Samenvattingen artikelen en Heemskerk
Handhaving in de sociale zekerheid – Barentsen, Heerma van Voss & Goudswaard
Het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid richt zich op de naleving van de verplichtingen van de
socialezekerheidswetgeving. Bij het handhavingsbeleid gaat het voor een belangrijk deel om het
voorkomen en bestrijden van fraude en misbruik van de sociale verzekeringen en voorzieningen. Van
fraude is sprake wanneer de uitkeringsgerechtigde onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of
relevante gegevens verzwijgt. Als iemand als gevolg daarvan ten onrechte een uitkering ontvangt,
wordt gesproken van uitkeringsfraude. Daarbinnen kunnen nog worden onderscheiden:
inkomstenfraude, vermogensfraude, identiteitsfraude en leefvormfraude. Er is sprake van
werkgeversfraude als door frauduleus gedrag onvoldoende premie wordt afgedragen.
Het risico dat er bij overtreden van een verplichting een sanctie wordt opgelegd, is groter geworden na
de invoering van de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid. Niettemin
wordt de laatste jaren nogal eens geconstateerd dat de fraudebestrijding nog onvoldoende succesvol is.
Zo wijst de regering in het Handhavingsprogramma 2011-2014 op de omvang en hardnekkigheid van
de fraudeproblematiek en wordt een strenger sanctiebeleid voorbereid. Daarom is de Fraudewet in
2013 in werking getreden. Uitgangspunt van deze nieuwe wet is dat een goed sanctiebeleid
onlosmakelijk is verbonden met de solidariteit in de sociale zekerheid. Een goede fraudebestrijding
wordt cruciaal geacht voor behoud van het draagvlak voor sociale voorzieningen. De regering mikt op
scherpere sancties, maar ook op verhoging van de pakkans door betere informatie-uitwisseling tussen
relevante uitvoeringsorganen en op goede voorlichting aan burgers en bedrijven over de regels en de
gevolgen van overtredingen. Het tot voor kort bestaande stelsel van punitieve sancties voldoet niet
langer, zo wordt geconstateerd. Zwaardere straffen moeten mensen en bedrijven ervan weerhouden de
regels te overtreden.
Handhaving in de sfeer van de publiekrechtelijke sociale zekerheid valt te
omschrijven als de zorg voor de naleving van de gebods- en verbodsnormen in
de socialezekerheidswetgeving. Die zorg omvat onder meer voorlichting,
begeleiding, procedurebewaking, preventief/bestuurlijk toezicht, opsporing,
repressieve controle en sanctionering. Deze elementen hebben een preventief,
repressief of gemengd karakter. Preventieve activiteiten zijn bijvoorbeeld
voorlichting en dienstverlening. Voorbeelden van repressieve activiteiten zijn het
vergroten van de pakkans en het opleggen van sancties.
De verplichtingen in de socialezekerheidswetten zijn in te delen in twee soorten:
de inspanningsverplichtingen (verplichtingen die erop gericht zijn te voorkomen
dat het verzekerde risico intreedt of voortduurt) en de inlichtingenverplichtingen
(ter voorkoming van fraude en misbruik).
Het zwijgrecht enerzijds en de inlichtingenverplichting van betrokkene en de
verplichting van de uitvoeringsinstelling om na te gaan of er wel terecht uitkering
wordt verstrekt anderzijds staan enigszins op gespannen voet met elkaar. Indien
een signaal is binnengekomen dat ten onrechte uitkering wordt ontvangen, kan
uit het stellen van vragen daarover in redelijkheid nog geen voornemen tot
boeteoplegging worden afgeleid. Het zwijgrecht heeft voorts alleen betrekking op
de informatie die van belang is voor het boeteonderzoek, terwijl de
omstandigheid dat het zwijgrecht voor het boeteonderzoek is gaan gelden, de
betrokkene niet ontslaat van de verplichting informatie te verschaffen die van
belang is voor het rechtmatigheidsonderzoek
De Fraudewet vormt een verdere verscherping van het door de Wet boeten in het
leven geroepen sanctiestelsel. De in de Wet boeten geïntroduceerde verplichting
,tot handhavend optreden - of dat nu om een boete gaat, het opleggen van een
maatregel of terugvordering van ten onrechte betaalde uitkering - is overeind
gebleven.
De voornaamste verandering is dat de boetebedragen fors zijn verhoogd en explicieter in de
wet is vastgelegd welke boete moet worden opgelegd. De boeteoplegging is
nader genormeerd in het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Volgens dit
besluit is de boete gelijk aan het benadelingsbedrag, met een minimum van 150
euro. Dat benadelingsbedrag is dus het bedrag dat als gevolg van de schending
van de inlichtingenplicht ten onrechte is uitbetaald. Is de overtreding verminderd
verwijtbaar, dan kan de boete worden verlaagd. In de memorie van toelichting
van de Fraudewet wordt opgemerkt dat daarin de onder meer door gemeentes
gewenste mogelijkheid van ‘maatwerk’ is gelegen. In geval van verminderde
verwijtbaarheid moet de boete worden vastgesteld, rekening houdend met de
ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de overige
omstandigheden (zoals de ernst van de gevolgen van de sanctie voor
betrokkene).
