Samenvatting van alle stof voor tentamen 2 van Medische Kennis in jaar 1 van HBO-V. Per week ingedeeld en per boek samengevat. Dit is de versie zonder inhoudsopgave.
Week 1 Ademhalingsstelsel
Anatomie & Fysiologie HS 9
9.1 Luchtwegen
Dit is de verbindingsweg tussen buitenwereld en longweefsel. Inhoud vd luchtwegen: uitwendig
milieu en zijn dus bekleed met epitheel. Tot de luchtwegen behoren:
Neusholte
Neusrug bestaat uit twee neusbeenderen die overgaan in elastisch kraakbeen (veerkrachtig en
flexibel).
Neusholte zit achter de neus: begrensd door os sphenoidale
(sfenoïd), os ethmoidale (etmoïd; hier zitten gaatjes in voor
reukzenuwvezels), os frontale (voorhoofdsbeen) en os nasale
(neusbeen) aan de bovenkant; aan de laterale kanten begrensd door
delen vd maxilla (bovenkaak) en uitlopers vh os ethmoidale.
Neusholte wordt verdeeld door het septum nasi (neustussenschot).
Conchae (neusschelpen) zijn uitstekende botranden uit de wand à
neusgangen ontstaan. De onderste neusgang is het grootst
(bijhorende conchae zijn het grootst (bovenkaak)) dus meeste lucht hierlangs.
Neusholte bekleedt met slijmvlies (eenlagig trilhaarepitheel met sereuze kliertjes en slijmcellen).
Hieronder zit het capillairnetwerk. Reukepitheel (epitheelcellen + sensoren gevoelig voor geur)
boven in de neusholte.
Sinus paranasales (neusbijholten met trilhaarepitheel) in aangrenzende schedelbeenderen in
verbinding met de neusholte: sinus maxillaris, sinus sphenoidalis, sinus ethmoidales, sinus frontalis.
Functies van de neusholte:
Zuivering van de lucht: neusharen en trilharen vangen stof/micro-organismen op. Trilharen
bewegen het slijm (+stof) naar de neus-keelholte. 2/3 e gaat naar de maag; 1/3e dmv snuiten,
niezen, peuteren.
Verwarming van de lucht: capillairnetwerk draagt warmte vh bloed over aan de ingeademde
lucht. Te veel afkoeling vh longweefsel is niet goed.
Bevochtiging van de lucht: neusslijmvlies staat vocht af aan inademingslucht. Uitdroging van
longweefsel in niet goed à gaswisseling moet in een vochtig milieu.
Keuring van de lucht: reukepitheel geeft info over de kwaliteit vd inademingslucht: voor
bescherming en genieten.
Mondholte
Mondademhaling bij verstopping vd neus, hoesten of bij inspanning. Het wordt zo wel minder goed
‘bewerkt’. De mondholte is belangrijk voor klankvorming: in de stembanden wordt een geluid
gemaakt à door stand vd mondholte en beweging van tong en lippen krijgt het geluid klank.
Keelholte
Pharynx: achter de neus- en mondholte; hier vind de kruising van voedselweg en luchtweg plaats.
Lucht: in ventraal strottenhoofd; voedsel: in dorsale slokdarm. Luchtpijp altijd open behalve bij
slikken. Dan is ook de stemspleet gesloten à ademen en praten niet mogelijk tijdens slikken.
1
, Strottenhoofd
Larynx: ventraal vd slokdarm: stevige koker opgebouwd uit
kraakbeen, verbonden met ligamenten en omgeven door dwarse
spieren; bedekt met trilhaarepitheel. Het is verbonden met het
os hyoideum (tongbeen; loopt tot aan de tong; alleen verbonden
aan spieren) aan de bovenkant. Onderdelen vh strottenhoofd:
Cartilago thyroidea (schildkraakbeen), waarvan de bovenrand
uitsteekt (adamsappel). Aan de achterkant is het open. De
zijkanten lopen uit in punten. Boven zijn dit de bovenste hoorns
en onder de onderste hoorns (kleiner).
Epiglottis (strotklepje): veerkrachtig kraakbeenplaatje, dat bij
slikken de luchtpijp afsluit. Hij is via een ligament aan het
schildkraakbeen bevestigd.
