Dit is een samenvatting van de boeken Anatomie en Fysiologie, Klinische pathologie en farmacologie voor het 2e tentamen van medische kennis.
Het bestaat uit, AF: H7, 8, 9, 11, 12; KP: H7, 13, 14, 16; FC: H7, 9, 10
,WEEK 1 ADEMHALINGSSTELSEL
AF
Hoofdstuk 9
9.1 Luchtwegen
De luchtwegen vormen de verbindingsweg tussen de buitenwereld en het longweefsel. Via de
luchtwegen kan lucht met zuurstof getransporteerd worden en wordt koolstofdioxide buiten het
lichaam gebracht.
Tot de luchtwegen behoren de neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën,
bronchiolen en longblaasjes.
De meeste lucht die je bij normale ademhaling in- en uitademt gaat door je neus. Iedere mens heeft
vormverschillen, veroorzaakt door de neusbeenderen, neuskraakbeen en de bedekkende huid. De
neusrug bestaat bovenaan uit de 2 neusbeenderen, deze gaan over in elastisch kraakbeen. De huid
van de neus loopt naar beneden toe aan de zijkanten uit in de neusvleugels.
Achter de neus bevindt zich de neusholte, deze wordt grotendeels begrensd door botten. Aan de
bovenkant zijn dat het os sphenoidale (sfenoïd), het os ethmoidale (etmoïd), het os frontale
(voorhoofdsbeen) en het os nasale (neusbeen). Het os ethmoidale heeft veel gaatjes waar
zenuwvezels van de reukzenuw doorheen lopen. De latere wanden van de neusholten bestaan uit
delen van de maxilla (bovenkaak) en uitlopers van het os ethmoidale. De neusholte wordt in tweeën
verdeeld door het medio-sagittaal verlopende septum nasi (neustussenschot).
De laterale wanden van de neusholte hebben 3 of 4 uitstekende botranden, conchae (neusschelpen)
genoemd. Door deze botranden ontstaan neusgangen. De onderste neusgang is het grootst, want de
bijbehorende conchae zijn hier het grootst, en bij neusademhaling stroomt hier dan ook het
merendeel van de lucht langs.
De neusholte is bekleed met slijmvlies: éénlagig trilhaarepitheel met veel sereuze kliertjes en
slijmcellen. Boven in de neusholte zit het reukepitheel, bestaat uit epitheelcellen met daartussen
veel sensoren die gevoelig zijn voor geurprikkels.
De sinus paranasales (neusbijholten) zijn holten in de aangrenzende schedelbeenderen die eigenlijk
geen deel uitmaken van de neusholte. Ze staan via kleine opening met de neusholte in verbinding. De
sinus paranasales zijn: sinus maxillaris, sinus sphenoidalis, sinus ethmoidales en sinus frontalis.
Inademen door de neus heeft 4 functies die allemaal te maken hebben met de kwaliteit van de lucht
die in de luchtwegen terechtkomt: de lucht wordt gezuiverd, verwarmd, bevochtigd en gekeurd.
- Zuivering van de lucht
De trilharen van het neusepitheel, met daarop kleverig slijm, vangen veel van de verontreinigingen
op. In een stoffige omgeving wordt het neusepitheel geprikkeld om extra slijm te produceren. Door
de beweging van de trilharen wordt de slijmlaag met de weggevangen stoffen vanuit de neusholte
naar de neus-keelholte bewogen. Ongeveer 2/3e van het verontreinigde slijm slik je door, waarna het
maagzuur eventuele ziektekiemen onschadelijk maakt. De rest wordt in de richting van de neusholte
getransporteerd, waar het door niezen, snuiten, opsnuiven en ‘peuteren’ kan worden verwijderd.
- Verwarming van de lucht
Ingeademde lucht kan in de neusholte verwarmd worden. De buitenlucht is meestal kouder dan
de lichaamstemperatuur. Het capillairnetwerk in de neusholte draagt de warmte van het bloed
over aan de ingeademde lucht. Hierdoor wordt verhinderd dat het longweefsels te snel afkoelt.
- Bevochtiging van de lucht
Bevochtiging gaat uitdroging van het longweefsel tegen. Longweefsel moet vochtig zijn om een
optimale gaswisseling mogelijk te maken.
Het neusslijmvlies staat voortdurend vocht af en lucht wordt bevochtigd door verdamping van
traanvocht.
- Keuring van de lucht
2
,Het reukepitheel geeft informatie over de kwaliteit van de ingeademde lucht. De functie hiervan is
beschermen maar ook genieten.
