De cognitieve psychologie laat zich het best herkennen door diens experimentele en
empirische aard. Vroeger was nadenken over geheugen vooral een taak van filosofen,
nu onderzoekt men (voor zover mogelijk) dmv experimenten. De definitie is:
The scientific study of thought, language and the brain
Door middel van zeer simpele vragen kan aangetoond worden dat veel mental
processes automatisch zijn en onbewust uitgevoerd worden. Memory en Cognition
zijn belangrijke termen:
Memory
The mental processes of acquiring and retaining information for later retrieval and the
mental storage system that enables thses processes.
Cognition
The collection of mental processes and activities used in perceiving, remembering, thinking
and understanding as well as the act of using these processes.
Cognition is een vagere term die feitelijk refereert naar alle hogere mentale
processen. Niet alle onderwerpen die op het eerste oog tot cognition horen worden
echter onderzocht.
Men is geinteresseerd in dagelijkse en normale cognitieprocessen. Kritiek op deze
keuze is:
1] de nadruk ligt sterk op visie en gehoor terwijl andere zintuigen niet erg onderzocht
worden.
2] het gebruik van steriele experimenten die een te simpel beeld geven (lage
ecological validity)
De laatste kritiek (Neisser) is van betrekking op het reductionisme van deze tak; het
ontleden van complexe processen in de delen. Argumenten tegen de kritiek van
Neisser:
1] de elementaire processen zijn zelf nog steeds zeer complex
2] het is aannemelijk dat wetenschappers uiteindelijk de stukken weer bij elkaar
kunnen brengen
>> HISTORY OF COGNITIVE PSYCHOLOGY1
Voor de geschiedenis van de cognitive psychology geldt:
Psychology has a long past but only a short history
De long past begint bij Aristotles die de basis legt voor de empirische wetenschap.
Hij beschrijft het geheugen als een netwerk van associations – een visie die nog geldt.
Bovendien is de geest voor hem een tabula rasa – een leeg vel papier waar nog niets
op geschreven staat bij de geboorte. Door ervaringen, via de zintuigen, wordt dit
papier langzaam gevuld (niet-nativistisch!).
Descartes ziet de rationele methode, nadenken en filosoferen, als de
wetenschappelijke methode. Deze wordt verworpen.
De psychology begint pas echt in de helft van 1800. De grootste denkers zijn:
Wilhelm Wundt (1832-1920):
Wundt leidde een boel bekende psychologen op in zijn aan de university of Leipzig. Hij
schreef tevens het eerste textboek over psychology: principes of psychiological psychology.
Wundt was zijn tijd vooruit, en veel van zijn theorieen worden pas nu weer erkend (zoals de
volker psychologie). Vooral Titchener vond dat Wundt zich met gebieden bezig hieldt die
volgens hem buiten de psychologie moesten vallen. Wundt maakte gebruik van
1
Het schema op bladzijde 13 is zeer overzichtelijk en ik zou die zeker gebruiken bij het leren
, introspection om conscious processes and immediate experience te onderzoeken. Hierbij
werd gebruik gemaakt van goed getrained introspectors die stopten zodra bewuste
processen (mediate processes) ‘inbraken’.
Edward Titchener
Werd opgeleid door Wundt, maar ging naar de VS. Hij gebruikte ook introspection. Hij wilde
enkel onderzoek doen naar zaken waarbij dat mogelijk was (en sloot dus veel uit). Hij
onderzocht de structuur van het brein door naar diens meest elementen te kijken
(structuralisme). De introspectie-rondes werden door Titchener beoordeeld. En dat is dat
ook kritiek; het was niet echt een wetenschappelijke methode.
Hermann von Ebbinghaus
Ebbinghaus hieldt zich bezig met het geheugen. Hij geloofde echter dat mentale processen
best objectief onderzocht konden worden (niet dmv introspectie). Hij deed onderzoek bij
zichzelf met woordlijsten die hij probeerde te onthouden en de mate van recall mat. Zijn
invloed op de gebruikte methoden van tegenwoordig is enorm.
William James
James richtte zich op de functie van de geest (functionalisme). Hij hield niet erg van
onderzoek, en analyseerde meer. Hij was de eerste die het geheugen deelde in
componenten. Titchener bekritisteerde hem, maar het werk van James had uiteindelijk veel
meer invloed.
Rond 1910 (tot 1950) ontstond het behaviorisme onder leiding van Watson. Hij stelde dat
alles terug te voeren tot stimulus-response koppelingen en ontkende het bestaan van mentale
processen (antimentalism). De psychologie werd een scientific study of behaviour.
Het behaviorisme werd enthousiast ontvangen:
1] men was de subjectieve introspectie meer dan zat
2] men wilde graag lijken op andere wetenschappen en verlangde naar empirisch
onderzoek.
Verbal learning, het onderzoek naar hoe mensen verbaal materiaal onthouden, werd door
Ebbinghaus echter voorgezet. Maar zij werden met de nek aangekeken.
Skinner verzachte het extreme behaviorise door ruimte te laten voor de geest, maar die niet
te onderzoeken – ze waren niet belangrijk genoeg (neo-behaviorisme). Maar ineens sloeg
het echter om en werd behaviorisme vervangen. Redenen voor deze reactie:
World War 2
In WW2 werd duidelijk dat de psychologen geen praktische toepassingen hadden. Zij
hadden alleen ratten en wisten niet hoe om te gaan met geestelijke problemen. Ze
werden gedwongen de mens anders te bekijken. Men moest het gebied, en het
onderzoek, weer uitbreiden.
Verbal Learning
Deze onderzoekers werkten wel met de empirische methoden maar verwierpen
mentale processen niet. Zij onderzochten ze zelfs. De resultaten lieten iets zien wat
mentale processen alleen konden verklaren.
Linguistics
Chomsky publiceerde een paper als response op een boek van Skinner over het leren
van taal. Skinner had echter geen theorie voorgesteld. Hij maakte gebruik van allerlei
vage begrippen zoals reinforcement en zag taal als self-reinforcing. De verklaringen
waren dogmatisch en niet wetenschappelijk. Dit vormde een bijzonder krachtig tegen
het behaviorisme.
Nonlearned behaviors
Steeds meer onderzoek liet instincten zien – iets wat indruist tegen de tabula rasa
gedachte van het behaviorisme.
Rond 1960 begon de cognitieve psychologie. Bovenstaande redenen leidden tot diens
ontstaan. Men keerde terug naar de mentale processen. Steeds meer onderzoek (het
aandachtsexperiment van Broadbent) liet indirecte invloed van mentale processen zien. De
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CorinadeVos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.