Hoorcolleges Klinische psychologie
Hoorcollege 1 – Inleiding en onderzoek
Voorbeeldvraag tentamen: Carl Rogers staat niet bekend om…
A. Zijn humanistische benadering van psychopathologie
B. Zijn rol in de ontwikkeling van gedragstherapie
C. Zijn onderzoek naar het proces van behandeling.
Geschiedenis van de klinische psychologie
Geschiedenis in een notendop
• Eerste verklaringsmodellen voor psychische stoornissen begon bij dat psychische stoornissen
verklaard konden worden door bezetenheid door demonen.
• Iets later hypothese dat er lichamelijk iets aan de hand was, wat leidde tot psychische
stoornissen.
Ontstaan van de psychiatrie
1798 Philippe Pinel: Nosographie philosophique: La Simpel classificatiesysteem; morele behandeling
méthode de l’analyse appliquée à la médecine.
Geestelijke stoornissen worden op verschillende
manieren ingedeeld. Belangrijk om een morele
behandeling te gebruiken (niet meer vastketenen,
opsluiten).
1812 Benjamin Rush: Observations and Inquiries Begrijpen van de ziektes van de geest
upon the Diseases of the Mind.
1869 Francis Galton: Hereditary Genius. Kijken naar de oorsprong van individuele
verschillen.
1883 Emil Kraepelin: Compendium der Psychiatrie: Modern (eerste) classificatiesysteem; focus op
Zum Gebrauche für Studierende und Ärzte. biologische oorzaken.
1917 Sigmund Freud: Vorlesungen zur Einführung in Psychoanalyse; focus op psychologische oorzaken
die Psychoanalyse.
Klinische psychologie tot W.O.1
• PTSS = Shellshock → nog niet echt een behandeling voor destijds.
• Hoe kunnen we mensen selecteren?
o Bekijken waarom mensen wel of niet klachten krijgen en daarop selecteren.
• Richten op screening → gebruikten testen als IQ testen.
Klinische psychologie tijdens W.O.2
• Veterands administrations werd actiever → steeds meer mensen kwamen terug met
psychische klachten.
• We moten mensen gaan trainen op psychologische behandeling te kunnen geven.
Boulder model
• 1947: APA commissie over klinische-psychologische training
o Kijken naar al bestaande programma’s
o Nieuwe inhoud aanbevelen
o Standaarden ontwikkelen
• 1949: congres in Boulder over post-Bachelor educatie in de klinische psychologie: Shakow
rapport
, o Focus op de “heilige drie-eenheid” van diagnostiek, therapie en onderzoek →
klinisch psychologen als scientist-practitioners!
▪ Scientist-practitioners zijn mensen die zowel onderzoek doen als
praktijkgericht bezig zijn.
Wat is klinische psychologie?
• Praktische component
o Psychopathologie = symptomen die kunnen duiden op een psychologische stoornis
• Wetenschappelijk component
o Psychopathologie = onderzoek naar (symptomen van) psychologische stoornissen
• “Abnormale psychologie” wordt niet gekozen omdat het behoorlijk stigmatiserend is → het
begrip hangt van heel veel factoren af.
Wat is abnormaal?
Abnormaal = afwijkend van statistische norm?
• Pluspunten:
o Er zijn duidelijke afkappunten (cut-ofss).
o Kwantificeerbaarheid: de frequentie van het gedrag kan worden gemeten.
• Minpunten
o Niet alle zeldzame gedragingen zijn onwenselijk.
o Niet alle “abnormale” gedragingen zijn zeldzaam → sommige abnormale
gedragingen die niet de gangbare norm zijn (bijv. roken, spijbelen) die kunnen als
abnormaal worden gezien, maar zijn niet zeldzaam.
o Afkappunten zijn arbitrair → waar doe je nou dat afkappunt?
Abnormaal = afwijkend van sociale norm?
• Pluspunten:
o Houdt rekening met variatie tussen culturen.
• Minpunten:
o Er bestaat geen algemene overeenstemming over sociale normen.
o Normen veranderen met de tijd.
o Situatie en context kunnen normen beïnvloeden.
Abnormaal = disfunctioneren?
• Pluspunten:
o Focus op hoe onaangepast (schadelijk) het gedrag is .
• Minpunten:
o Sommige “abnormale” gedragingen kunnen wel adaptief zijn → mensen die in de
winter meer slapen dat is vanuit evolutie gezien heel slim, maar.
o Niet alle onaangepaste gedragingen worden als abnormaal gezien.
Abnormaal = psychisch lijden veroorzakend?
• Pluspunten:
o Focust op hoe onwenselijk het gedrag voor het individu is.
o Niet gebonden aan statistische of sociale normen.
