100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home

Summary

Samenvatting Ons strafrecht - Het materiële strafrecht 1, ISBN: 9789013085297 Strafrecht 1

 70 views  9 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van ons strafrecht voor strafrecht 1. Zie ook mijn andere samenvattingen voor het complete boek. Opgedeeld per hoofdstuk.

Preview 3 out of 30  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1/8 13, 14
  • January 3, 2021
  • 30
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
SAMENVATTING MATERIËLE STRAFRECHT

1. INLEIDING

1.1. DE NEDERLANDSE STRAFWETGEVING
Art. 107 van de Grondwet bepaalt dat het strafrecht en het strafprocesrecht in algemene wetboeken
moeten worden ondergebracht, behoudens de bevoegdheid voor de wetgever bepaalde onderwerpen in
afzonderlijke wetten te regelen.

Het materiële strafrecht regelt in abstracto in welke gevallen een persoon vanwege de staat kan worden
gestraft en welke sancties dan mogen worden opgelegd. Tot het materiële strafrecht behoren dan ook in
elk geval de verbodsbepalingen en de strafbedreigingen. Het formele strafrecht heeft betrekking op de
wijze waarop in een concreet geval moet worden vastgesteld of de strafwet is overtreden en of een
bepaald persoon deswege dient te worden gestraft. Het gaat hier in het bijzonder om de te volgen
procedure, om de bevoegdheden van de bij de strafrechtspleging betrokken overheidsorganen en om de
rechten van de verdachte.

Art. 107 GW spreekt van afzonderlijke wetten, dat wil zeggen: wetten in formele zin. De wet in formele zin
dient voorts de basis te verschaffen voor regelingen van lagere orde waarin overtredingen zijn opgenomen.
Een strenger regime geldt ten aanzien van de algemene maatregelen van bestuur die door de Kroon
worden uitgevaardigd. Art. 89 lid 2 GW schrijft voor dat de wet (in formele zin) de op te leggen straffen
‘bepaalt’. Bovendien mogen door straffen te handhaven voorschriften alleen ‘krachtens de wet’ gegeven
worden. Dat betekent dat dergelijke voorschriften alleen gegeven mogen worden als de bevoegdheid
daartoe door de wetgever aan de Kroon is gedelegeerd.

1.2 ONGESCHREVEN RECHT, VERDRAGSRECHT, SUPRANATIONAAL RECHT
Strafbaarstellingen moeten een basis hebben in een wet in formele zin. Deze gedachte is ook terug te
vinden in art. 16 GW, dat luidt: ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane
wettelijke strafbepaling.’ De strafbaarheid mag niet op ongeschreven recht worden gebaseerd, maar op de
wet gebaseerde strafbaarheid mag wel op grond van ongeschreven recht worden ingeperkt. Zo is een
belangrijk ongeschreven beginsel van Nederlands strafrecht het beginsel geen straf zonder schuld. Dit
beginsel heeft geleid tot de aanvaarding van een buitenwettelijke strafuitsluitingsgrond: afwezigheid van
alle schuld.

Een steeds belangrijker wordende rechtsbron wordt gevormd door de internationale verdragen waarbij
Nederland partij is. EVRM – IVBPR. In de tweede plaats kunnen verdragen genoemd worden die Nederland
verplichten tot het strafbaar stellen van bepaalde feiten. Dergelijke verplichtingen zijn in de eerste plaats
tot de nationale wetgever gericht. In de derde plaats kunnen verdragen genoemd worden waarbij
Nederland een deel van zijn strafrechtelijke autonomie prijs geeft. men spreekt dan wel van supranationaal
strafrecht.

De interpretatievragen die in dat kader rijzen, dienen in de vorm van prejudiciële vragen aan het Hof van
justitie in Luxemburg te worden voorgelegd. Het EU-recht heeft door dit alles sterk supranationale trekken.
Niet al het internationale recht heeft een verdragsrechtelijke basis. Rekening moet ook worden gehouden
met de ongeschreven regels en beginselen van het volkenrecht. Art. 7 lid 2 EVRM heeft betrekking op de
strafbaarheid die werd gebaseerd op eerst achteraf in wetten en verdragen geconcretiseerde ‘algemene
rechtsbeginselen die door de beschaafde volken worden erkend’. Die algemene beginselen bleken sterker
dan de nationale nulla poena-regel.




