Volledige samenvatting van de studiestof van Pensioen- en Socialezekerheidsrecht Week 2. Hierin zijn de college's, de verplichte literatuur, de college's en de werkgroepen uitgewerkt.
Studiestof Week 1
Overzicht stelsel en verzekerdenbegrip
College(s)
Videocollege 1 – Hoofdlijnen en geschiedenis tot 1940
Je zou kunnen zeggen dat er een ontwikkeling is geweest, beginnend bij uitbouw van een verzekeringsstelsel gericht
op particuliere verzekeringen met een sociaal karakter (om bepaalde onverzekerde risico’s ook te dekken), wat is
uitgebreid naar verzorging, en de behoefte aan maatregelen bij bepaalde groepen werd leidender dan de
verzekeringsgedachte. Inmiddels ligt de nadruk op het participatiebevorderende karakter van het systeem.
Verplicht vrijwilligerswerk
- De bijstand kent tegenwoordig een verplichting tot het verrichten van vrijwilligerswerk. In art. 9
Participatiewet is opgenomen dat je als bijstandsgerechtigde ook verplicht bent om onbeloonde
werkzaamheden te doen, in ruil voor de uitkering.
- Het idee is dat de bijstand er niet alleen is om in je minimumbehoeften te voorzien, maar ook om te
bevorderen dat je je nuttig maakt in de maatschappij. En soms moet daarbij sprake zijn van dwang.
Art. 9 Participatiewet
- De Bijstandswet, ooit begonnen als vangnet, heeft inmiddels ook wat andere elementen gekregen.
Participeren is een waarde geworden. Daarom is de Bijstandswet ook omgedoopt tot Participatiewet.
- Die wet bevat drie verplichtingen:
a. Als je uitkering ontvangt, wordt je wel geacht ernaar te streven die uitkering te vermijden. Dus je moet
op zoek naar werk – art. 9 lid 1 sub a
b. Als dat werk er nog niet is, of je bent nog niet klaar voor werk, dan is het College van B&W verplicht om
voorzieningen aan te bieden om je naar werk toe te geleiden. Dat kan zijn scholing, stages,
activeringsplaatsen, al dan niet met (financiële) ondersteuning.
c. Naar vermogen worden onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden door het college
opgedragen, om dit te verrichten naast of in aanvulling op reguliere arbeid, die niet leiden tot
verdringen op de arbeidsmarkt. Het is natuurlijk mooi dat dit wordt gedaan, maar als gemeente moet
je wel oppassen, want het kan verleidelijk zijn om als gemeente geen normaal personeel meer in dienst
te nemen, omdat het toch al een soort van gratis, en in elk geval goedkoper door bijstandsgerechtigden,
wordt gedaan.
Dit heeft zich ook voorgedaan, en is onlangs beslist door de HR. Het participatieplaats-arrest
betreft een werknemer die in het kader van de onder b genoemde verplichting een stageplaats
had. Werknemer zei, ik doe regulier werk voor een bijstandsuitkering. Soms kan het dus wezen dat
de gemeente voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten.
Sociale zekerheid: wat is het?
- Wettelijke regelingen gericht op:
o Inkomensvervanging
Arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderdom, zorgtaken.
Als door een bepaald risico of gebeurtenis geen eigen inkomen kan verwerven, komt daarvoor in
de plaats een uitkering.
o Inkomensbescherming
Ziektekosten, kinderen
In dit geval komt er niet zozeer een uitkering omdat je geen uitkering kunt verwerven, maar
verzekeringen die bepaalde factoren die te zwaar drukken op je inkomen, en die je dus niet
zelfstandig kunt dragen, om die druk wat weg te nemen.
- Sociale zekerheid probeert ook bij te dragen aan het ontwikkelen van inkomensgeneratievermogen, en
probeert bij te dragen aan participatie
o Bijv. subsidie bij re-integratie arbeidsongeschikten (bijv. rolstoel, doventolk), sociale activering (bijv.
thee schenken bij bejaardentehuis, buurtwerk), sociale werkvoorziening.
Sociale zekerheid: verplichte solidariteit
- Waarom regel je dit wettelijk?
- Het is in je eigen belang dat je bij tegenslag verzekerd bent, en middelen hebt om die tegenslag op te vangen.
Je kan sparen, verzekeringen afsluiten etc.
- Maar particuliere verzekeringen en spaarvermogen hebben een zekere grens. Je kunt niet alles via die weg
opvangen.
- Maar als je iets landelijk oplegt, bereik je belangrijke schaal- en efficiencyvoordelen.
1
, o Er is één uitvoeringsinstantie, en één regime van polisvoorwaarden, en goede en slechte risico’s worden
met elkaar vermengd. Dus het draagvlak wordt heel veel groter dan wanneer je dat allemaal splitst. Het
is op deze manier goedkoper, dan iedereen het op individueel niveau te laten regelen.
o Daar komt bij dat bepaalde voorzieningen niet of niet voor een acceptabele prijs te krijgen zijn. Dus de
overheid/maatschappij kan uiteindelijk meer dan een individuele verzekeraar.