Cartilago cricoidea (ringkraakbeen): brede kant dorsaal en steekt tussen de onderste hoorns. De
smalle kant ligt iets onder het schildkraakbeen en is daaraan door gewrichten verbonden.
Cartilago arytenoidea (bekerkraakbeentje): links en rechts één op de achterrand vh ringkraakbeen.
Via stembanden verbonden met schildkraakbeen (grote bewegingsvrijheid; beweging heeft invloed
op de stemvorming).
Ware stembanden: spierplooien tussen bekerkraakbeentjes en schildkraakbeen; dwarsgestreept
spierweefsel en bedekt met plaveiselepitheel, en vormen de m. vocalis (stemspier). De opening
tussen de spierplooien is de stemspleet: door afsluiten en openen brengen ze geluid voort.
Valse stembanden: boven de ware stembanden (maken geen geluid). Functie: houden de
stembanden vochtig à soepel.
De m. vocalis en de bekerkraakbeentjes laten de stembanden van vorm veranderen. Ook kanteling
van schildkraakbeen heeft invloed op vorm vd stembanden.
Mannen hebben langere/dikkere stembanden à lage stem.
Tonen à klanken door resonantie (neus(bij)holte, mondholte) en door bewegingen in de mond.
De n. laryngeus recurrens zorgt voor innervatie vd strottenhoofdspieren; deze zenuw takt van de n.
vagus af ter hoogte van de longtoppen en loopt dan weer omhoog naar de larynx.
Luchtpijp
De trachea sluit aan op het strottenhoofd, en loopt recht naar beneden, tot aan het hart: daar splitst
die in 2 hoofdbronchiën. Deze splitsing: bifurcatio tracheae. Beide hoofdbronchiën liggen in het
mediastinum, waarna links in een scherpere bocht ombuigt dan de rechter. De aorta descendens
duikt achter de linker hoofdbronchus. Trachea en hoofdbronchiën bestaan uit collageen bindweefsel
met kraakbeenringen (hoefijzervorm). Binnenkant bestaat uit trilhaarepitheel met slijmcellen, ook
wel respiratoir epitheel, om vuiltjes omhoog en dan naar de keelholte te bewegen. Tussen slijmvlies
en collageen bindweefsel ligt een laag met horizontaal glad spierweefsel.
Bronchiën en bronchiolen
De rechterhoofdbronchus splitst zich in 3 bronchiën, de linker in 2. Deze vertakkingen heten bronchi
lobares, die allen naar een kwab gaan. De bronchiën hebben ook kraakbeenstukken, maar die zijn
onregelmatiger. De bronchiën vertakken zich in bronchi segmentales, die elk een longsegment
verzorgen (ong 20). Ipv kraakbeenstukken zitten er hier kraakbeenschilfers in de wand. Ze splitsen
verder in bronchiolen, de kleinste vertakkingen, bekleed met cilindrisch epitheel. De wand bestaat
2
,uit circulair glad spierweefsel (elastisch). Bij uitademing helpt het spierweefsel om de lucht uit de
longen te verdrijven.
Longblaasjes
Elke bronchiole mondt uit in een longtrechtertje, die trosvormige uitstulpingen heeft: alveoli
pulmonales (longblaasjes). De wand hiervan is uiterst dun (eenlagig plaveiselepitheel), en zijn
omgeven door capillairen. De 900 alveoli vormen het longweefsel, waar gaswisseling plaatsvindt. Het
totale oppervlak vd alveoli is in rust 70 m 2 en bij
inspanning 100 m2 en is het
ademhalingsoppervlak.
De longen liggen tegen de thoraxwand aan en
vullen een groot deel vd borstholte. De apex
pulmonis (longtop) komt tot achter het
sleutelbeen, de basis pulmonis tot op het
diafragma en vormt mee.
Longvlies
Beide longen zijn omgeven door de pleura
(longvlies), wat een weivlies is en uit de pleura
visceralis (longblad/viscerale blad) en de pleura
parietalis (borstvlies/pariëtale blad). De pleura
visceralis is vergroeid met het longweefsel en ligt
op een elastisch basaalmembraan. De
omslagrand bevindt zich bij het longhilum, waar
de hoofdbronchus ook binnengaat. De pleura
parietalis is vergroeid met de borstwand en andere structuren, ook met het pericard. Tussen binnen-
en buitenblad is de pleuraholte, wat bijna geen holte meer is, maar vacuüm is, zodat ze wel schuiven
maar niet loskomen. De druk in de holte is lager dan in het uitwendig milieu; als er lucht in de
pleuraholte zou komen, zou de long door onderdruk en elasticiteit inklappen.
