PROBLEEM 1: ONWIL OF ONKUNDE? (VERSTANDELIJKE BEPERKING)
LEERDOELEN:
1. WAT IS HET VERBAND TUSSEN COGNITIEF FUNCTIONEREN EN
GEDRAG(SPROBLEMEN)? (= THEORIE)
d.m.v.: Dosen, Crocker, Didden/Dekker, Goodman, Schuiringa, Plomin & Emerson
2. HOE KOM JE ALS DIAGNOSTICUS ACHTER DE ONDERLIGGENDE OORZAKEN
VAN DE PSYCHOPATHOLOGIE? (= PRAKTIJK)
d.m.v.: Dosen
3. HOE SPEELT INTELLIGENTIE (OF IQ) EEN ROL IN HET FUCTIONEREN?
(MOGELIJKHEDEN/BEPERKINGEN)? (= REFLECTIEF)
d.m.v.: Ponsioen & Flynn
LITERATUUR
- CROCKER, A. G. , PROKIĆ, A. MORIN, D., & REYES, A. (2013). Intellectual disability and
co-occurring mental health and physical disorders in aggressive behaviour. Journal of Intellectual
Disability Research, 58(11), 1032–1044. doi:10.1111/jir.12080
- EMERSON, E., & EINFELD, S. (2010). Emotional and behavioural difficulties in young children
with and without developmental delay: a bi-national perspective. Journal of Child Psychology and
Psychiatry, 51(5), 583–593. doi:10.1111/j.1469-7610.2009.02179.x
PLOMIN, R., PRICE, T. S., ELEY, T. C., DALE, P. S., & STEVENSON, J. (2002). Associations
between behaviour problems and verbal and nonverbal cognitive abilities and disabilities in early childhood. J
Child Psychol & Psychiat, 43(5), 619–633. doi:10.1111/1469-7610.0005
DEKKER, M., DOUMA, J., DE RUITER, K., & KOOT, H. (2006). Aard, ernst, comorbiditeit en
beloop van gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen bij kinderen en jeugdigen met een verstandelijke
beperking. In In perspectief: Gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en lichte verstandelijke
beperking (pp. 21–40). Bohn Stafleu van Loghum.
DIDDEN, R. (2006). In perspectief. Gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en lichte verstandelijke
beperking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
DOŠEN, A. (2014). Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap (pp 286-306).
Assen: Van Gorcum.
GOODMAN, R. (1995). The relationship between normal variation in IQ and common childhood
psychopathology: A clinical study. European Child & Adolescent Psychiatry, 4(3), 187–196.
doi:10.1007/BF01980457
- SCHUIRINGA, H., VAN NIEUWENHUIJZEN, M., DE CASTRO, B. O., & MATTHYS, W.
(2015). Parenting and the parent–child relationship in families of children with mild to borderline
intellectual disabilities and externalizing behavior. Research in Developmental Disabilities, 36, 1–12.
doi:10.1016/j.ridd.2014.08.018
FLYNN, J. R. (1987). "Massive IQ gains in 14 nations: What IQ tests really measure": Correction to
Flynn. Psychological Bulletin, 101(2), 171–191. doi:10.1037/h0090408
PONSIOEN, A. (2005). De waarde van een IQ-score bij kinderen met een lichte verstandelijke
beperking. KIAP, 4(2), 51–55. doi:10.1007/BF03059555
1
,ACHTERGROND INFORMAT IE
Verstandelijke beperking is een naam voor een ontwikkelingsstoornis waarbij de verstandelijke vermogens
zich niet met de normale snelheid ontwikkelen en meestal een gemiddeld niveau niet zullen bereiken. De
persoon heeft door het cognitief tekort moeite om volledig te functioneren, in vergelijking met leeftijdgenoten. In
de volksmond worden ook wel de 'ouderwetse' termen verstandelijke handicap of geestelijk
gehandicapt gebruikt.
Vormen van verstandelijke beperking.
In de DSM-IV (algemeen erkent diagnostisch handboek) worden verstandelijke beperkingen op vier niveaus van
elkaar onderscheiden, te weten licht, matig, ernstig en diep.
Licht verstandelijk gehandicapt, in de literatuur mild to borderline intellectual disabilitiy (MBID).
75% van de mensen met een verstandelijke handicap behoort tot deze groep. Het gaat om mensen met een
intelligentiequotiënt (IQ) van 50 tot 85. Oftewel een ontwikkelingsleeftijd tussen 9 en 12 jaar.
daarbij komt meer depressie, angst en antisociale gedragingen voor (uit Dekker)
Matig verstandelijk gehandicapt komt voor bij 18% van de verstandelijk gehandicapte personen, waarbij
het gaat om mensen met een IQ van 35 tot 50. Oftewel een ontwikkelingsleeftijd tussen de 4 en 7 jaar.