- Correctie marktfalen – wat een acceptabele prijs is voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, daar zijn
geen objectieve indicatoren voor. Dat is een kwestie van keuze, en een kwestie van waarvan jij vind waar
iemand zijn prioriteiten moet liggen.
- Een ander argument is het paternalisme: het gaat uit van de gedachte dat wij onze risico’s verkeerd
inschatten, en niet de juiste voorzorg in acht nemen. Daarom wordt met zo’n wettelijk verplichte verzekering
de beslismacht voor een deel uit onze handen genomen.
- Herverdeling – de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. De jongeren, gezonderen, hoger opgeleiden,
leggen in het algemeen meer in het systeem in dan dat ze er uit terug krijgen. Degenen die het minder goed
hebben betalen er minder aan.
Art. 141 Grondwet 1814
- In de eerste grondwet werd iets opgemerkt over sociale zekerheid, maar dat ging er meer om dat de regering
in de gaten hield wat gemeentelijke, lokale, kerkelijke en andere instelling aan armenzorg deden. Er lag in de
wet geen verplichting vast om daar iets aan te doen.
Art. 20 Grondwet (anno 2020)
- Inmiddels is in de grondwet opgenomen dat sociale zekerheid en spreiding van welvaart voorwerp zijn van
overheidszorg. Dat verschilt niet veel van wat in 1814 is gebeurt, maar bestaanszekerheid is inmiddels wel
een overheidstaak. Sociale zekerheid moet wettelijk zijn geregeld.
- De bijstand is wel nieuw. Als je niet in je bestaan kan voorzien, heb je een bij wet te regelen bijstand van
overheidswege. Dat recht is vastgelegd in de Participatiewet, en daar zijn een aantal voorwaarden aan
verbonden.
o Op zoek naar algemeen geaccepteerde arbeid
o Meewerken aan arbeidsbevorderende voorzieningen
o Verplicht vrijwilligerswerk
- Er staat dus meer in de Grondwet dan in 1814, maar ook onder de huidige tekst van de Grondwet verschilt
het van tijd tot tijd wat je definieert als niet in je bestaan kunnen voorzien.
o Is voor het bestaan bijv. nodig dat je beschikt over een computer met internet? Vroeger niet, maar nu
heb je dat hard nodig om te kunnen functioneren in de maatschappij.
19e eeuw
- Een eerste sociale zekerheidswet, is de Armenwet van 1854 (van Thorbecke). Uitgangspunt was dat de
centrale overheid alleen voorziet in uitkeringen of financiële ondersteuning van lokale overheden, als dat
‘volstrekt onvermijdelijk’ is. Wel bevatte de Armenwet regulering dat het bestuur van lokale en kerkelijke
initiatieven beter geregeld werd.
o Voorkomen moest worden dat de gelden die werden ingezameld voor sociale zorg, vooral ten bate
kwamen aan die instanties en die bestuurders zelf.
o Dus dit was vooral een ‘governance’-wet. De Rijksoverheid droeg er niets of nauwelijks financieel aan
bij.
- Vanaf 1854 is dat beginsel van ‘volstrekte onvermijdelijkheid’ steeds uitgeholder geraakt, en werd
overheidssteun steeds meer een regel, uiteindelijk uitmondend in een recht op bijstand neergelegd in de
Algemene Bijstandswet en later in de Grondwet 1983.
- Vanaf 1870, begin industriële revolutie, komt de sociale kwestie op de politieke agenda. Je ziet een opkomst
van arbeidende onderklasse in de samenleving, die niet in eigen levensonderhoud konden voorzien.
o Er is een staatscommissie-Rochussen 1983 geweest, die ervoor pleitte om een verzekeringsstelsel voor
werknemers in te voeren, aanhakend op initiatieven waarin vakbonden of welwillige werkgevers
verzekeringen oprichten.
Opbouw
- 1901/1921 – Ongevallenwet: verzekering tegen financiële gevolgen van arbeidsongevallen, ernstig uitgebreid
in 1921.
- 1912 – Herziening Armenwet: van Rijkswege gaat er steeds meer geld naar lokale overheden, om de
allerarmsten van zorg te voorzien.