• Minpunten:
o Mensen zien wellicht niet in dat hun gedrag leed veroorzaakt → geen ziekte-inzicht;
veel problemen voor mensen uit hun omgeving en voor zichzelf.
o Het lijden kan vanuit de situatie verklaarbaar zijn → bijv. bij rouwen om overledene.
,De 3 D’s van abnormaliteit?
• Deviance → Afwijkend van een norm
• Dysfunction → Sociaal disfcuntioneren, werkgerelateerd, etc.
• Distress → Psychische lijden (zelf of in omgeving)
• In Nederlandse juridisch systeem ook:
o Danger → Een gevaar voor jezelf of je omgeving → TBS
DSM-IV (1994, 2000)
• Lijstjes van symptomen
• Criteria over hoeveel symptomen aanwezig moeten zijn (en hoelang)
o Categorische aanpak
• Ook: “Symptomen moeten klinische significant lijden of beperkingen in het functioneren
veroorzaken.” → dan pas diagnose.
Vice-voorzitter DSM-5 Task Force (= Directeur Onderzoek, American Psychiatric Association): “Our
intent with de DSM-5 is to make it a much more fine-tuned, fine-grained system so that we have a
better assessment with repeated research, like we have for blood pressure or cholesterol estimates.”
→ letterlijk vergelijken met geneeskundige ziektes, waarbij we echt dingen kunnen meten →
psychologie meetbaar maken met de DSM-5.
Abnormaal = medisch gezien ziek?
• Pluspunten:
o Er kunnen bioloigshce oorzaken voor “abnormaal” gedrag zijn → bijv. een tumor in je
hoofd kan leiden tot gedragsverandering of depressie.
• Minpunten:
o Vaak kan geen biologische oorzaak gevonden worden
o Causatie vs. correlatie → je weet bijvoorbeeld niet of iets in de hersenen
daadwerkelijk de reden is voor verandering in gedrag.
o Weinig goede medische testen beschikbaar → de uitslag van testen bij groten
groepen mensen kunnen niet worden gegeneraliseerd naar het individu.
o Biologisch reductionisme.
Waarom dan de DSM? (Als er zo veel aan schort, waarom moeten we er dan over leren?)
• Veelvuldig gebruikt in GGZ (inclusief DSM-IV)
• Gemeenschappelijke taal.
• Beter iets dan niets.
• Beperkingen lokken kritisch denken uit.
Samengevat
• Klinische psychologie werd ‘volwassen’ na W.O.2
• Of gedrag abnormaal is of niet hangt af van verschillende factoren.
• Verschillende mensen kunnen verschillende criteria gebruiken om psychopathologie te
definiëren.
• De klinische praktijk gebruikt het 3D (of 4D) model.
• Maar het blijft controversieel!
Onderzoek in de Klinische Psychologie
Hedendaagse theorieën van psychopathologie
1. Biologisch
o Lichamelijke verklaringen (genen, biochemie, neuroanatomie).
o Focus op het brein.
, 2. Psychologisch
o Intrapersoonlijke verklaringen (emoties, cognities, gedrag).
o Focus op de geest.
3. Sociaal
o Interpersoonlijke verklaringen (maatschappij, familie, relaties).
o Focus op de omgeving.
Biopsychosociaal model van psychopathologie
• Interactie tussen factoren kun
je niet los zien van elkaar.
• Alle factoren hebben ermee
te maken.
Waarom dan één theorie gebruiken?
• Is gebaseerd op data en hypotheses.
• Biedt een raamwerk voor het beschrijven van een fenomeen.
• Maakt voorspellingen over de toekomst.
o Nuttig in de klinische praktijk.
• Presenteert een testbaar concept of idee.
o Nuttig bij onderzoek!
Waarom onderzoek in de klinische psychologie?
• Theorieën ontwikkelen.
• Op basis hiervan interventies ontwerpen.
• De werkzaamheid van die interventies evalueren.
• Bevordert op evidentie gebaseerd werken (evidence-based practice)
o Leidt tot ontwikkeling van betere behandelrichtlijnen.
o Verhoogt de efficiëntie in de GGZ.
o Vaak worden alleen evidence-based interventies vergoed.
Casestudie
• Voordelen:
o Mogelijk een bron van nieuwe ideeën.
o Levert voorlopig bewijs voor een nieuwe theorie.
o Kan een bestaande theorie tegenspreken.
o Kan nieuwe behandeltechnieken inspireren.
• Beperkingen:
o Vertekende perceptie van 1 waarnemer → misschien ziet hij dingen die een ander
niet zou zien.
o Lage interne validiteit → bekent dat je eigenlijk totaal geen idee hebt of het over
correlatie of causatie gaat, je kunt geen uitspraken doen over causatie.
o Lage externe validiteit → van één patiënt is niet generaliseerbaar naar alle patiënten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JannieBrouwer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.77. You're not tied to anything after your purchase.