100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Volledige tentamenstof neuronale en hormonale regulatie $5.53   Add to cart

Class notes

Volledige tentamenstof neuronale en hormonale regulatie

 95 views  7 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een uitgebreide samenvatting van alle hoorcolleges van het vak neuronale en hormonale regulatie. Het bevat alle stof voor het tentamen en het bevat plaatjes ter verduidelijking. Op het eind staan een aantal (oefen)vragen die behandeld zijn tijdens de colleges. Ik heb er zelf een 8.2 mee gehaald.

Preview 5 out of 87  pages

  • January 4, 2021
  • 87
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
HC 1: Introductiecollege.........................................................................................................................2
HC 2: Neurale communicatie..................................................................................................................3
HC 3: Neuroanatomie deel 1................................................................................................................10
Somatisch zenuwstelsel....................................................................................................................10
Autonome zenuwstelsel (ANS).........................................................................................................12
Enterische zenuwstelsel (ENS)..........................................................................................................13
Spinal cord (ruggenmerg).................................................................................................................13
HC 4: neuroanatomie deel 2.................................................................................................................16
De hersenstam..................................................................................................................................17
De hersenen.....................................................................................................................................19
HC 5: Snelle neurotransmissie..............................................................................................................24
HC 6: Trage neurotransmissie...............................................................................................................29
HC 7: Sensorisch systeem.....................................................................................................................35
HC 8: Leren en geheugen......................................................................................................................41
Niet associatief leren........................................................................................................................41
Associatief leren...............................................................................................................................42
Geheugen.........................................................................................................................................42
HC 9: Motivatie en attentie..................................................................................................................45
ADHD................................................................................................................................................47
HC 10: Neuronale ontwikkeling............................................................................................................49
HC 11: Neurodegeneratieve ziektes.....................................................................................................55
Parkinson’s disease...........................................................................................................................55
Alzheimer’s disease..........................................................................................................................58
HC 12: Principes van hormonale regulatie............................................................................................61
HC 13: Eten en drinken.........................................................................................................................64
HC 14: Insuline en glucagon..................................................................................................................68
HC 15: Groei en metabolisme...............................................................................................................72
HC 16: Voortplanting en seksuele ontwikkeling...................................................................................77
HC 17: Depressie en schizofrenie.........................................................................................................80
Vragen + antwoorden colleges.............................................................................................................83




1

, HC 1: Introductiecollege
Homeostase: het onderhouden van interne milieu ondanks veranderingen in het externe milieu.
- Het zenuwstelsel en endocriene (hormonale) systeem regelen de homeostatische controle

Het zenuwstelsel: de hersenen zijn het centrale zenuwstelsel. Andere zenuwen in het lichaam zijn
het periferische zenuwstelsel.

Endocriene systeem: bestaat uit hormoon producerende organen. Zoals de lever, alvleesklier,
bijnieren, schildklier en de hersenen.

Alle endocriene organen staan als onderdeel van de hersenen, de systemen werken dus met elkaar.

Het immuunsysteem is ook een regulatiesysteem, maar wordt in deze cursus niet behandeld.




2

, HC 2: Neurale communicatie
Neuronen: Een zenuwcel onderscheid zich van andere cellen. Ze zijn erg gepolariseerd, want ze
hebben erge uitlopers. Aan de ene kant heeft dit een axon en aan de andere kant dendrieten.
Zenuwcellen moeten signalen ontvangen en doorgeven.
- Axon: dit is de doorgevende kant van een zenuwcel.
- Dendrieten: ontvangende kant van de zenuwcellen.
Het axon maakt contact met volgende zenuwcellen. Dit
gebeurd door middel van synaptische bindingen. Axonale
terminals maken contact met de dendrieten van een andere
cel.

Op de dendrieten zitten uitstulpingen (dendritic spines). Dit zijn gespecialiseerde structuren
waarmee ieder van die axonale turminals contact maken. Het contact tussen een axonale turminal en
de dendritische spine vormt de synaptische verbinding tussen twee zenuwcellen.