Buiten gevallen van verminderde verwijtbaarheid, biedt de huidige regeling geen
plaats voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. De wet schrijft de hoogte
van de op te leggen sanctie immers dwingend voor: de boete is gelijk aan het
benadelingsbedrag. Het bestuursorgaan heeft (in beginsel) niet de ruimte om na
te gaan of de sanctie past bij de ernst van de gedragingen enerzijds en de
persoonlijke omstandigheden anderzijds. Bij verminderde verwijtbaarheid is juist
dwingend voorgeschreven dat met dat beginsel wel rekening wordt gehouden,
terwijl de wet niet uitputtend regelt wanneer daar sprake van is. Dat maakt het
waarschijnlijk dat in boetezaken met name over de verminderde verwijtbaarheid
discussie zal ontstaan, zeker nu de sanctie zo hoog is als daarvan geen sprake is.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft overigens al onder de oude versie van
het Boetebesluit geoordeeld dat de rechter ook de evenredigheid van de
opgelegde boete moet beoordelen als de wetgever de hoogte ervan dwingend
heeft voorgeschreven. In art. 5:46 lid 3 Awb is bepaald dat het bestuursorgaan
een lagere boete op dient te leggen als de overtreder aannemelijk maakt dat de
boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Maatregelen houden een gehele of gedeeltelijke korting op de uitkering in. De
korting kan tijdelijk of blijvend zijn.De maatregel wordt door de regering
beschouwd als verzekeringstechnische maatregel (het geheel of gedeeltelijk
weigeren van uitkeringen als reactie op het onvoldoende beperken van schade
door de verzekerde zelf) en dus niet als strafrechtelijke sanctie.
Zoals hiervoor weergegeven, heeft de reactie op schending van een
inspanningsverplichting een reparatoir karakter. Dit standpunt is aanvaard door
de CRvB. Dit standpunt is niet geheel onomstreden, gezien de ingrijpende
gevolgen die een maatregel kan meebrengen en de niet altijd even duidelijke
grens tussen wat wel en niet een punitief karakter heeft. Sinds de invoering van
de Wet Boeten is het opleggen van een maatregel niet langer een bevoegdheid
van het uitvoeringsorgaan, maar een plicht. Slechts in geval van dringende reden
mag van het opleggen van een maatregel worden afgezien. Hoe maatregelen
moeten worden toegepast, is nader vastgelegd in het Maatregelenbesluit
socialezekerheidswetten.
,Hoewel strikt genomen geen maatregel, omdat het niet om korting op de
uitkering gaat, verdient ook de zogeheten loonsanctie vermelding. Deze sanctie
houdt in dat de loondoorbetalingsplicht bij ziekte met een jaar wordt verlengd
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), als bij de keuring
voor de Wet WIA blijkt dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen
heeft verricht.
Wanneer niet (langer) is voldaan aan de voorwaarden voor het recht op uitkering
– de werknemer is bijvoorbeeld niet meer werkloos of minder arbeidsongeschikt
of iemand die bijstand ontvangt blijkt voldoende eigen bestaansmiddelen te
hebben – dan moet het recht op uitkering worden herzien. Dat wil zeggen dat het
betrokken bestuursorgaan de uitkering moet intrekken of verlagen. In beginsel
kan herziening van de uitkering met terugwerkende kracht plaatsvinden, ook als
betrokkene niet valt te verwijten dat hij ten onrechte of te veel uitkering heeft
ontvangen.
Het te veel betaalde wordt teruggevorderd. Dit wordt gezien als een actie
gebaseerd op het burgerlijk recht (onverschuldigde betaling). De termijn van
terugvordering sluit aan op art. 3:309 Burgerlijk Wetboek (BW). Een
rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart na verloop van 5 jaar na de
aanvang van de dag waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van de
vordering als met de persoon van de ontvanger bekend is geworden, en in ieder
geval 20 jaar nadat de vordering is ontstaan. Een lopende verjaring kan worden
gestuit door een ondubbelzinnige schriftelijke mededeling van de schuldeiser.
Alleen indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het
uitvoeringsorgaan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Dringende reden worden echter hoogst zelden aangenomen. Het moet gaan om
zeer uitzonderlijke omstandigheden. De gevolgen van de terugvordering moeten
daardoor voor de betrokken schuldenaar onaanvaardbaar zijn. Financiële nood is
doorgaans irrelevant, omdat bij de vaststelling van hetgeen iemand
daadwerkelijk maandelijks moet terugbetalen rekening wordt gehouden met de
beslagvrije voet van art. 475 c en d Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering
(Rv), zodat iemand minstens over een maandinkomen op minimumniveau blijft
beschikken.
