100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Understanding Psychopathology (PSB3E-KP02..1B) $7.47   Add to cart

Summary

Samenvatting Understanding Psychopathology (PSB3E-KP02..1B)

 145 views  16 purchases
  • Course
  • Institution

Complete samenvatting van alle artikelen van Understanding Psychopathology. Sommige conclusies zijn in het Engels gebleven zodat je de Engelse begrippen nog kunt vergelijken met de Nederlandse begrippen.

Preview 4 out of 58  pages

  • January 2, 2021
  • 58
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Understanding Psychopathy (NL)
College 1
Leerdoelen:
1. Explain the critical features of “good” theories and why theories can be best
seen as disposables (are not forever).
2. Explain why it is critical/important for therapists to know how and why their
interventions work.
3. Describe and explain the arguments that have been raised against EMDR.
4. Explain the contribution of Marcel van den Hout’s experiments for our
understanding of how EMDR might work.
5. Describe Clark’s cognitive model of panic disorder and explain how the
various components of the model have been tested.
6. Explain how (and where) the various effective interventions for panic disorder
tap in to Clark’s model.
7. Describe the network approach (as highlighted in the article of Richard
McNally) and explain how this perspective differs from the traditional latent
factor models of psychopathology.
8. Illustrate the network approach for panic disorder and major depression.
A cognitive approach to panic: Clark, D.M., (1986). Behaviour Research and Therapy,
24, 461-470.
Eerst dacht men dat paniekaanvallen ontstaan in specifieke gevallen van angststoornissen.
Later werden paniek aanvallen apart onderzocht door Donald Klein. Hij liet zien dat mensen
met angststoornissen en met paniek aanvallen op impiramine reageren en mensen met
angststoornissen zonder paniekaanvallen reageren er niet op: farmacologische
dissociatie. De DSM-III accepteerde dit onderscheid door paniek stoornis en agorafobie met
paniek in de diagnose op te nemen.
Paniekaanvallen: erge angst of kalmte met fysieke trekken zoals kortademigheid, borstpijn,
duizeligheid, tintelingen in voeten en handen, gevoel van verstikking, flauwvallen, zweten,
beven en een gevoel van onwerkelijkheid. De meerderheid van de mensen met
paniekaanvallen hebben een paniek stoornis of agorafobie. Diagnose krijg je als je ten
minste 3 x een paniek aanval hebt gehad in drie weken en deze aanvallen ontstaan in
bepaalde angstige situaties. Agorafobie met paniek krijg je als iemand een geschiedenis
heeft met angst en vermijding van bepaald soort situaties.
Paniekaanvallen kunnen ontstaan door farmacologische en fysiologische middelen zoals
cafeïne. Deze medicijnen veroorzaken nauwelijks paniekaanvallen bij mensen zonder een
voorgeschiedenis van paniekaanvallen, maar veroorzaken wel enkele sensaties die
kenmerkend zijn voor een paniekaanval. Hieruit blijkt dat bepaalde biochemische
veranderingen een paniekopwekkende werking hebben en dat mensen die gevoelig zijn
voor deze medicijnen dus een biochemische aandoening hebben. Voor dit fenomeen is
echter ook een psychologische verklaring gevonden: de medicijnen hebben geen direct
paniekopwekkend effect, maar veroorzaken alleen paniek als de lichamelijke
gewaarwordingen op een bepaalde manier worden geïnterpreteerd. Dit is essentieel voor de
cognitieve theorie die in dit artikel wordt beschreven. Het stelt dat paniekaanvallen het
resultaat zijn van catastrofale verkeerde interpretaties van bepaalde lichamelijke
gewaarwordingen. Dit zijn meestal gevoelens zoals duizeligheid en kortademigheid (die
normaal gesproken optreden bij angst), maar het kunnen ook andere gevoelens zijn. Deze
verkeerde interpretatie betekent dat de gewaarwordingen als veel erger worden ervaren dan