De pleurasinus is een groef bij het diafragma waar de pleura parietalis doorloopt en het longweefsel
niet. De borstvliezen komen hier tegen elkaar te liggen.
Zuurstofarm bloed komt via de a. pulmonales in de longen en wordt van zuurstof voorzien en gaat
via de v. pulmonales terug naar het hart. Hoofdbronchiën, bronchiën en bronchiolen krijgen bloed
van de arteriae bronchiales, aftakkingen vd aorta. De venae bronchiales voeren het zuurstofarme
bloed naar de v. cava superior.
9.2 Gaswisseling
In de longen vindt gaswisseling plaats: CO 2 naar buiten en O2 naar binnen. Dit gebeurt door diffusie,
door concentratieverschillen. Ingeademde lucht bestaat uit stikstof (78,6%), zuurstof (20,9%),
waterdamp (0,46%) en CO2 (0,04%). Lucht heeft een druk van 760 mmHg. De druk die een gas
veroorzaakt is de partiële druk en is evenredig met de concentratie vh gas. De ingeademde 21%
zuurstof heeft dus een partiële druk/zuurstofspanning van 760x0,21 = 160 mmHg. De PCO 2/
koolstofdioxidespanning van ingeademde lucht is 0,2 mmHg.
In bloedplasma zelf lost maar 0,3 mL O 2 op per 100 mL. Hemoglobine in rbc’s vervoeren de rest. Zo
wordt er 20 mL O2 aan Hb gebonden per 100 mL bloed.
10% van de CO2 is opgelost in bloedplasma. 70% is in de vorm van HCO 3- (bicarbonaat) in
bloedplasma en 20% in erytrocyten.
In de longen komt het bicarbonaat uit het bloed en reageert met H + (van de Hb binding met zuurstof)
3
,tot H2CO3 waarbij water en CO2 ontstaan. CO2 diffundeert naar longblaasjes en wordt uitgeademd.
Het water wordt in het bloed opgenomen.
Dus: bij zuurstofopname komt H+ vrij, die bij de koolstofdioxideafgifte helpt om CO 2 vrij te maken.
In de weefsels in de zuurstofspanning laag en die van koolstofdioxide hoog. Koolstof reageert met
water en vormt H+ en bicarbonaat. H+ verdringt zuurstof van de hemoglobine en zuurstof diffundeert
naar de weefsels en koolstofdioxide naar het bloed (zie blz 229).
9.3 Ademhalingsbewegingen
Ventilatie is verversen vd lucht en komt tot stand door ademhalingsbewegingen:
Inspiratie
Inademing kost energie door spieren die de thorax vergroten. Inspiratie kan op 2 manieren:
Afplatten van het diafragma: spieren vh diafragma trekken samen om het diafragma platter te
maken, waardoor de vliezen worden meegetrokken en daardoor de longblaasjes open worden
getrokken, wat een onderdruk veroorzaakt inademen. Vergroten vd borstholte gaat vaak
samen met verslappen van buikspieren, waardoor de buik uitzet. Deze ademhaling heet ook wel
de buikademhaling.
Optillen van de ribben: als de musculi intercostales externi (buitenste tussenribspieren)
aanspannen, worden ribben opgetild, zodat de thorax omhoog komt en alle vliezen en longen
meeneemt. Door vergroot volume ontstaat een onderdruk en wordt lucht ingezogen. Door de
voorwaartse beweging vd thorax, heet dit borstademhaling.
Buikademhaling is vaak in rust. Spieren die bij inspiratie
worden aangespannen zijn de ademhalingsspieren. Bij
extra diep inademen, kan het optillen vd ribben versterkt
worden door hulpademhalingsspieren in hals en
schouders.
Expiratie
Uitademing komt door verkleinen vh thoraxvolume, door
ontspannen van spieren. De ribben zakken door
zwaartekracht en diafragma neemt rustpositie in. Door
elasticiteit nemen longblaasjes normale toestand weer in.
Expiratie is passief en komt door ontspannen,
zwaartekracht en elasticiteit.