Inademen door de neusholte is niet goed mogelijk wanneer je in korte tijd grote hoeveelheden lucht
moet in- en/of uitademen, bijvoorbeeld tijdens stevige inspanning, hijgen of hoesten. De nauwe
doorgangen van de neusholte laten de passage van zoveel lucht tegelijk niet toe en je gaat vanzelf
over op mondademhaling.
Mondademhaling heeft als nadeel dat de lucht minder goed ‘bewerkt’ kan worden, zuivering,
bevochtiging, verwarming en keuring vindt nauwelijks plaats.
Klankvorming is een belangrijke functie van de mondholte, dit gebeurt voornamelijk bij de
uitademhaling. De uitgeademde lucht stroomt langs de stembanden, waardoor die in trilling worden
gebracht en geluid voortbrengen. Het geluid krijgt een bepaalde klank door de vorm van de
mondholte en de stand en bewegingen van tong en lippen.
De pharynx (keelholte) ligt achter de neus- en mondholte, en behoort zowel tot het ademhalings- als
het spijsverteringsstelsel. Ter hoogte van de mond-keelholte vindt kruising van de voedselweg en de
luchtweg plaats. Lucht gaat het ventraal gelegen strottenhoofd binnen en voedsel de dorsaal gelegen
slokdarm. De luchtpijp staat altijd open behalve wanneer er voedsel doorgeslikt wordt. Dan dekt het
strotklepje het strottenhoofd af. Ook de stemspleet is dan gesloten. Ademen en spreken zijn op dat
moment niet mogelijk.
De larynx (strottenhoofd) ligt in de hals, ventraal van de slokdarm. Het is een stevige koker,
opgebouwd uit een aantal kraakbeenstukken, verbonden met ligamenten en omgeven door
dwarsgestreepte spieren.
Aan de bovenkant is de larynx verbonden met het os hyoideum (tongbeen) via een
bindweefselplaat. Het tongbeen is een klein hoefijzervormig bot aan de basis van de tong. Het wordt
door verschillende spieren op zijn plaats gehouden. Deze spierteugels zitten aan de onderkaak en de
schedelbasis vast. Aan de onderkant van het tongbeen zijn enkele keelwandspieren aangehecht.
Het grootste kraakbeenstuk van het strottenhoofd is het cartilago thyroidea (schildkraakbeen). Het
heeft de vorm van een opengeklapt boek, met de rug aan de ventrale kant. De zijwanden van het
schildkraakbeen staan in een hoek van ongeveer 90° op elkaar. De buitenkant maakt deel uit van de
keelwand. De bovenrand helt voorover en is aan de buitenkant goed te zien en te voelen, vooral bij
mannen: de adamsappel. Aan de achterkant is het schildkraakbeen open. De zijwanden lopen naar
boven toe uit in 2 lange punten, de bovenste hoorns. Aan de voorkant is het schildkraakbeen alleen
bedekt met huid.
De epiglottis (strotklepje) is een veerkrachtig kraakbeenplaatje. Tijdens het slikken duwt de
tongbasis hem over de larynxopening om te verhinderen dat er voedsel in de luchtpijp komt.
Het cartilago cricoidea (ringkraakbeen) heeft de vorm van een zegelring. De bredere ‘zegelkant’ ligt
dorsaal en steekt omhoog tussen de onderste hoorns van het schildkraakbeen. Het smalle
‘ringgedeelte’ is ventraal goed te palperen, iets lager dan het schildkraakbeen.
Op de achterrand van het schildkraakbeen zit binnenin links en rechts een cartilago arytenoidea
(bekerkraakbeentje). Deze zijn via de stembanden met het schildkraakbeen verbonden. Ze hebben
een grote bewegingsvrijheid wat van invloed is op de stand en spanning van de stembanden en
daarmee op de stemvorming.
Tussen de bekerkraakbeentjes en het schildkraakbeen bevindt zich links en rechts een spierplooi. Dit
zijn de ware stembanden. Ze vormen de m. vocalis (stemspier). De opening tussen de stembanden
heet de stemspleet. De stembanden hebben 2 functies: ze sluiten de luchtweg af door de stemspleet
te sluiten en ze brengen geluid voort doordat ze in trilling worden gebracht. Bovenaan de
binnenkant van de ware stembanden zittend de valse stembanden, zo genoemd omdat ze geen
3
, geluid voortbrengen. De functie hiervan is de ware stembanden vochtig houden, waardoor deze hun
soepelheid behouden.
Door het nauwer worden van de stemspleet kan de uitgeademde lucht de stembanden in trilling
brengen. Er ontstaat een toon. De toonhoogte is afhankelijk van de spanning van de stembanden. Hoe
groter de spanning, des te hoger de toon. Daarnaast spelen de lengte, de elasticiteit en de massa van
de stembanden een rol. Mannen hebben langere en dikkere stembanden en daardoor een lagere stem
dan vrouwen. Het volume van het geluid is afhankelijk van de kracht waarmee uitgeademd wordt. De
tonen worden omgevormd tot klanken door resonantie in de neusholte, neusbijholten en de
mondholte en door de bewegingen van de tong, lippen en onderkaak.