1

,ze zijn. De volgorde van een paniekaanval is als volgt. Verschillende
prikkels kunnen paniekaanvallen veroorzaken. Dit kunnen externe prikkels
zijn, maar vaker zijn het interne prikkels. Wanneer deze prikkels als een
bedreiging worden ervaren, ontstaat angst, samen met een aantal fysieke
sensaties. Als deze sensatie als catastrofaal wordt gezien, ontstaat er meer
angst. Dit zorgt voor meer fysieke sensaties, etc.
- Paniekaanvallen tijdens een periode van veel angst en stress:
Angst ontstaat door de verwachting van een aanval, zoals een
drukke plek.
- Paniekaanvallen die plotseling komen: Angst ontstaat door de perceptie van een
lichamelijke sensatie. Deze lichamelijke sensatie kan veroorzaakt zijn door een
emotie of door iets random (kortademig door bewegen). De sensatie wordt
geïnterpreteerd als catastrofes. Mentale gedachten hebben ook invloed, zoals
denken dat je gek wordt. Bij deze aanvallen zijn de cliënten vaak niet in staat
onderscheid te maken tussen de lichaamssensatie die alles in gang heeft gezet en de
hier opvolgende paniek aanval waardoor ze geen oorzaak aan de aanval toe kunnen
schrijven
De cognitieve-gedragsbenadering bestaat uit het identificeren van de negatieve
interpretaties van lichamelijke sensaties die gepaard gaan met een paniek aanval, het
suggereren van alternatieve niet-catastrofale interpretaties van de sensaties en het
vervolgens ondersteunen van de patiënt bij het testen van de validiteit van deze alternatieve
interpretaties door het voeren van discussies en het uitvoeren van gedragsexperimenten. Bij
de gedragsbenadering licht de focus op de herhaalde, gecontroleerde blootstelling aan de
angst inducerende stimuli en de lichaamssensaties die gepaard gaan met paniek.
Literatuur ondersteund dit idee om de volgende redenen:
- Denkpatroon van patiënten met paniekaanvallen wordt gedomineerd door gedachten
die catastrofe interpretaties van sensaties veroorzaken, zoals gedachten over dood
en ziektes.
- De volgorde: patiënten voelen als eerst een fysiek gevoel tijdens een periode van
angst.
- De rol van hyperventilatie: deze sensaties lijken op de sensaties bij een
paniekaanval. Hyperventilatie veroorzaakt een paniek gevoel en ontstaat samen met
paniekaanvallen. Hyperventilatie leidt alleen tot paniek als de lichamelijke sensaties
als niet fijn worden ervaren en dan als catastrofistisch worden geïnterpreteerd.
- Paniek kan veroorzaakt worden door sodium lactate: 60-90% van de patiënten krijgen
een aanval als ze dit krijgen.
- Effecten van psychologische behandeling: gedrag en cognitieve gedragstherapie
helpen. CO2 inademing is ook een behandeling omdat patiënten gewend kunnen
raken aan het gevoel. De behandeling voor agorafobie is vivo exposure.
- De rol van biologische factoren in paniek: 1. Biologische factoren kunnen de oorzaak
van een aanval beïnvloeden. 2. Biologische factoren kunnen de mate waarin een
bedreiging verandering in lichamelijke sensaties veroorzaakt beïnvloeden. 3.
Biologische factoren kunnen een rol spelen in de mate waarop sensaties
geïnterpreteerd worden als catastrofisch.
- Effecten van farmacologische behandeling. Propranolol is niet effectief en diazepam
ook niet op de lange termijn. Imipramine wel effectief in combinatie met blootstelling
aan enge situaties. Impiramine heeft daarom misschien niet direct effect.



