
iets zit je gewoonweg moet kijken (of luisteren, etc.). Een bewering die hieraan geassocieerd is dat
als alle kennis uit de ervaring van die waarnemng voortkomt, dat er dan dus geen ingeboren kennis
is. Aristoteles was een empirist, i.t.t. Plato. Hij verwierp Plato’s twee-wereldentheorie (de
ideeënwereld en de normale wereld). Volgens Aristoteles is er slechts één wereld en die is met de
zntuigen waar te nemen. Dit impliceert tevens een afwijzing van ingeboren ideeën. Met andere
woorden, de mens is een ‘tabula rasa’, oftewel een ongeschreven blad (soort harde schijf die volledig
(en alleen) gevuld kan worden door waarnemingen). Aristoteles was de oprichter van het lyceum,
waar hij zijn studenten al wandelend les gaf, wat je ‘peripateo’ noemt in het Grieks. Vandaar dat
Thomas van Aquino het empiristische principe het paripathische principe noemde. Het belangrijkste
bij de epistemologie van Aristoteles is de zintuigelijke waarneming, en in die zin kunnen we
Aristoteles met recht een empirist noemen. Hij heeft echter nog wel wat rationalistische elementen
in zijn epistemologie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hayel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.86. You're not tied to anything after your purchase.