100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Samenvatting Medische Kennis orgaanstelsels. bevat de boeken; anatomie en fysiologie, klinische pathologie en farmacologie. hoorcolleges en werkcolleges$5.04
Add to cart
Samenvatting Medische Kennis orgaanstelsels. bevat de boeken; anatomie en fysiologie, klinische pathologie en farmacologie. hoorcolleges en werkcolleges
Samenvatting over alle stof van het 2e tentamen van medische kennis, hbo-v jaar 1. Onderwerpen: Ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, Nieren en urinewegen, endocrinologie, (vegetatief) zenuwstelsel en glucose huishouding.
Eencelligen hebben geen ademhalingsstelsel nodig, maar wij wel. We hebben organen en in die
organen zitten cellen en die willen allemaal zuurstof en die willen allemaal hun CO2 kwijt.
Je longen verversen steeds de lucht. Het is een ventilatie, en dat gebeurd door in en uit ademhaling.
We hebben de bovenste
luchtwegen en we hebben
de onderste luchtwegen.
Er komt zuurstof in de
longblaasjes en er vind
gasuitwisseling plaats via
diffusie.
Diffusie wil zeggen; gas
gaat van hoog naar laag.
In het bloed is het zuurstof
laag en in de longen hoog.
Dus zuurstof gaat via de
longen het bloed in. CO2 in
het bloed is dan hoog en in
de longen laag dus CO2
gaat de longen in. En dat gebeurd in de alveoli ( longblaasjes). En in de longblaasjes vind de
gaswisseling plaats.
Vervolgens moeten we in en uit ademen, we moeten het gas regelmatig verversen. En dat gebeurd
door de spieren, de diafragma en tussenribspieren zorgen voor de inademing. Je bent ook in staat
om af en toe je adem te onderbreken. De arbeid van de spieren leidt tot verversen van de lucht. Er
gaat elke keer als je inademt 500 ml de longen in en 500 ml de longen uit. Maar we hebben een
stukje dode ruimte dus eigenlijk daar waar gaswisseling plaats vind komt ongeveer 0,35 ml per keer
in en er gaat 0,35 ml per keer uit. Je longen zijn gewoon gevuld met lucht dus steeds een klein beetje
van het lucht wordt ververst.
Je longen worden ook doorbloed . De rechter harthelft pompt het bloed via de pulmonalisstam en de
pulmonale arteriën door de long capillairen en dan gaat het via venen ( 2 links en 2 rechts) naar het
linker harthelft. Dus je longen worden doorbloed. Lucht komt aan en bloed stroomt er langs dat
zorgt er voor dat bloed en het lucht makkelijk het gas kunnen uitwisselen. Dus de ventilatie en de
perfusie moeten op elkaar afgestemd zijn.
,Je hebt iets wat waarneem; sensoren in dit geval. Die geven het door aan een regelcentrum en het
ademhaling regelcentrum zit in je hersenstam en die zegt dat vervolgens via zenuwen wat er moet
gebeuren.
We hebben verschillende soorten sensoren;
• Rekkingssensoren en chemosensoren → die geven de informatie door aan de hersenstam via
de n. vagus. ( input)
• Ademhalingscentrum → In de hersenstam zit de ademhaling centrum die verwerkt die
verwerkt al die gegeven en die zegt vervolgens wat er moet gebeuren. ( sensorenverwerking
en regulatie).
• In en uitademing, ademfrequentie en ademdiepte via n. phrenicus en nervi intercostales
(output)
Je hebt ademhaling nodig. Je neemt zuurstof op in het bloed vanuit de
alveoli en je scheidt CO2 af. Dat zuurstof gaat naar de weefsels en de
weefsels geven CO2 af. Dan gaat het terug naar het hart en gaat het terug
naar de longen. Wij hebben dus de longen nodig en de circulatie nodig om
te zorgen dat alle cellen het in het lichaam goed hebben. Alle cellen willen
zuurstof en suiker.
In het bloedplasma zit zuurstof en daardoor zit er in het vocht om de cellen
zuurstof en daardoor krijgen de cellen hun zuurstof.