Er zijn verschillende type zenuwcellen. Je kan ze onderscheiden op verschillende punten:
- Op basis van het aantal uitlopers (axonen en dendrieten) dat ze hebben.
o Multipolaire cel = 1 axon en meerdere dendrieten.
o Bipolair cel = 1 axon en 1 dendriet. Want alle cellen
hebben sowieso altijd 1 axon, maar een bipolaire cel heeft
ook een dendriet.
o Unipolaire cel (pseudo) = hij mag officieel niet bestaan.
Want je hebt minimaal een axon en dendriet nodig om
informatie door te geven en te ontvangen. Dus met maar 1
uitloper kan dit niet. Deze heeft maar 1 uitloper. Maar de
uitloper vertakt zich al heel snel in een axon (doorgevende kant) en een ontvangende
kant die je normaal een dendriet zou noemen, maar er is officieel maar 1 uitloper.
Maar als je moet kijken naar de functie, dan heeft het de functie van een dendriet.
Deze cellen kunnen heel snel informatie doorgeven, zonder dat het cellichaam in de
weg zit bij het doorgeven van dat elektrische signaal.
- Op basis van de vorm. De vorm die de dendrieten innemen in het weefsel.
o Piramide cellen
o Stellate cellen (sterachtige vorm)
o Purkinje cellen (kunnen heel veel signalen van andere zenuwcellen ontvangen)
- Op basis van de lengte van een axon. Een axon kan kort zijn, maar ook heel lang.
o Lang axon = projectie neuronen. Maken ver weg contact en geven ver weg
informatie door.
o Korte axon = interneuronen/schakel neuronen. Deze hebben korte uitlopers. Deze
zijn geplaatst als schakelingen in bepaalde neuronale cyclische.
- Op basis van primaire functie. In de zin van of die informatie doorgeeft aan het cz of dat die
informatie doorgeeft van het cz naar het periferie. Naar bijvoorbeeld klieren.
o Afferente neuronen. Info vanuit periferie naar cz. Dit zijn bijvoorbeeld
gevoelsneuronen. Gevoel in de huid dat doorgegeven moet worden naar de
hersenen.
o Efferente neuronen: deze doen het omgekeerde. Info uit cz naar periferie. Dit zijn
bijv. motorneuronen, deze moeten spiercellen enerveren.
- Op basis van neurotransmitters. In de synaps wordt een neurotransmitter uitgegeven om de
volgende zenuwcel te activeren. Er zijn veel soorten neurotransmitters, bijvoorbeeld
dopamine en acetylcholine, gaba en glutamaat.
 Al deze criteria kan door elkaar gebruikt worden.

3

, 1. What is the longest axon in the human body, or in any animal that ever lived?

Aantal zenuwcellen
In het brein liggen er 300 tot 500 miljard zenuwcellen. Deze zijn allemaal aan elkaar gekoppeld en
geven via de uitlopers informatie aan elkaar uit.
- 1,6 x 1011 vinden we in de grote hersenen (cerabral cortex)
- 1011 kleine granule cellen in de kleine hersenen (cerebellum)
Er zitten niet alleen maar zenuwcellen in het zenuwsysteem. Er zitten 10x zo veel niet neuronale
cellen die ook in het brein zitten die andere functies hebben.

De belangrijkste niet neuronale cellen in het brein zijn:
- Oligodendrocyten: vormen met hun celmembraan een isolerende laag rondom axonen. Dit
laagje heet myeline. Dit is niet een onderdeel van de zenuwcel zelf. Het wordt gevormd door
andere celtypen die met hun celmembranen isolerende laagjes rondom axonen leggen.
- Astrocyte: deze heeft twee belangrijke functies. Het maakt contact met zenuwcellen en
voornamelijk met synapsen en ze spelen een modulerende rol in de manier waarop
zenuwcellen met elkaar communiceren. Een andere belangrijke functie is dat ze met hun
uitlopers contact maken met bloedvaten in het zenuwstelsel. Ze dekken bloedvaten in het
zenuwstelsel helemaal af. Dit is de bloed-hersen barrière. Bepaalde stoffen in het bloed
komen hiermee niet in de hersenen en andersom.
- Microglialcell: dit is een cel die niet van oorsprong in het zenuwstelsel zit, maar dit is een
immuuncel. Ze zijn nodig voor het immuunsysteem in de hersenen. Tijdens ontwikkeling
migreren ze naar de hersenen.
Samen worden deze drie cellen gliacellen genoemd. De letterlijke betekenis hiervan is lijm.

