Procesdeelnemers
1. Verdachte op grond van feiten en omstandigheden die worden geconstateerd
in een bepaald strafrechtelijk onderzoek, kan het redelijke vermoeden ontstaan
dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden (verdenking) en dat een bepaalde
persoon dat feit heeft begaan (Verdachte)
2. Raadsman dit is een advocaat die de verdachte adviseert en met hem de
verdediging voert (verdachte+raadsman= verdediging)
3. Getuige een persoon die er indirect bij betrokken is, die het bewijs kan
bewijzen/weerleggen
4. Deskundige de rechter zal veel feiten niet zelf kunnen vaststellen, eenvoudig
omdat hij de daarvoor vereiste expertise mist. De rechter doet voor dergelijke
onderzoek een beroep op deskundigen. Deskundigen die speciaal onderzoek
verrichten voor een richter worden forensisch deskundigen genoemd.
5. Benadeelde party degene die schade geleden heeft, deze kan zich met een
civielrechtelijke schadeclaim voegen in het strafproces
6. Slachtoffer
7. Opsporingsambtenaar een belangrijke instantie voor de opsporing van
strafbare feiten is de politie. De politie heeft voor de opsporing van strafbare
feiten een groot aantal bevoegdheden gekregen, zoals het aanhouden en
fouilleren van verdachten (art.141 en 142 SV)
8. Reclassering deze houdt zich bezig met de persoon en omstandigheden van de
verdachte. Zij is betrokken bij de ontwikkeling en organisatie van taakstraffen en
zij kan- wanneer de rechter dat heeft bepaald- aanwijzingen geven waaraan
veroordeelden zich moeten houden die voorwaardelijk veroordeeld zijn. Verder
geeft zij de rechter voorlichting over de persoon van de verdachte en de sociale
omgeving van de verdachte.
Rechtbank, gerechtshof en hoge raad
ieder van die gerechten heeft een eigen regio waarbinnen het rechtspreekt, het
rechtsgebied van een rechtbank wordt arrondissement genoemd. Ieder arrondissement
heeft een rechtbank, die alle zaken in eerste aanleg behandelt. Naast de
arrondissementen kennen we ook grotere rechtsgebieden. Deze worden ressort
genoemd. Gerechtshoven zijn verbonden aan een ressort.
De rechtbank kent enkelvoudige en meervoudige kamers. De meervoudige kamers
bestaan uit drie rechters, deze oordeelt over de meer ingewikkelde en ernstige
strafzaken. De meer eenvoudige en lichtere strafzaken worden door een enkelvoudige
kamer afgedaan.
Er zijn enkele alleensprekende rechters:
1. Kantonrechter, die oordeelt over de meeste overtredingen (art.382 SV)
2. De politierechter berecht eenvoudige misdrijven (art.368 SV), de officier van
justitie besluit aan welke kamer hij de zaak zal voorleggen. Blijkt de zaak toch
ingewikkelder dan hij vermoedde, dan kan de politierechter de zaak verwijzen
naar de meervoudige kamer (art.369 lid2 SV)
3. Kinderrechter
Openbaar ministerie
dit is de instantie die de beslissing neemt om een zaak aan de rechter voor te leggen
(art. 9SV). Voordat het zover is, zal het openbaar ministerie voldoende belastend
,materiaal verzameld moeten hebben. Het OM heeft tevens de verantwoordelijk over het
opsporingsonderzoek naast het functioneren als opsporingsambtenaar (art.533 SV).
Ieder arrondissement heeft een eigen bureau van het openbaar ministerie. Dit wordt het
parket genoemd.
Arrondissementsparket ( Rechtbank) hier werken officieren van justitie onder
leiding van een hoofdofficier van justitie.
