Dit is een samenvatting van hoofdstuk 2 van de Historische Context, die gaat over Duitsland in Europa (). Het hoofdstuk bestaat uit drie paragrafen: Interbellum en Tweede Wereldoorlog (), Duitsland valt uiteen (), In de tijd van de Berlijnse Muur en daarna ().
Duitsland in Europa (1918-1991)
§2.1: Interbellum en Tweede Wereldoorlog (1918-1945)
De eerste naoorlogse parlementsverkiezingen in Duitsland na WW1 werden gewonnen door de
sociaaldemocratische SPD. Deze partij kreeg de leiding in de regering doe begon met de opbouw van
een parlementaire democratie. In de zomer van 1919 nam het parlement een grondwet aan. Dit
gebeurde in Weimar, vandaar de naam Republiek van Weimar.
De Duitse democratie was wankel vanaf het begin, de meeste Duitsers wouden terug naar de oude
toestand waarin het parlement weinig te zeggen had. Tegelijk probeerden extremisten van links en
rechts de democratie omver te werpen. Dit zorgde voor ruzie onder de groepen. Door het politiek
geweld verloor een groot deel van de Duitse bevolking haar vertrouwen in de democratie. Dit
vertrouwen werd nog minder door het verdrag van Versailles in juni 1919. Duitsland werd daarin als
schuldige aan de oorlog aangewezen en kreeg hoge herstelbetalingen opgelegd. Bijna alle Duitsers
vonden het een schande, maar de regering tekende toch omdat Duitsland anders bezet zou worden.
Conservatieven en rechtsextremisten reageerden woedend. Volgens hen had Duitsland de oorlog
niet verloren, maar was het ten onder gegaan door ‘een dolkstoot in de rug’ van de democratische
leiders die om een wapenstilstand hadden gevraagd en van de socialistische arbeiders en soldaten
die in opstand waren gekomen. Dit heette de dolkstootlegende, en was een onjuiste complottheorie.
Mede door de dolkstootlegende verloren de democratische partijen bij de verkiezingen van 1920 hun
meerderheid. De partijen werden verdeeld en de regering stond machteloos tegen de economische
problemen en het aanhoudende straatgeweld.
De Duitse economie leed onder het verdrag van Versailles, dit ondergroef het vertrouwen in de
economie nog meer, vooral toen in 1923 de economie vrijwel stil viel. Duitsland kon de geallieerden
niet snel betalen, dus bezetten Franse troepen het Roergebied om kolen, staal en machines weg te
halen. De Duitse regering riep de Duitse bevolking uit om te staken, en betaalden de stakers met geld
dat ze lieten bijdrukken. Door de inflatie werd de Duitse mark in een paar maanden vrijwel
waardeloos. Spaarders verloren al hun geld en arbeiders konden met hun loon niets meer kopen. De
Duitsers gaven het verzet op en de geallieerden zagen in dat ze alleen hun geld konden krijgen als ze
de Duitse economie zouden herstellen. Onder leiding van de Amerikaanse bankier Dawes werd in
1924 een plan opgesteld om Duitsland geld te lenen: Dawesplan. En Frankrijk stelde zich op en trok
zijn leger terug uit het Roergebied. De Duitse economie bloeide van 1924 tot 1929.
De beurskrach in 1929 had ook de Duitse economie getroffen, de democratische partijen en
conservatieven stonden machteloos tegen de crisis. Daardoor gingen veel Duitsers op totalitaire
partijen zoals de KDP en NSDAP stemmen. In 1932 was de NSDAP van Adolf Hitler de grootste partij.
In januari 1933 benoemde president Von Hindenburg Hitler tot rijkskanselier. De conservatieve
politici dachten dat ze Hitler konden gebruiken om van de democratie af te komen en daarna zelf aan
de macht te komen, maar ze vergisten zich.
Op 5 maart 1933 waren er weer verkiezingen voor de Rijksdag. Maar kort daarvoor stak de
Nederlandse communist Marinus van der Lubbe het Rijksdaggebouw in de brand. Hitler beweerde
dat de Rijksdagbrand het sein was voor een communistische revolutie. Om het gevaar te bestrijden,
voerde hij noodmaatregelen in, waarbij grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en de
vrijheid van vergadering werd opgeschort. Communisten werden opgepakt en hun kranten werden
verboden. Bij de verkiezingen haalde de NSDAP 43,9% van de stemmen. Om hierna de macht
helemaal in handen te krijgen, liet Hitler de Weimargrondwet afschaffen. Dat gebeurde met de
Machtigingswet, die hem het recht gaf zonder parlement te regeren. Op 23 maart 1933 nam de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 001969. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.