Ademhalingsorganen:
We hebben de bovenste
luchtwegen en de
onderste luchtwegen en
voorderest zijn er
tussenribspieren en het
diafragma.
De longen: links heb je
een bovenste kwab en
een onderste kwab.
Rechts heb je een
bovenste, middelste en
onderste kwab. Dus
rechts heb je iets meer
long dan links. Dat komt,
omdat je hart links zit.
,De onderste holle ader gaat door het diafragma heen, gaat naar het rechter atrium via de bovenste
holle ader. Dus in het diafragma zitten een aantal gaten, want de v. cava inferior moet er door, de
aorta moet er door en de slokdarm moet er ook door.
Zuurstof arm gaat de longen in en zuurstof rijk komt de longen uit.
Hiernaast zie je de longen van boven. Je ziet de
wervelkolom, slokdarm, pulmonale arterie, de
pulmonale venen. De longen zitten in een zakje en dat
noem je de pleuraholte . En die pleuraholte heeft een
buitenblad; de pleura parientalis en een binnenblad; de
pleura visceralis.
De keelholte kunnen we in 3 delen indelen; een
neusgedeelte, een mond gedeelte en een gedeelte wat
onderin zit. De keelholte noemen we de pharynx. We
hebben een nasopharynx ( neusholte) , we hebben een
oropharynx ( mondholte) en we hebben de hypopharynx
( onderste deel van de keelholte) .
,De Epiglottis gaat dicht als je eet. Je hebt
ook 2 stembanden ; de ware
stembanden en de valse stembanden. Je
stembanden gaan trillen en die
produceren geluid.
Heesheid kan op verschillende manieren
ontstaan. Maar de twee belangrijkste
redenen zijn poliepen en dat de zenuw
naar de stembanden op een of andere
manier onder druk komt te staan.
( termen van en in strottenhoofd
kennen)
De luchtpijp vertakt zich in hoofdbronchus . Hij vertakt zich van zo’n 23 tot 25 keer. En dan kom je
vervolgens om eind takjes. En die eindtakjes noem je de terminale bronchioli.
Er zit een bepaald slijmvlies in de bovenste luchtwegen en in de bovenste luchtwegen heeft het
slijmvlies epitheel (trilharen).
Een kwab noemen we een lobus . Superior is boven, inferior in onder .
Uiteindelijk kom je in het terminale buisje
( terminale bronchiole). Deze kunnen zich
weer splitsen in respiratoire bronchiolis en
dan laat hij nog hele kleine takjes zien en
kom je uiteindelijk uit in de longblaasjes. En
die longblaasjes zijn allemaal kleine
bolletjes met longepitheel.
Er komt zuurstofarm bloed (blauw) aan en
gaat langs de blaasjes en wordt het
zuurstof rijk. De longblaasjes en de long
capillairen staan goed met elkaar in
verbinding. Het is een hele dunne
membraan waar makkelijk zuurstof het
bloed in kan en CO2 het bloed uit kan. We
noemen dat ook wel diffusie .
,De alveoli hebben een groot oppervlak. Zo’n 70
m2 in rust en 100 m2 bij inspanning. Dus je hebt
een heel groot oppervlakte om gas uit te
wisselen. Je hebt luchtwegen, longblaasjes en een
heel groot oppervlak om gas uit te wisselen.
In het longblaasje is de zuurstof spanning hoog ten opzichte
van het bloed, dus zuurstof gaat het bloed in en CO2 gaat het
bloed uit.
Helaas kan zuurstof zich slecht oplossen in bloed en het moet
zich binden aan een transport autootje en dat
transportautootje heet hemoglobine. Zuurstof bindt zich aan
hemoglobine, zodat een zuur vrij komt en het hemoglobine is
gebonden aan zuurstof. Gebeurd in de rode bloedcellen. Het
zuur wat vrij komt wordt gebufferd door HCO3- en het wordt
omgezet in het zwakke zuur H2CO3 en dat lost op in H2O +
CO2 en dat CO2 wordt afgeblazen.