Geforceerde expiratie kost energie (bv bij fluiten, blazen, zingen) door contracties vd musculi
intercostales interni (binnenste tussenribspieren) en buikspieren om de thorax te verkleinen.
Regulatie van de ademhaling
Ademhalingsspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel, je kunt er dus invloed op uitoefenen.
Het onbewuste ademhalen heet ademautomatisme. Het ademhalingscentrum ligt in het verlengde
merg en de pons en reguleert in- en uitademing, ademfrequentie en -diepte. Het stuurt impulsen via
n. phrenicus naar spieren vh diafragma en via de nn. intercostales naar de tussenribspieren, die ze
laten samentrekken inspiratie. In de wand van bronchiën zitten rekkingsgevoelige sensoren, om
bij inspiratie (uitrekking) via de n. vagus impulsen te stoppen expiratie (terugveren). Dit hering-
breuerreflex, zorgt voor het normale ademritme.
Ook zorgt het ademcentrum voor goede CO2-waarden in het bloed. Bij veel CO2 is er ook veel H+ in
het bloed, wat kan worden gemeten door de pH. Dit gebeurt in de hersenstam en door
chemosensoren in de wand vd aortaboog en halsslagaders. Bij een te lage pH gaan er impulsen naar
4
,het ademhalingscentrum om de ademhaling sneller en dieper te laten gaan (meer CO 2 uit het bloed).
Een te lage PO2 is ook een prikkel om de ademhaling te versnellen. Echter, de veranderde zuurgraad
is een sterkere prikkel voor het ademhalingscentrum.
Onderbrekingen van het ademritme
Regelmatige ademhaling kan bewust en onbewust worden onderbroken. Ook spreken, zingen en
blazen gebruiken de luchtwegen meer of minder. Veelvoorkomende onderbrekingen zijn:
Zuchten: een diepe inademing op z’n tijd: longblaasjes volledig dichtgeklapt en weer ontplooid. Deze
zuchtreflex komt tot stand via sensoren of een zuurstoftekort.
Gapen: een heftige adembeweging bij vermoeidheid, waarbij veel spieren in kaak en hals worden
aangespannen. Het is een hele diepe inademing, maar onbekend waarom.
Slikken: het stroklepje sluit de luchtweg af, om voedsel of drank de slokdarm in te krijgen en
verslikken te voorkomen.
Niezen: als het slijmvlies vd neusholte geprikkeld wordt, komt de niesreflex: na een diepe inademing,
wordt de lucht explosief uitgeademd, waarbij uitademingsspieren aangespannen worden. Vaak
worden er slijm en vuiltjes meegenomen.
Hoesten: bij prikkeling van de diepere luchtwegen na diepe inademing wordt stemspleet gesloten
en expiratiespieren aangespannen grote druk in thorax stemspleet openen om de lucht er uit
te persen en vuiltjes mee te nemen.
Hikken: dit is een heftige contractie van het diafragma, waardoor lucht instroomt. De inademing
wordt dan abrupt gestopt, wat het ‘hik’-geluid veroorzaakt. De oorzaak is niet bekend, maar vaak
stopt het na een tijdje vanzelf weer.
Braken: hierbij komt de maaginhoud omhoog, maar mag niet in de luchtpijp komen. Begint met een
diepe inademing. Ook worden de stemspleet en de neusholte gesloten. Braken is functioneel om
gevaarlijke stoffen uit het lichaam te krijgen.
Persen: eerst wordt er diep ingeademd en wordt de stemspleet gesloten, dan wordt de buikholte
verkleind en het diafragma daalt.
9.4 Longfunctie
Met een spirometer kan
de longfunctie bekeken
worden. Door
longfunctiegrootheden
wordt de werking vd
luchtwegen en de
conditie vd
ademhalingsspieren
gecontroleerd.
Longfunctiegrootheden/longvolumina worden gemeten en onderstaande zijn gemiddelden:
Ademvolume/tidal volume (VT): hvlheid lucht in rust in één teug wordt ingeademd: 0,5 L
Inspiratoir reservevolume (IRV): hvlheid lucht die na een normale inademing nog extra kan
worden ingeademd. Bij mannen 3 L en bij vrouwen 2 L
Expiratoir reservevolume (ERV): hvlheid lucht die na een normale uitademing nog extra
uitgeademd kan worden: 1 L
Vitale capaciteit (VC= IRV + VT + ERV): wat na maximale uitademing maximaal ingeademd kan
worden. Bij mannen 4,5 L en bij vrouwen 3,5 L.