1

,1.3 HET WETBOEK VAN STRAFRECHT; ALGEMEEN DEEL
Het Wetboek van Strafrecht neemt in het geheel van de Nederlandse strafwetgeving een centrale plaats in.
Dat komt doordat het algemene bepalingen bevat die ook van toepassing zijn op de talloze strafbare feiten
die niet in het wetboek staan, maar in bijzondere wetten en verordeningen zijn opgenomen. In 1813 waren
de Franse Code pénal en de Code d’instruction criminelle als geldend recht gehandhaafd. Het gelukte in
1838 de Code d’instruction crimenelle te vervangen door een eigen Nederlands Wetboek van
Strafvordering, dat echter geen wezenlijke verandering aanbracht in de structuur van het procesrecht. Bij
de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht moest het Wetboek van Strafvordering van 1838
worden herzien, onder meer omdat in het nieuwe Wetboek van Strafrecht de driedeling van de strafbare
feiten in misdaden, wanbedrijven en overtredingen uit de Code pénal was vervangen door een tweedeling
in misdrijven en overtredingen. Aan een aparte rechterlijke instantie voor de berechting van misdaden was
geen behoefte meer. Het Wetboek van Strafrecht bracht als gezegd een tweedeling in misdrijven en
overtredingen. De misdrijven werden ondergebracht in het Tweede Boek, de overtredingen in het Derde
Boek.

Het leeuwendeel van die misdrijven wordt gevormd door de zogenaamde klassieke of commune
misdrijven. Het gaat daarbij om overtredingen van normen die hecht verankerd zijn in de positieve moraal.
De ‘vanzelfsprekendheid’ van de strafbaarheid weerspiegelt zich in de gevolgde techniek van
strafbaarstelling. Het wetboek bevat geen verbodsbepalingen, maar delictsomschrijvingen. Er worden
‘feiten’ omschreven die tot bestraffing aanleiding kunnen geven. In die strafbaarstelling ligt impliciet
besloten dat het gedrag verboden (wederrechtelijk) is. de techniek van strafbaarstelling die in de
bijzondere wetten wordt gevolgd, is doorgaans een andere. Hier treft men juist wel expliciete verbods- en
gebodsbepalingen aan. De sanctionering wordt daarbij in aparte, dikwijls aan het slot van de wet
geplaatste bepalingen geregeld. Strafbaar gesteld wordt dan de overtreding van de bij (of krachtens) de
wet gegeven voorschriften. Kenmerkend voor deze wijze van strafbaarstelling is dus dat de verbods- of
gebodsbepaling gescheiden is van de strafbepaling.

Zijn algemene karakter ontleent boek 1 aan de slotbepaling, art. 91 Sr. De bijzondere wetgever kan anders
bepalen. art. 91 Sr erkent dit uitdrukkelijk. Daarbij verdient aandacht dat met ‘wet’ wordt bedoeld: wet in
formele zin. De lagere wetgevers mogen dus geen regels geven die met de regels van boek 1 in strijd zijn.
Zij zijn aan het algemeen deel gebonden. Art. 91 Sr zondert titel IX van boek 1 van de algemene toepassing
uit. Op deze zogenaamde betekenissentitel, waarin aan bepaalde woorden of uitdrukkingen een bepaalde
uitleg of uitbreiding wordt gegeven, kan bij de uitleg van bijzondere wetten dus een beroep op worden
gedaan. Ook de lagere wetgever mag daarvan afwijken. Hij kan dus een begrip anders definiëren dan in het
algemeen deel van het wetboek is gebeurd.

1.4 BESCHERMING VAN RECHTSGOEDEREN EN HANDHAVING VAN NORMEN: KRENKINGS- EN
GEVAARZETTINGSDELICTEN
Strafbepalingen worden in het leven geroepen met het oog op de bescherming van bepaalde
rechtsbelangen, ook wel rechtsgoederen genoemd. Zo vormen de delicten doodslag en dood door schuld
inbreuken op het rechtsgoed leven. Delicten als diefstal en verduistering maken inbreuk op de eigendom.
Het delict wederspannigheid tast het door de wet beschermde openbaar gezag aan. Deze delicten worden
krenkingsdelicten genoemd. Strafbaar gesteld zijn alleen bepaalde inbreuken. De ultimum remedium leidt
tot terughoudendheid. Niet iedere krenking van het rechtsgoed behoort met straffen te worden gekeerd.

Naast de krenkingsdelicten staan de gevaarzettingsdelicten. Men onderscheidt daarbij in concrete en
abstracte gevaarzettingsdelicten. Abstracte gevaarzettingsdelicten treft men veelvuldig aan in bijzondere
wetten. Bij abstracte gevaarzettingsdelicten is het onverschillig of het beschermde rechtsgoed
daadwerkelijk is gekrenkt of in gevaar is gebracht. De wetgever vaardigt voorschriften uit die het gedrag
zonder meer verbieden. Daardoor verschuift het accent van de bescherming van rechtsgoederen naar de
handhaving van normen. De opzettelijke overtreding van de norm is dan een misdrijf, de niet opzettelijke
overtreding. Het onderscheid tussen krenkings- en gevaarzettingsdelicten is een product van het klassieke


2

, strafrecht, waarin het accent ligt op de bescherming van rechtsgoederen. In de bijzondere wetten schuiven
die rechtsgoederen naar de achtergrond.