Voor alle duidelijkheid: herziening en terugvordering zijn in de
werknemersverzekeringen geen bevoegdheid voor het betrokken
bestuursorgaan, maar een plicht (bijvoorbeeld art. 36 WW).
In gevallen waarin er een terugvorderingsplicht bestaat, kan het
uitvoeringsorgaan wel van verdere terugvordering afzien in bepaalde in de wet
genoemde situaties. Afzien van verdere terugvordering is bijvoorbeeld mogelijk
als de debiteur gedurende een aantal jaren binnen zijn aflossingscapaciteit
maximaal heeft afgelost
Met de handhaving zijn in beginsel drie uitvoeringsinstanties belast: voor de
werknemersverzekeringen het Uwv, voor de volksverzekeringen en de Algemene
Kinderbijslagwet de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en voor de bijstand (WWB)
de gemeenten.
Wanneer de uitvoeringsorganen uitkeringsfraude voor meer dan 50.000 euro
constateren, wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. Bij een fraude
van minder dan 50.000 euro wordt het bedrag dat ten onrechte is betaald
teruggevorderd en volgt er in beginsel een bestuurlijke boete. Ook bij
, werkgeversfraude kan een boete worden opgelegd dan wel aangifte worden
gedaan bij het Openbaar Ministerie. Als er sprake is van verwijtbaar gedrag ten
aanzien van opgelegde verplichtingen en het zich houden aan
controlevoorschriften, kan een maatregel worden opgelegd in de vorm van een
korting op de uitkering.
In de memorie van toelichting bij de nieuwe Fraudewet wordt gesteld dat een
goed handhavingsbeleid essentieel wordt geacht voor de solidariteit in de sociale
zekerheid. Solidariteit impliceert dat mensen alleen een beroep op een uitkering
doen als dat strikt noodzakelijk is. Fraude mag daarom niet lonen en zwaardere
sancties moeten preventief werken.
Het Centraal Planbureau (CPB) concludeert in een studie naar een
toekomstbestendige sociale zekerheid en arbeidsmarkt: ‘Strenge eisen ten
aanzien van zoekactiviteiten, het actief monitoren van werklozen en een
geloofwaardig sanctiebeleid blijken effectief om de uitstroomkans uit de
werkloosheid te vergroten.
Overigens worden er ook wel kanttekeningen geplaatst bij een strenge controle
op de naleving van regels. Zo stelt Leijnse dat meer toetsing en controle in de
praktijk onuitvoerbaar blijken te zijn. Controleregimes zijn kostbaar en stuiten al
snel op privacybescherming. Een tweede probleem is dat strenge toetsing
schijnactiviteiten uitlokt om door de toetsing heen te komen. Een ander negatief
effect is dat mensen als gevolg van sancties weliswaar sneller een andere baan
aanvaarden, maar dat
Wat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur betreft, in het bijzonder het
evenredigheidsbeginsel, heeft de wetgever de ruimte voor toepassing daarvan
en toetsing daaraan ingeperkt, door expliciet in de wet vast te leggen dat er een
sanctie moet worden opgelegd en welke dat moet zijn.
Je maintiendrai – B. Barentsen
Je ne maintiendrai pas, omdat het voor fiscus, opdrachtgevers en werkkrachten te moeilijk is om
zelfstandigen van werknemers te onderscheiden. Ja, dat lijkt me nogal wiedes. Die vraag is al heel
lang een van de kernvragen in het arbeidsrecht en het is in de ruim 110 jaar Wet op de
arbeidsovereenkomst nog niet echt goed gelukt om daar een helder en voor alle gevallen pasklaar
antwoord op te geven. De kwalificatievraag is ingewikkeld en het antwoord valt niet simpel te geven
aan de hand van de bewoordingen van het contract. Dat is al jaren vaste rechtspraak, zie de arresten
Agfa/Schoolderman en Groen/Schoevers. Tegen die achtergrond wekt het grote verbazing dat
geprobeerd is met zogeheten modelovereenkomsten antwoord te geven op de vraag of een werkkracht
wel of niet verplicht verzekerd is als werknemer.
De Commissie-Boot heeft goed werk gedaan door de problemen met de model- overeenkomsten
overzichtelijk in kaart te brengen. Het treurige is echter dat zo’n commissie overbodig zou (moeten)
zijn om beleid waarvan van meet af aan dui- delijk is dat het aan alle kanten rammelt, na enkele
maanden uitgesteld te krijgen. Als de wetgever af wil van de VAR, moet daar niet een halfbakken
modelovereen- komstencircus voor in de plaats worden gesteld als op zijn zachtst gezegd het nut
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meckoot. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.