Ernstig verstandelijk gehandicapt houdt in dat er, behalve een IQ van 20 tot 35, ook een minimaal
communicatief gedrag, een zwakke motorische ontwikkeling en behoefte aan constante supervisie is. Zo'n
7% van de gevallen valt in deze subcategorie. Oftewel een ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 5 jaar.
daarbij komt meer psychotisch, in zichzelf gekeerd en autistiform gedrag voor (uit Dekker)
Diep verstandelijk gehandicapt komt slechts voor in 1% van de gevallen en duidt op een IQ van
minder dan 20. Mensen die hieraan lijden, hebben behoefte aan een structurerende omgeving,
zintuiglijke stimulering en voortdurend toezicht. Slechts in uitzonderlijke gevallen is er (minimale)
spraak. Dit staat ongeveer gelijk aan ontwikkelingsleeftijd onder de 3 jaar.
1. WAT IS DE RELATIE TUSSEN COGNITIEF FUNCTIONEREN EN
GEDRAGSPROBLEMEN? (= THEORIE)
DOŠEN, 2005 (BASISBOEK) H17
Agressie wordt in het algemeen beschouwd als een aangeboren, gezonde kracht in dienst van zelfbehouding.
Onaangepast agressief gedrag is een sociaal interactiefenomeen dat kan voorkomen bij alle individuen. Bij
mensen met een verstandelijke beperking (VB) komt dit gedrag vaker voor dan bij de gewone populatiE.
Dit gaat om percentages van 2 tot 20%.
Bij kinderen met een ernstig (20-35) of zeer ernstige (<20) beperking komt auto-agressief gedrag
(=zelfbeschadigend gedrag) voor in ongeveer 10 procent van de gevallen. In tegenstelling tot mensen met een
lichte beperking of zonder beperking komt dit gedrag op een andere manier tot uiting, namelijk:
Auto-agressief gedrag bij een laag ontwikkelingsniveau:
Komt voort uit existentiële problematiek zoals ondragelijke pijn, angst, frustratie, stress en uit zich in
ernstige lichamelijke verwondingen (hoofdbonken, zichzelf met de vuisten slaan)
Auto-agressief gedrag bij een hoog ontwikkelingsniveau:
Dit gedrag heeft dan vaak een symbolische of communicatieve betekenis. Dit gaat om toestanden van
zeer hoge opwinding (ookwel arousal) en dissociatie (=verlaagd bewustzijn). Het uit zich in
oppervlakkige huidverwondingen door scherpe voorwerpen of zeer ernstige, levensgevaarlijke
automutilatie in psychotische toestand.
2
,Redenen agressief gedrag bij mensen met een VB
Onderscheid kan worden gemaakt tussen de factoren verbonden met de verstandelijk beperkte zelf (tabel
19), en de factoren die te maken hebben met de omgeving van de persoon (tabel 20).
Let op: Agressie is geen psychiatrische diagnostische categorie. Het kan wel als een fenomeen bij
verschillende psychiatrische syndromen voorkomen, het heeft zodoende weinig of geen specifieke
diagnostische betekenis.
Er worden pogingen gedaan om agressief gedrag systematisch te classificeren. In dieronderzoeken worden
twee soorten agressie onderscheiden
Predatoragressie (roofdieragressie) = arousal (opwinding) laag, controle over eigen motoriek
Affectieve agressie (fight-or-flight agressie) = gevaar, arousal (opwinding) hoog, weinig controle motoriek
In mensonderzoek worden de volgende soorten agressie gevonden:
Affectieve agressie (= impulsieve, reactieve, explosieve of ongecontroleerde agressie)
Gekarakteriseerd door een hoog arousal, affectieve labiliteit, kwaadheid, woede, angst en een ontremde
motoriek. Dit gedrag ontstaat in reactie op bedreiging, provocatie of frustratie van de persoon.
Bij zeer ernstige verstandelijke beperking komt affectieve agressie voornamelijk voor (vooral
affectief en impulsief). Agressie is naar zichzelf gericht. Bij verdere ontwikkeling van de
persoonlijkheid komt steeds meer aangeleerde en doelgerichte agressie naar voren.
Bij matige VB kan men zowel affectieve (impulsieve) als doelgerichte agressie aantreffen.
Doelgerichte agressie (=gecontroleerde, predator-, proactieve of instrumentele agressie)
Gekenmerkt door geen cognitieve inzinking, lage arousal en motoriek onder controle. Dit komt
veelal doordat het is aangeleerd en bekrachtigd (beloond).
Bij een lichte verstandelijke beperking kan men vooral doelgerichte agressie verwachten
(beter onder controle dan bij mensen matige beperking), maar ook affectieve agressie verwachten.