Ressortparket (Gerechtshof) hier werken de advocaten generaal
De leiding van het gehele openbaar ministerie is in handen van het college van
procureurs generaal (art.130 RO). Dit college kan aangeven welke strafbare feiten met
prioriteit moeten worden aangepakt. Hiertoe worden richtlijnen opgesteld. Bij bepaalde
opsporingsbeslissingen is de goedkeuring van het college noodzakelijk. Het college zelf
heeft geen opsporings-of vervolgingstaak. Voor heel wat handelingen vraagt de wet het
optreden van een officier van justitie. Het zou niet erg praktisch zijn wanneer de officier
van justitie iedere keer wanneer een verdachte aangehouden is, zou moeten verschijnen
om die verdachte te verhoren daarom zijn bpeaalde hogere politiefunctionarissen
tevens benoemd als hulpofficier van justitie (art. 154 SV).
,De verdachte
Voordat een onderzoek heeft plaatsgevonden kan men iemand nog niet de dader
noemen, echter, iedere vermoedelijke dader word voor onschuldig gehouden totdat het
tegendeel bewezen is. Dit wordt de onschuldpresumptie genoemd. Artikel 27 bepaalt
wie precies als verdachte kan worden aangemerkt. De wet noemt twee criteria ter
bepaling van het begrip verdachte. Wanneer de vervolging eenmaal is aangevangen, dat
wil zeggen wanneer een rechter bij de zaak betrokken is, wordt de persoon tegen wie de
vervolging is gericht als verdachte beschouwd. Het criterium van het tweede lid is een
formeel criterium, dat eenvoudig kan worden toegepast. Het in het eerste lid genoemde
criterium is juist een materieel criterium: op grond van inhoudelijke overwegingen moet
worden beoordeeld of een persoon als verdachte kan worden aangemerkt.
Er moet sprake zijn van een redelijke vermoeden dat de persoon in kwestie een
strafbaar feit heeft gepleegd. Er is geen zekerheid nodig dat dit inderdaad het
geval is.
o Dit moet niet gebaseerd zijn op een voorgevoel maar moet volgen uit
feiten of omstandigheden
Soms valt het moment waarop een verdenking ontstaat samen met het moment
waarop iemand verdachte wordt.
Uit het Hollende-kleurlingarrest blijkt dat het niet eenvoudig is om het onderscheid te
maken tussen verwachte en niet verdachte personen. De feiten en omstandigheden die
tot de fouillering aanleiding gaven, waren niet voldoende om er een verdenking op te
funderen.
Rechten van de verdachte
De verdachte mag niet worden gedwongen zichzelf te belasten in een strafrechtelijke
procedure, Nemo tenetur.
De reikwijdte van nemo tenetur is echter beperkter dan op het eerste gezicht lijkt. Het
komt er vooral op neer dat een verdachte niet gedwongen mag worden een verklaring af
te leggen artikel 29 SV. (op de verdachte mag geen ongeoorloofde druk worden
uitgeoefend.
De verdachte is volgens artikel 29 SV niet verplicht tijdens een verhoor te antwoorden
op vragen die hem worden gesteld. Hij moet volgens artikel 29 SV lid 2 op hoogte
worden gesteld van zijn zwijgrecht ook wel beter bekend als cautie.
Het verzuim de cautie te geven kan tot gevolg hebben dat de verklaring die door
de verdachte is afgelegd, niet gebruikt wordt voor het bewijs (art.359a SV)
o Dat geldt alleen wanneer de verdachte door het causatieverzuim in
zijn belangen is geschaad.
Niets staat de politie in de weg om personen die geen verdachte zijn zonder causatie
vragen te stellen. Daarbij mogen ze ook vragen stellen die betrekking hebben op
strafbare feiten. De ondervraagde personen zijn overigens niet verplicht om mee te
werken. Zwijgen ze, dan mag dit niet leiden tot een verdenking. Ontstaan tijdens het
gesprek een verdenking, dan zal alsnog de cautie gegeven moeten worden wanneer
meer vragen over het vermoede strafbare feit worden gesteld.