2

,Verdere evaluatie van het model kan volgen als de volgende voorspellingen worden
onderzocht:
- Patiënten met paniekaanvallen interpreteren fysieke gewaarwordingen rampzaliger
dan angstige patiënten en de controlegroep.
- Farmacologische middelen veroorzaken alleen een paniekaanval als de
gewaarwordingen catastrofaal worden geïnterpreteerd en de effecten van deze
middelen kunnen worden geblokkeerd door manipulaties.
- Behandelingen die de neiging tot catastrofale interpretatie bij patiënten niet
veranderen, hebben meer kans op terugval dan behandelingen die dat wel doen.
EMDR: Eye movements superior to beeps in taxing working memory and reducing
vividness of recollections: van den Hout, M.A., et al. (2011).
EMDR kwam 20 jaar eerder op als behandeling voor PTSS. Het is net zo effectief als
cognitieve gedragstherapie. Oogbewegingen bij het terughalen van erge herinneringen
verminderd de levendigheid en emotionaliteit van de herinnering. Ze zijn labiel: ze
beïnvloeden de ervaring tijdens het terughalen. We gebruiken ons werkgeheugen om
herinneringen terug te halen, en dat werkgeheugen heeft een limiet. Als we een tweede taak
uitvoeren tijdens het terughalen van herinneringen, dan is er minder capaciteit over voor het
terughalen waardoor de levendigheid en emotionaliteit verminderd. EMDR lijkt zijn
therapeutische effect dus te halen uit het feit dat herinneringen labiel worden gedurende
herroeping en dat de her-opslag ervan beïnvloed wordt door de manier waarop het
opgehaald wordt.
Horizontale en verticaal oogbewegingen zijn even effectief. Alleen complexe taken hebben
effect. EMDR kan ook gebruikt worden voor negatieve gedachten over toekomstige
gebeurtenissen. Het geheugen bestaat uit 3 systemen:
- Centrale uitvoerende macht (CE): de toewijzing en verdeling van aandacht tussen
taken, activering van geheugen, oproepen van herinneringen, remming van afleiding
en selectie van ophaalstrategieën.
- Visuospatial sketchpad (VSSP): implementeer visueel ruimtelijke informatie.
- Fonologische lus (PL): implementeer verbale informatie.
EMDR beïnvloed VSSP en PL. Uit onderzoek is gebleken dat oogbewegingen de
levendigheid van afbeeldingen verminderen omdat ze het behoud en de manipulatie van
traumatische afbeeldingen in de VSSP tijdelijk verstoren. In het algemeen is gebleken dat
oogbewegingen en tellen bijvoorbeeld geheugeneffecten hebben. Deze effecten zijn zowel
algemeen, met invloed op de CE, als modaliteit specifiek, met invloed op de VSSP of PL.
Een alternatief voor oogbewegingen is binaurale stimulatie: de patiënt draagt een
koptelefoon en hoort piepjes rechts en links. Maar mogelijk wordt hier, in tegenstelling tot
EMDR, geen beroep gedaan op het werkgeheugen. In vijf experimenten kijken de
onderzoekers van dit artikel naar het effect van binaurale stimulatie en oogbewegingen.
- In experiment 1 werd gevonden dat oogbewegingen een aanzienlijke vertraging in de
reactietijd veroorzaken wat impliceert dat oogbewegingen de CE beïnvloeden.
- In experiment 2 werd gevonden dat het doen van sommen de reactietijd op visuele
stimuli verkort. Maar de reactietijd werd niet beïnvloedt door binaurale stimulatie.
- In experiment 3 werd een random interval repetition task (RIR) gebruikt, waarbij
reactietijden werden bekeken en de auditieve stimuli willekeurig werden aangeboden.
Wanneer de data uit experimenten twee en drie gecombineerd worden, zou men
kunnen concluderen dat binaural stimulatie CE resources gebruikt, maar dat het
effect subtiel en klein is in vergelijking tot oogbewegingen.