Gemengde agressie (=affectieve + gecontroleerde agressie)
Dit is in de meeste gevallen gebonden aan de reacties van de omgeving op de agressie van de betrokken persoon,
maar het kan ook in verband staan met ontwikkelingsaspecten en psychische en biologische aspecten van de persoon.
Impulsieve en gesublimeerde agressie
Hieronder valt de stoornis van de impulscontrole, alsook sublimatie van fysieke agressie door impulsief
stelen, brandstichten, seksuele agressie en andere asociale activiteiten.
Novelty seeking agressie door regulatiestoornis van arousal
Hyperarousal door voortdurend zoeken naar spanning en gevaar
3
, De factoren van agressie kunnen gegroepeerd worden in:
Uitlokkende of provocerende factoren:
Pijn, angst, woede, conflicten met omgeving, stress, negatieve ervaringen.
Centrale verwerkingsfactoren:
Biologische, sociale, psychologische en ontwikkelingsfactoren die zorgen voor ontvangst en
verwerking van interne en externe prikkels.
Handhavende of in stand houdende factoren:
Aangeleerd gedrag met een bepaalde functie, die bekrachtigd en beloond wordt.
Biologische aspecten
Onder biologische aspecten worden afwijkingen in het centraal zenuwstelsel bedoeld die vaak te maken hebben met het
ontstaan van een verstandelijke beperking (beschadigingen aan bepaalde hersengebieden). Beschadiging van bepaalde
hersengebieden en een vertraagde ontwikkeling leiden tot een regulatiestoornis van agressie.
Regulatiestoornissen:
o Genetische afwijkingen kunnen zorgen dat een persoon overgevoelig is voor prikkels, hyperactiviteit,
angstig of emotioneel labiel. Bepaalde hersendelen leiden tot een bepaald soort agressie.
o Daarnaast kunnen ook psychiatrische syndromen met agressief gedrag gepaard gaan;
stemmingsstoornissen, cognitieve stoornissen, perceptiestoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
Sovner en Lowry hebben een schema ontwikkeld van affect- en stemmingsregulatie bij aandoeningen van de
hersenen die voor agressief gedrag bepalen kunnen zijn (de vier basale toestanden):
1. Irritatie: heeft te maken met een lage frustratiedrempel, boosheid, ongeduld, vijandige attitude
en agressieve ontladingen. Irritatie komt opvallend vaak voor bij mensen met een (zeer) ernstige
VB, alsook zelfverwonding. Vaak gepaard met driftontladingen, zelfverwondend gedrag, agressie en
slaapstoornissen. Ontstaat als gevolg van beschadigingen van het limbisch systeem en diëncefalon.
2. Hyperarousal: kan aangeduid worden als een psychische spanning of alertheid die de persoon
klaar maakt voor een actie (fight or flight). De gedragingen worden gekenmerkt als spanning,
angst, impulsiviteit, stereotiep gedrag en teruggetrokkenheid. Dit komt vaak voor bij mensen met
een aandachtstoornis en hyperactiviteit, pervasieve stoornis, beschadigingen van de hersenstam en
bepaalde genetische syndromen.
3. Excitatie: Toestand van opwinding (de stemming is meestal vrolijk tot manisch) waarbij de
persoon zoekt naar stimulerende activiteiten. Kenmerken zijn rusteloosheid, versnelling van
motorische activiteiten en impulsiviteit.
4. Woede: Toestand van boosheid gekarakteriseerd door een ‘blinde’ impulsieve agressie en
destructie. Vaak gevonden met hersenbeschadigingen, m.n. in hersenschors en disfunctie van
hypothalamus, amygdala en de septumnuclei.
Functiestoornissen van agressie
1. Sensorische verstoring of tekorten in cognitieve functies
Volledige verlaging van cognitieve functies bij mensen met een VB maakt dat deze mensen meer geneigd
zijn om in ongunstige situaties met agressief gedrag te reageren. Het lijkt alsof het overzien en begrijpen
van de situatie en een adequate communicatie, als beschermende factoren tegen agressief reageren dienen.
2. Partiele leerstoornissen, tekort aan aandacht, slaapstoornissen en epilepsie
Bij deze personen kunnen er door functiestoornissen problemen op het emotionele vlak
ontstaan, zoals irritatie, frustratie, spanning en andere negatieve toestanden. Hierdoor kan de
persoon kwetsbaar worden voor verschillende ongunstige prikkels en kan met een kleine aanleiding
van buitenaf met agressief gedrag worden gereageerd.
3. Hyperarousal kan ook oorzaak zijn van agressief gedrag.
Zij kunnen moeilijk hun arousal op een adequaat niveau houden. Daarvoor hebben zij input nodig
van emotioneel geladen prikkels. Op zoek naar die prikkels kunnen ze zichzelf agressief gedragen.
4