, Het recht op rechtsbijstand
Volgens artikel 28 SV heeft de verdachte het recht op bijstand door een raadsman. Dit
word ook wel rechtsbijstand genoemd. Dit is een mensenrecht artikel 5(3).
De verdachte heeft het recht om zelf een advocaat kiezen die als zijn raadsman zal
optreden. Niet iedere verdachte zal echter een zelfgekozen raadsman hebben (art.38
en39 SV) im sommige gevallen kan aan de verdachte die geen raadsman heeft daarom
een raadsman worden toegevoegd. Afhankelijk van de situatie waarin de verdachte
verkeert, zal hij al dan niet in aanmerking komen voor rechtsbijstand van
overheidswege. De belangrijkste situaties hierbij zijn:
De verdachte is niet van zijn vrijheid beroofd er vindt geen automatische
toevoeging van een raadsman plaats, maar de verdachte kan wel verzoeken om
een toegevoegde raadsman (art.42 lid 3 SV)
De verdachte wordt door de politie opgehouden voor onderzoek. Uit artikel 28 sv
lijkt te volgen dat ook tijdens het politieverhoor het recht op rechtsbijstand
onbeperkt kan worden uitgeoefend. Dit is echter niet het geval. De hoge raad
heeft bepaald dat het recht op rechtsbijstand weliswaar met zich brengt dat een
verdachte voorafgaand aan het politieverhoor met zijn raadsman moet kunnen
overleggen, maar dat de politie de raadsman niet hoeft te laten bij het verhoor
De verdachte is in verzekering gesteld. wanneer hij hierop prijs stelt, krijgt hij
bijstand van een advocaat, die wordt aangewezen door het bureau
rechtsbijstandsvoorziening (art. 40 sv). hij hoeft hierom niet te verzoeken. De
politie is verplichten een raadsman toe te voegen (art.40 lid 2 SV). De advocaat,
die zich bereid verklaard heeft in verzekering gestelden bij te staan, wordt wel
een piketeadvocaat genoemd. De piketeadvocaat staat de verdachte bij tot het
einde van de inverzekeringstelling. Is er geen gewone piketeadvocaat
beschikbaar dan wordt een andere raadsman toegevoegd (art. 40 lid 3 SV).
De verdachte is in voorlopige hechtenis genomen. Op grond van de artikelen 41
en 42 SV kan aan de verdachte, op zijn verzoek, een raadsman worden
toegevoegd. Is aan de voorlopige hechtenis verzekering voorafgegaan, dan wordt
doorgaans de piketeadvocaat toegevoegd. Deze is volgens artikel 43 lid 2 SV
kosteloos.
Tussen de verdachte en de raadsman moet ongestoord contact plaats kunnen vinden
artikel 50 SV. artikel 28 lid 2 bepaalt dat dit contact zoveel mogelijke plaatsvindt
wanneer de verdachte hierom verzoekt.
Het vrije verkeer tussen de gedetineerde verdachte en zijn raadsman door de rechter
worden beperkt in het belang van het onderzoek artikel 50 lid2. Dat belang van het
onderzoek kan bijvoorbeeld zijn dat geen sporen van een misdrijf uitgewist zullen
worden of dat de verdachte niet op de hoogte wordt gesteld van informatie die zijn
verklaringen zal beïnvloeden.
Het recht op inzage in processtukken
Alle processtukken vormen het dossier de verdachte heeft het recht kennis te nemen
van de processtukken die op zijn zaak betrekking artikel 30 SV.
In het belang van het onderzoek kan kennismaking worden beperkt artikel 30 lid 2.
Hiertegen kan bezwaar worden gemaakt, artikel 32 SV. de kennismaking kan maar voor
beperkte tijd worden onthouden. In ieder geval moet de verdachte de volledige
beschikking over de processtukken krijgen vanaf het moment dat hem de dagvaarding is
uitgereikt (art. 33 SV)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mike1993. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.99. You're not tied to anything after your purchase.