3

, - In experiment 4 werd gevonden dat oogbewegingen en de bijbehorende belasting
van het werkgeheugen de levendigheid en emotionaliteit verminderen. Binaurale
stimulatie heeft relatief weinig effect op de levendigheid van herinneringen.
50% van de EMDR behandelingen gebruiken binaurale informatie i.p.v. oogbewegingen.
Binaurale stimulatie gebruikt inderdaad de CE, maar vier keer zo weinig als oogbewegingen.
EMDR-sessies zijn in de klinische praktijk veel langer en het lijkt logisch dat de effecten ook
toenemen. Het is niet logisch dat een auditieve taak de VSSP gebruikt, net zoals het niet
logisch is dat een visuele taak de PL gebruikt. De gegevens gevonden in de experimenten
ondersteunen de CE-verklaring van het oogbewegingsgedeelte van EMDR.
Er zijn een aantal beperkingen aan de experimenten die hier worden uitgevoerd. Ten eerste
worden de klinische effecten van binaurale stimulatie op oogbewegingen niet getest.
Bovendien wordt de kwaliteit van negatieve herinneringen beoordeeld door zelfrapportage.
Bovendien zijn de effecten op lange termijn niet getest.
Retrieving and modifying traumatic memories: Recent research relevant to three
controversies: Engelhard, I.M., McNally, R.J. & van Schie, K. (2019).
Controversies met betrekking op het geheugen bij trauma
Repressief perspectief: mensen kunnen geen herinneringen ophalen van seksueel
misbruik in de jeugd omdat ze zo traumatisch zijn. Zo zeggen mensen dat slachtoffers de
herinneringen alleen kunnen ophalen onder bepaalde omstandigheden zoals onder hypnose.
Maar ze interpreteren vaak ook andere geheugenverschijnselen verkeerd als een
bevestiging van onderdrukking. Onwil om iemands trauma te delen, wordt bijvoorbeeld
gezien als een onvermogen om het te herinneren. De bewering dat mensen traumatische
ervaringen kunnen coderen, maar ze pas jaren later kunnen onthouden, ontbreekt aan
overtuigende empirische ondersteuning.
False-memory perspectief: mensen die ineens hun seksueel misbruik herinneren vergissen
zich. In die tijd hebben ze het niet opgevat als een trauma omdat ze de situatie niet begrepen
waardoor ze het niet zo levendig onthouden. Jaren later worden ze eraan herinnerd en
erkennen ze dan pas dat ze iets traumatisch hebben meegemaakt.
Sommige theoretici beweren dat patiënten flashbacks emotioneel moeten verwerken en
deze moeten integreren in een samenhangend verhaal om herstel te bereiken. Een studie
van Rubin, Deffler beoordeelde 60 aan trauma blootgestelde volwassenen, waarvan de helft
aan PTSD leed. Deelnemers moesten drie traumatische, drie positieve en drie belangrijke
herinneringen vertellen. De metingen toonden aan dat traumatische herinneringen net zo
coherent waren als de positieve en belangrijke herinneringen, en deelnemers met PTSD
hadden niet minder coherente herinneringen dan degenen zonder PTSD. De resultaten
weerleggen de bewering dat traumatische herinneringen worden gekenmerkt door een
gebrek aan samenhang. Men gaat ervanuit dat om te herstellen, deze herinneringen
coherent en geïntegreerd moeten worden. Een andere studie vond dat
geheugenfragmentatie niet veranderde tijdens therapie. Dit betekent dat noch het
behandeltype noch de respons op de behandeling verband hield met een verandering in het
verhaal of fragmentatie van de herinneringen.
Een meta-analyse toonde aan dat laterale oogbewegingen de effectiviteit van
(desensibiliserende) blootstelling aan traumatische of verontrustende herinneringen
vergroten. Laterale oogbewegingen verminderden de levendigheid van het geheugen en de
emotionele intensiteit na de interventie. Hoe werkt dit precies? Placebo effect kan het niet
zijn. Oog bewegingen beperken de bronnen van het werkgeheugen die nodig zijn om

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roos_r. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76462 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47  16x  sold
  • (0)
  Add to cart