Eénsecondelongcapaciteit/forced expiratory volume (FEV1): hvlheid lucht die in 1 seconde kan
worden uitgeademd, wat de doorgankelijkheid vd longen aangeeft. Vaak is bij een lage VT, de
5
, FEV1 ook lager; hierom is er de ratio FEV1/VC. 83% is normaal voor jongeren en neemt af tot 70%
met de leeftijd.
Residuvolume (RV): hvlheid lucht die na maximale uitademing achterblijft in de longen. Bij
mannen 1,5 L en bij vrouwen 1 L. Door kraakbeen kunnen de longen nooit helemaal leeg raken.
Totale longcapaciteit (TLC= VC + RV): hvlheid lucht die de longen bevatten na maximale
inademing. Bij mannen 6 L en bij vrouwen 4,5 L
Functionele residulongcapaciteit (FRC= ERV + RV): functionele reservelucht: hvlheid lucht na een
rustige uitademing nog in de longen: 3 L. Hierin vind veel gaswisseling plaats en wordt ook
vermengt met ‘’verse’’ lucht. Door deze menging blijft de samenstelling vd alveoli ook vrij
constant.
Ademhalingsfrequentie (fA) is het aantal ademhalingen per minuut. In rust 15, bij inspanning wel
>30. Het ademminuutvolume (AMV) is hvlheid lucht die in één minuut wordt in- of uitgeademd
(AMV= fA x VT). Dit heeft wel een max: hoe sneller je ademt, hoe oppervlakkiger, dus dan neemt de
VT af.
De dode ruimte in de luchtwegen, is waar geen gaswisseling plaatsvindt. Er zijn 2 soorten:
De anatomisch dode ruimte: wanden zijn niet bekleed met plaatepitheel en er is geen gaswisseling.
Dit is bv de luchtpijp, bronchiën en bronchiolen en bevatten ong 150 mL.
De alveolaire dode ruimte: delen vh alveolaire gebied die (tijdelijk) niet doorbloed zijn, en geen
gaswisseling kan plaatsvinden. In rust zijn longtoppen niet doorbloed en vormt de dode ruimte. Dit
vormt de reservecapaciteit en hangt samen met het IRV.
Samen worden deze 2 de fysiologische dode ruimte genoemd, omdat daar geen gaswisseling is.
De luchtsamenstelling Inademingslucht Alveolaire lucht Uitademingslucht
vertoont variaties. Stikstof (N2) 78,6% 74% 74%
Stikstof is steeds het Zuurstof (O2) 20,9% 15% 16%
grootste deel, maar doet Koolstofdioxide (CO2) 0,04% 5% 4%
niet mee aan de Waterdamp (H2O) 0,46% 6% 6%
gaswisseling, diffundeert gewoon van en naar de weefsels. De samenstellingen zijn relatief.
7.2 Pneumonie
Dit is een longontsteking, vaak door een infectie die niet zijn weerhouden door de afweer. Hierdoor
ontstaat vaak slijm ophoping en gaat hoesten lastig. Door de zwelling die erbij komt, wordt diffusie
verstoord minder zuurstof in het bloed en CO 2 hoopt op. Door deze 2 factoren neemt de
ademarbeid toe.
Oorzaken/ risicofactoren
- Komt meestal door bacteriën (pneumococ, stafylococ, hemophilus, pseudomonas en legionella), of
een virus of gist.
- Kou en rook verlammen trilhaartjes micro-organismen blijven in de luchtwegen
- Soms is de hoestprikkel verzwakt door een operatie, of durft een patiënt niet te hoesten door pijn
- Immobilisatie kan slijmophoping veroorzaken, waar bacteriën goed in gedijen
- Cystic fibrose: te taai slijm wordt gevormd, wat lastig op te hoesten is
- Door hartfalen kan er vocht in de longen komen; als de linkerkamer onvoldoende pompt
- Vernauwde luchtwegen bij COPD en astma vermoeilijkt de afvoer van slijm + micro-organismen
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lewesterhof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.05. You're not tied to anything after your purchase.