1.5 VERHOUDINGEN TOT HET BURGERLIJK RECHT: DISHARMONIËN
De rechtsgoederen die het klassieke strafrecht beschermt, vinden voor een niet onbelangrijk deel ook
bescherming in het civiele recht. Strafrecht en civiel recht staan naast elkaar. Dat maakt dat het strafrecht
niet gebonden kan zijn aan de in het civiele recht gehanteerde terminologie. In de meest bijzondere
wetten is de strafsanctie eveneens niet veel meer dan het noodzakelijke geachte sluitstuk van een regeling
die niet typisch strafrechtelijk van aard is. de strafbepaling dient ertoe naleving af te dwingen van regels.

1.6 VERHOUDING TOT HET BESTUURSRECHT: DE BESTUURLIJKE BOETE
Naast de strafrechtelijke handhaving staat de civielrechtelijke, de tuchtrechtelijke en de
bestuursrechtelijke handhaving. Het Europees hof in Staatsburg is dan ook van oordeel dat de oplegging
van een bestuurlijke boete moet worden aangemerkt als een criminal charge in de zin van art. 6 EVRM. dat
betekent dat aan de procedurele waarborgen die het verdragsartikel geeft, moet zijn voldaan. In het
bijzonder geldt, dat beroep open moet staan bij een onafhankelijke rechter.

Inmiddels heeft hoofdstuk 5.4 Algemene wet bestuursrecht het licht gezien, waarin algemene regels zijn
opgenomen met betrekking tot de oplegging van bestuurlijke boetes. Die algemene regels zijn zowel van
materieelrechtelijke, als van procedurele aard. De materieelrechtelijke bepalingen vertonen daarbij sterke
overeenkomsten met de bepalingen uit het Algemeen Deel van het Wetboek van Strafrecht.

De bestuurlijke strafbeschikking – art. 257a Sv – binnen het ‘echte’ strafrecht is dus inmiddels ruimte voor
sanctionering door bestuursorganen.

2. STRAFTHEORIEËN

2.1 INLEIDING
Een traditionele definitie van de straf is het toebrengen van als zodanig beoogd leed. In dit verband
spreken wij ook wel over punitieve sancties.

2.3 RECHTSHANDHAVING
Het strafbaar stellen van menselijk gedrag betekent dat de staat de verantwoordelijkheid op zich neemt de
gestelde regels te handhaven.

2.4 DOEL EN ZIN VAN HET STRAFFEN
Absolute theorieën zoeken de rechtvaardiging van de straf in de vergelding. De strafoplegging is daardoor
op het verleden gericht. In de zwaarte van de opgelegde straf behoren dan ook alleen de ernst van het feit
dat is begaan en de ernst van het verwijt dat aan de dader gemaakt kan worden, verdisconteerd te zijn.

Relatieve leren zijn juist wel op de toekomst gericht. Zij zoeken de rechtvaardiging van de straf in het effect
dat de straf heeft op de dader en op de maatschappij. Het gaat bij dat effect vooral om beveiliging door
middel van generale en speciale preventie. Bij speciale preventie is het doel te voorkomen dat de dader
recidiveert. Bij generale preventie gaat het om de afschrikkende werking die van de straf in het algemeen
uitgaat. Het doel is te voorkomen dat anderen de wet ook gaan overtreden. Deze doelgerichtheid brengt
mee dat bestraffing niet gerechtvaardigd is als daarvan geen nuttig effect uitgaat. Tegelijk geldt dat de aard
en de zwaarte van de straf afgestemd moeten zijn op het effect dat daarmee wordt beoogd.

2.5 ABSOLUTE THEORIEËN
Kant zag in de straf een zogenoemd categorisch imperatief, dat wil zeggen: een mens moet door de rechter
gestraft worden omdat hij misdaan heeft. De straf is geen middel tot doel, maar is uitdrukking van
gerechtigheid. Hegel meende dat het misdrijf door de straf werd opgeheven. Het relateren van de straf aan
omvang van onrecht en schuld wordt vergelden genoemd. Daarbij kan nu eens het accent op het onrecht,

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Studiebol20. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
Free  9x  sold
  • (0)