Dit is mijn zelfgemaakte samenvatting van het vak Burgerschap over het thema Sociaal-maatschappelijke dimensie. Mijn resultaat voor de toets was een 7,7!
Cultuur = het geheel van kenmerken, normen, waarden en gewoonten van een groep
mensen. Een cultuur heeft vaak eigen gewoonten
Gewoonte = iets wat je vaak op dezelfde manier doet, omdat je dat zo gewend bent.
Dominante cultuur = Een cultuur die door de meeste mensen in een land of gebied wordt
gedeeld.
Binnen een dominante cultuur bestaan verschillende subculturen.
Subcultuur = Een cultuur van een bepaalde groep mensen, met andere kenmerken en
gebruiken dan de dominante cultuur.
Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met je afkomst of het land waar je woont.
Tegencultuur = Een subcultuur waarvan de waarden, normen en gewoonten botsen met de
dominante cultuur.
Mensen die zich onderdeel voelen van een tegencultuur hebben opvattingen die in strijd zijn
met de dominante cultuur. Zij gaan bijvoorbeeld in tegen de regels die in een land gelden.
Religie = Een geloof waarbij een of meerdere goden centraal staan.
In Nederland zijn het christendom en de islam veelvoorkomende religies.
Mensen met dezelfde religie, delen vaak bepaalde normen en waarden.
Traditie = Een gewoonte of een gebruik dat van generatie op generatie wordt doorgegeven.
Bijvoorbeeld het vieren van Sinterklaas en het Suikerfeest.
Symbolen = Een teken dat een specifieke betekenis heeft in een cultuur.
Bijvoorbeeld een kruisje dragen omdat je christen bent.
Rituelen = Een handeling die een bepaalde betekenis heeft in een cultuur.
Bijvoorbeeld de manier waarop mensen elkaar begroeten.
Hoofdstuk 2 Identiteit
Identiteit = Het geheel van eigenschappen dat jou tot een uniek persoon maakt.
Hierdoor is iedereen uniek.
Eigenschap = Iets dat jou kenmerkt.
Bijvoorbeeld: uiterlijk (haarkleur, lengte) of persoonlijkheid (snel kwaad zijn, verlegen)
Aangeboren eigenschappen = Eigenschappen die al vaststaan bij je geboorte.
, Bijvoorbeeld je huidskleur en de kleur van je ogen.
Aangeleerde eigenschappen = Eigenschappen die zich tijdens je leven vormen.
Bijvoorbeeld je muzieksmaak of je kledingsmaak.
Veel eigenschappen zijn deels aangeboren en deels aangeleerd. Bijvoorbeeld je wordt
aangeboren met een voetbal talent. Dit ontwikkel je later door te trainen (aanleren).
Referentiekader = Het geheel van waarden, normen en uitgangspunten op basis waarvan je
naar de wereld kijkt.
De omgeving waarin je leeft en de ervaringen die je opdoet, vormen je referentiekader, dit
verandert dus gedurende je leven. Later ga je over dingen anders denken.
Socialisatie = Het proces waarbij je normen en waarden aangeleerd krijgt.
Dit is zowel bewust als onbewust. Tijdens je opvoeding leren je ouders en docenten op
school en mensen in je omgeving je bewust bepaalde normen en waarden aan (bewust).
Daarnaast neem je bepaalde normen en waarden over van mensen uit je omgeving
(onbewust).
Gedrag aanleren:
- herhaling (meerdere keren iets opschrijven)
- door te belonen of te straffen (beloning als je het goed doet)
- imitatie (Iets nadoen van de ander en het zo leren)
Hoofdstuk 3 Gedrag
Je gedrag heeft te maken met je cultuur en identiteit. Maar ook met de situatie of groep
waarin je je bevindt. Hierin heb je een bepaalde rol. Mensen verwachten dat jij je op een
bepaalde manier gedraagt.
Rolconflict = De verschillende rollen die je hebt, kunnen met elkaar botsen.
Dit ontstaat wanneer een rol niet samen gaat met een andere rol = extern rolconflict.
Bijvoorbeeld: je vriend verwacht dat je naar zijn verjaardag komt, maar je docent verwacht
dat jij je huiswerk af hebt. De rollen van vriend en student botsen in dat geval.
Dit ontstaat ook als de rol die je hebt in een bepaalde situatie botst met je normen en
waarden = intern rolconflict.
Bijvoorbeeld: dierenwelzijn vind je belangrijk. Je werkt bij een supermarkt waar ze ook vlees
uit de bio-industrie verkopen, botst je rol als supermarktmedewerker met je normen en
waarden.
Groepsgedrag = Het gedrag dat mensen in een groep vertonen.
Bijvoorbeeld als het publiek meezing bij een concert met muziek.
Groepsdruk = De situatie waarin een groep je onder druk zet om je op een manier te
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller claudiastolk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.