- 1913 – Ziektewet (invoering: 1930)
- 1914/17 – Werkloosheidsbesluit
- 1919 – Invaliditeitswet en Ouderdomswet
- 1938 – Kinderbijslagregeling
- Grondslag: ‘rechtvaardiging arbeidsloon’
2
, o Het loon dat je voor je werk krijgt, moet voldoende zijn om in goede en slechte dagen voor jou en de
jouwen te kunnen zorgen
Videocollege 2 – Van 1945 tot nu
In het vorige college is een breuk gelegd bij de tweede wereldoorlog. Voor die tijd ontwikkelde het stelsel van
sociale zekerheid zich voorzichtig. Je kan het misschien niet eens een socialezekerheidsstelsel noemen. Op ad hoc
basis worden er regelingen getroffen voor bepaalde risico’s, en deze regelingen zijn sterk geënt op verzekeringen
die je in de particuliere sfeer ook ziet. Hét voorbeeld is de ongevallenverzekering. Een omslag volgt na de tweede
wereldoorlog. Dat is voor een deel ook een reactie op de heftige economische crisis die zich in de jaren 1933-1939
voordeed en die leidde tot grote economische ontwrichting en armoede. Daar moet een stelsel voor ontworpen
worden, dat die welvaartsaantasting kan tegengaan.
WO II
- In Londen werd een commissie ingesteld, naar de ontwikkeling van de sociale zekerheid.
- De verplichte ziektekostenverzekering is door de Duitsers ingevoerd in 1941.
- De Commissie-Van Rhijn kwam uiteindelijk met het oordeel dat de gemeenschap, georganiseerd in de staat,
aansprakelijk is voor de sociale zekerheid van al haar leden, op voorwaarde dat deze leden zelf het redelijke
doen om zich die sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek te verschaffen.
- Deze gedachte is nog steeds leidend: het gaat niet meer om rechtvaardig arbeidsloon voor werknemers, het
gaat erom dat de gemeenschap verantwoordelijk is voor de bestaanszekerheid van al haar leden. Dit is dus
een grondslag om tot een bijstandsregeling te komen die voor iedereen geldt.
- Een andere is dat het niet alleen zorg verlenen is. Het is ook een kwestie van verplichtingen. Je moet, wil je
aanspraak kunnen maken op die voorzieningen, wel zelf het redelijkerwijze te vergende hebben gedaan om
die aanspraak te voorkomen.
- Deze gedachte is nog steeds modern en heeft geleid tot een uitbouw van het stelsel.
Uitbouw
- Er komen na 1945 diverse noodregelingen, onder bewind van MP Drees
- In 1949 kwam er een Werkloosheidswet
- Ouderdoms-, weduwen-, wezen- en kinderbijslagverzekeringen (jaren ‘50)
- Algemene bijstandswet (1965)
- Wet op de Arbeidsongeschiktheidverzekering (1967) en Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (1976)
- Ziekenfondswet (1966) en een Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (1968)
- Ongeveer rond de helft van de jaren ’70 bestaat het idee dat het stelsel af is. Maar het recht is nooit af.
Afbouw/Herbouw
- Vanaf 1977 wordt sociale zekerheid in toenemende mate niet meer als nastrevenswaardig doel, maar als
probleem gezien. Het loopt financieel de klauwen uit.
- Er volgt een aantal maatregelen om de kosten van het stelsel te minderen.
o Stelselherziening 1987 – leidt tot verlaging van de uitkeringspercentages.
o Kabinet Lubbers/Kok is de arbeidsongeschiktheidswet gaan aanpassen
o In 1993 is een parlementaire enquête geweest naar de uitvoering van sociale zekerheid, en die trekt
vernietigende conclusies. Het komt erop neer dat de uitvoeringsinstellingen van de sociale zekerheid
zich te weinig realiseren dat ze gemeenschapsgeld uitgeven. Ze delen uit, en een ander betaald de
rekening. Het idee is dan ook de sociale partners, vakverenigingen en werkgeversvereniging uit de
uitvoering te halen, omdat zij wel de uitkeringen mogen uitdelen maar aan de andere kant niet
opdraaiden voor de negatieve financiële gevolgen.
o Algemene wet voor weduwen en wezen – dit werd heel letterlijk geïnterpreteerd. Als je weduwnaar was
gaf die wet je geen aanspraken, wat in strijd is met discriminatieregels. Deze wet werd omgebouwd tot
de Algemene nabestaandenwet, maar daarin werden toen ook de aanspraken enorm verlaagd.
o Ziektewet werd in 1996 geprivatiseerd – dit heeft geleid tot invoering van loondoorbetaling bij ziekte,
ook om te voorkomen dat er meer arbeidsongeschikten bij zouden komen.
o Wet Boeten Maatregelen Terug- en Invordering van 1997 –uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid
hadden in het verleden een discretionaire bevoegdheid hadden om ten onrechte uitbetaalde
uitkeringen in te vorderen of fout gedrag van uitkeringsgerechtigden aan te pakken, maar dit werd
veranderd in een handhavingsplicht.
Er komt ook sociale zekerheid bij!
- Het werd niet alleen maar minder!
- Ministerie van SZW houdt zich tegenwoordig ook bezig met ondersteuning bij schuldhulpverlening
- Ouderschapsverlof is uitgebreid, en vorig jaar nog zelfs verder uitgebreid
- Corona-ondersteuning ZZP’ers en (kleine) ondernemers
- Compensatie transitievergoeding voor werkgevers
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mvwingerden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.