In de longblaasjes is een hoge zuurstof spanning
; 104 mmHg.
Als het bloed de longen in komt is de spanning
40 mmHg en als het de longen uitkomt 104
mmHg.
Omgekeerd. De gasspanning van CO2 is in de
longen laag, ongeveer 40 mmHg. Aan de
arteriële kant is het CO2 hoog en het CO2 gaat
de longen in en op het eind is het iets lager .
,Zuurstof lost maar een heel klein beetje op
in bloed. Ongeveer 0.3 ml zuurstof per 100
ml.
Als we geen hemoglobine hadden, hadden
we niet kunnen leven.
Hemoglobine vervoert dus als feite het
zuurstof naar de weefsels.
Omgekeerd; CO2 kan beter opgelost worden
in het bloedplasma en een groot deel van
het CO2 is als base aanwezig (HCO3-) en
maar een klein gedeelte wordt aan
hemoglobine gebonden. Dus CO2 is minder afhankelijk van hemoglobine dan als zuurstof.
In weefsels gebeurd het omgekeerde.
Elke cel in je lichaam heeft zuurstof en
suiker nodig . CO2 overheerst, dwingt
het zuurstof ervan af en het zuurstof
gaat de weefsels in.
In de notendop: Zuurstof gaat in het
bloed, gaat van het bloed naar weefsels. Omgekeerd; CO2 wordt in de weefsels afgegeven, gaat naar
het bloed, gaat naar de longen en wordt afgeblazen.
Hemoglobine heeft 4 ijzer kernen en zijn in staat om 4
zuurstof moleculen te binden.
Als je inademt gaat het diafragma naar beneden en je buitenste tussenrib spieren zorgen dat de
thorax wat omhoog gaat. Dus de thorax ruimte neemt wat toe en de longen zuigen het lucht naar
binnen. Als je vervolgens wil uitademen ontspant de diafragma en ontspannen de buitenste
tussenribspieren en de long heeft het vermogen om zichzelf weer samen te trekken. Inademen kost
energie en uitademen in feite niet . Als je astma of COPD hebt dan kost het wek energie.
, Als je niet ademt, dan is de buitendruk en de druk in de
longen gelijk. De buitendruk is normaal 760 mmHg.
Lucht kan alleen maar stromen van een hoge druk naar
een lage druk .
Belangrijk is , is dat wij chemische
sensoren en drukreceptoren hebben
in ons lichaam en ook in onze
hersenstam zelf. En in de hersenstam
zie je allemaal kernen die zich bezig
houden met de ademhaling.
Als je verzuurd ( bijv bij het lopen van
een marathon) dan gaat het naar de
hersenstam en die hersenstam zegt
sneller ademen.
Dus als je verzuurd wordt dat in de
aorta en carotis waargenomen maar
ook in de hersenstam zelf. Die
verlaagt de PH waarde en die zegt dan tegen de spieren dat ze sneller moeten ventileren.
Normaal adem je 500 mmHg in en uit. Je kan dus 500 mmHg inademen maar je kunt nog een heel
stuk extra inademen en dat extra stuk inademen je het inspiratiore reservevolume . Wat je dan
maximaal kan inademen is wat je normaal kan inademen plus wat je extra kan inademen en dat
noem je de inspiratoire capaciteit . Hetzelfde bij uitademen → 500 mmHg normaal en je kan nog
een stuk extra uitademen. Het stuk wat je extra kan uitademen noem je de expiratoire volume . Wat
je dan normaal kan uitademen plus wat je extra kan uitademen noem je de expiratoire capaciteit.
Je kunt ook maximaal in en maximaal uit ademen en dat noem je de vitale capaciteit . En de vitale
capaciteit bestaat uit het reserve volume inspiratoir plus wat je normaal in en uit ademt en het
expiratoir volume .
Er blijft altijd een stukje lucht in de longen achter wat niet verplaatst wordt en dat noem je de
residuale volume.
Het totaal noemen we de totale longcapaciteit .
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeeprins. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.04. You're not tied to anything after your purchase.