De innervatie van de strottenhoofdspieren vindt plaats door de n. laryngeus recurrens. Dit is een
zenuw die ter hoogte van de longtoppen aftakt van de linker en de rechter n. vagus en vervolgens
weer naar boven loopt.
De trachea (luchtpijp) sluit aan op het ringkraakbeen van het strottenhoofd. Hij loopt ventraal van
de slokdarm vanuit het halsgebied recht naar beneden, achter de aorta en de grote bloedvaten. Boven
het hart splitst de trachea in 2 hoofdbronchiën. De splitsing wordt bifurcatio tracheae genoemd.
Vlak boven de bifurcatio loopt de aortaboog langs de zijkant van de luchtpijp. De aorta descendens
duikt vervolgens achter langs de linker hoofdbronchus. De longslagaders en de grote hartaders liggen
voor de grote bronchiën. Dat zijn de aftakkingen van de hoofdbronchiën. De trachea en de
hoofdbronchiën zijn opgebouwd uit collageen bindweefsel met daarin op regelmatige afstanden
hoefijzervormige kraakbeenstukken die het lumen openhouden. Aan de achterkant van de trachea en
de hoofdbronchiën hebben de kraakbeenhoefijzers hun opening. Dit geeft de erachter gelegen
slokdarm bewegingsvrijheid.
De binnenbekleding van trachea en hoofdbronchiën bestaat uit trilhaarepitheel met talrijke
slijmcellen en sereuze kliertjes. Je noemt het ook wel respiratoir epitheel. Het heeft dezelfde functie
als het neusslijmvlies.
De 2 hoofdbronchiën vertakken zich verder het longweefsel in. De rechter splits in 3 grote bronchiën,
de linker in 2. Deze vertakkingen heten bronchi lobares. Elke bronchus lobaris gaat naar een
longkwab. De linkerlong bestaat uit 2 longkwabben en de rechter uit 3. Dit verschil komt door de
aanwezigheid/ligging van het hart.
De bronchi lobares vertakken zich in dunnere bronchi segmentales, die worden genoemd naar het
longsegment dat ze verzorgen. Elke longkwab bestaat uit enkele longsegmenten; functioneel-
anatomisch gescheiden longeenheden. Er zijn in totaal ongeveer 20, dus evenveel bronchi
segmentales.
De bronchiën splitsen verder in bronchiolen, de allerfijnste vertakkingen. De wand bestaat
grotendeels uit circulair glad spierweefsel, waardoor ze heel elastisch zijn. Bij inademing ontspannen
de gladde spiertjes en worden de bronchiolen verwijdt, bij uitademing trekken de spiertjes samen en
worden de bronchiolen vernauwd. Dit bevordert de uitdrijving van lucht uit de longen.
De fijnste bronchiolen monden uit in longtrechtertjes. Elk longtrechtertje heeft tientallen
trosvormige uitstulpingen, de alveoli pulmonales (longblaasjes). Elke alveolus is omgeven door een
dicht capillairnetwerk. De ongeveer 900 miljoen alveoli vormen het eigenlijke longweefsel. Het zijn
de functionele eenheden waar de gaswisseling plaatsvindt tussen het uitwendige en het inwendige
milieu. Het totale oppervlak ven de gezamenlijke alveoli wordt het ademhalingsoppervlak
genoemd. Dit is in rust ongeveer 70m2. Bij inspanning kan dit uitkomen tot boven de 100m2.
De longen vullen het grootste gedeelte van de borstholte. Ze liggen tegen de binnenzijde van de
thoraxwand aan. De apex pulmonis (longtop) reikt tot achter het sleutelbeen boven de eerste rib. De
basis pulmonis (longbasis) rust op het diafragma en volgt de koepelvorm daarvan.
De linker- en rechterlong zijn afzonderlijk omgeven door pleura (longvlies). Dit is een weivlies en
bestaat uit een binnen- en buitenblad, de pleura visceralis (longblad of viscerale blad) en de pleura
parietalis (borstvlies of pariëtale blad).
De pleura visceralis is vergroeid met de buitenkant van het longweefsel. De omslagrand waar binnen-
naar buitenblad overgaat bevindt zich vlak boven het longhilum, de plaats waar de hoofdbronchus,
bloedvaten, lymfevaten en zenuwen de long in- en uitgaan. De pleura parietalis is vergroeid met de
borstwand, het middenrif en de aangrenzende structuren in het mediastinum, met name het
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller br_17. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.