Myelination: de oligodendrocyt heeft uitlopers waarmee hij myeline membraan rondom axonen
vormt. Als de axonen niet gemyeliniseerd zijn en ze komen tegen elkaar aan te liggen kan dit zorgen
voor kortsluiting. Ze helpen ook om elektrische signalen sneller door te geven. In het perifere
zenuwstelsel worden axonen ook gemyeliniseerd alleen zijn het hier andere cellen die dit doen. Dit
zijn schwann cellen.
- In het cz is een enkele oligodendrocyt in staat om meerdere axonen te myeliniseren.
- In het perifere stelsel is om 1 axon te myeliniseren heb je meerdere schwann cellen nodig.

Als hier iets mis mee is dan is er iets mis met de efficiëntie, het gemak en de snelheid waarmee
elektrische signalen in het brein worden doorgegeven. Multiple sclerosis (MS) is een primaire
aandoening van myeline vormende cellen. Dit geldt op oligodendrocyten en op schwann cellen. Bij
MS werken deze cellen niet goed, daardoor worden axonen niet goed gemyeliniseerd of
demyeliniseren. De eerste klachten zijn de signalen niet goed worden doorgegeven.
- Visuele systeem werkt niet meer goed. De signalen worden niet goed doorgegeven naar de
hersenen waardoor er geen betrouwbaar beeld meer wordt gevormd.
- Verlies aan gevoel. Neuronen uit de huid kunnen niet meer goed signalen geven.
- Moeilijkheden met de bewegen. Signalen kunnen niet meer goed aan de spieren worden
afgegeven.
- Vermoeidheid
Het is een ziekte met typische neuronale kenmerken, maar de ziekte is niet ontstaan uit neuronen,
maar de myeliniserende cellen.

Signaalverwerking: De signaalverwerking gaat door middel van elektrische signalen. Neuronen zijn
exciteerbare cellen. Ze kunnen elektrische signalen doorgeven. Exciteerbare cellen werken met een
actiepotentiaal.


4

, Actiepotentiaal: snelle en korte omkeringen van een potentiaal verschil wat van nature aanwezig is
over de celmembraan. Geladen deeltjes kunnen heel snel naar binnen of buiten worden gepompt in
een axon. Hierdoor verandert de lading en treedt er een potentiaal verschil op. Is dit groot genoeg
dan is er een actiepotentiaal.

Het ladingsverschil in een zenuwcel kan je meten door een met een glazen pipet een elektron (kalium
natrium oplossing) in de cel te prikken. Hier zit een versterken aan vast en hiermee kan je het
spanningsverschil meten tussen de binnenkant en buitenkant van het membraan.

Er zijn verschillende fases en types van elektrische activiteit waar neuronen bepalen of ze het signaal
doorgeven.

Een rustmembraanpotentiaal is het spanningsverschil tussen binnen en buiten als de neuron in rust
is. Dit is een gegradeerde potentiaal en dit zijn kleine afwijkingen van rustpotentiaal. Een kleine
positieve of negatieve veranderingen. Deze gegradeerde potentialen kunnen sommige
veranderingen doorgeven. Het wordt dan een actiepotentiaal. Bij een actiepotentiaal moet het zich
verplaatsen van het begin van het axon naar het einde van een axon en dat is het signaal voor
synapsen om actief te worden en de volgende zenuwcel te activeren.




Rustmembraan potentiaal (Vm): aan de binnenkant zit het cytoplasma van de zenuwcel en de
buitenkant is de extracellulaire ruimte.
Er wordt hier een spanningsverschil
van -70mv gemeten. Je meet hier
binnen ten opzichte van buiten. -70
betekent dat binnen meer negatieve
lading is dan buiten. Dit is een heel
laag spanningsverschil.

Aan de buitenkant van de cel zijn de
belangrijkste ladingen Na+ en Cl-. Aan
de binnenkant van de cel zit K+ deze
zijn hier vooral hoog. De belangrijkste
negatieve ladingen zijn
macromoleculen. Voornamelijk
eiwitten. De sideketens van aminozuren hebben vaak ladingen, vaak negatief.

Een cel is in staat om met deze ladingdragers te verplaatsen. In een membraan van een neuron zit
een passief kalium kanaal (passief ion kanaal). Dit kanaal staat altijd open. Door dit kanaal kan kalium

5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lvdijk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.53. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

84146 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.53  7x  sold
  • (0)
  Add to cart